Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17 (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.79 MB)

ebook (4.04 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17

(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 68]
[p. 68]

Poëzie

I.
Aan M * * *.

 
ô Engelinne denk toch niet,
 
Al wijdde ik u sinds lang geen lied,
 
Dat uitstierf mijne liefde!
 
Gij blijft mijn uitverkoren schat,
 
Mijn troost en hoop op 't levenspad,
 
Een schuts voor wat mij griefde.
 
 
 
Ik min u met een reinen gloed,
 
Die me u alleen aanbidden doet
 
En zich niet uit laat spreken!
 
Geen nijd zou dooven, hoe hij loeit,
 
De vlam die in ons boezem gloeit,
 
Maar 't hart in brand ons steken!
 
 
 
Hardnekkig was onze eerste strijd,
 
Geleverd tegen dwang en nijd;
 
Maar heerlijk blonk de lauwer,
 
En schittert nu met hellen glans
 
Aan onzen zuivren liefdetrans,
 
Verbindt ons des te nauwer!
 
 
 
't Is waar, nog daaglijks moeten wij
 
Bestrijden mindre dwingelandij,
 
Aanhoudend ons verdedigen!
 
Maar is de strijd eens uitgestreên,
 
Dan ziet men beiden ons tevreên
 
Den liefdebeker ledigen.
 
 
 
ô Aangebedene Vriendin,
 
Gij voorwerp mijner hechtste min,
 
Wanneer zal eens verschijnen
 
De dag zoo vuriglijk betracht,
 
Waarop een heil ons tegenlacht,
 
Dat nimmer zal verdwijnen?
 
 
 
Edgar De Waele.

Sinay (Waas) Dec. 1886.

[pagina 69]
[p. 69]

II.
In 't stille avonduur.

 
Ik zit in de achterzaal der woon,
 
Zoo goed, bij 't warme vuur,
 
En naast mij zit een lieve maagd,
 
In 't stille avonduur.
 
 
 
Mijn vrienden zijn in kring vergaard,
 
In eene herbergzaal.
 
Zij drinken, rooken, tieren luid,
 
Zijn vroolijk altemaal.
 
 
 
Zij heffen 't lied van Bacchus aan
 
Of 't liedje van de min!
 
Zij juichen maar en schertsen maar,
 
Met onbezorgden zin!
 
 
 
Doch ik, - ik zit in de achterzaal,
 
Zoo goed, bij 't warme vuur,
 
En naast mij zit een lieve maagd,
 
In 't stille avonduur.
 
 
 
Prosper Leflot.

III.
Haar portret.

 
Soms zit ik, uren lang,
 
Op haar portret te staren:
 
De glans van haren blik,
 
Het blond van heure haren,
 
De fijnheid van heur' mond,
 
De blos, waarmêe heur' wangen,
 
En 't blank, waarmêe heur' hals,
 
Heur voorhoofd zijn omhangen,
 
Dit alles treft mij zeer
 
En doet mij wellust smaken.
 
Maar, wat mijn ziel doordringt,
 
En 't hart van min doet blaken,
 
Is zoet- en goedheid, die
 
Er klaar op staan te lezen,
 
En 't reine, dat er straalt
 
Van gansch haar englenwezen,
 
En, in vervoering dan,
 
't Beeld drukkend aan mijn lippen,
 
Laat ik de liefdezucht:
 
‘Mijn liefste toch!’ ontglippen.
 
 
 
Prosper Leflot.

Lier

[pagina 70]
[p. 70]

IV.
Raad.

 
O mensch, sla geene nieuwe wonde,
 
Waar 't harte reeds zoo pijnlijk bloedt!
 
Maar tracht vooreerst de wond te heelen
 
Die reeds het harte lijden doet.
 
 
 
Denk niet onmiddlijk op de wrake,
 
Wen iemand u iets heeft misdaan....
 
Vergeef, en gij zult meerder winnen,
 
Dan door hem machtloos neer te slaan.
 
 
 
Hoe vaak toch wordt ge door den laster,
 
Niet op 't verkeerde spoor gebracht?
 
Of niet misleid door somber afgunst,
 
Die op den val des vijands wacht.
 
 
 
O, laat geen schuldeloozen lijden,
 
Maar stelp veel liever 't prangend wee....
 
Want 't menschenlot op deze wereld
 
Brengt reeds genoeg zijn foltring mee.
 
 
 
Isidoor Albert.

Beirvelde, 1887.

V.
Steek daar uw' schoone centen in.

 
Van actiën hoor ik dikwijls spreken,
 
Maar ik, eilaas! heb er nog geen;
 
Want heb ik iets op zij gesteken,
 
Dan is dat geld ook spoedig heen.
 
 
 
Ik spaarde - laatst - een tweetal weken.
 
'k Had al een' goede som bijeen:
 
Maar 'k moest mijn lieve nicht (?) besteken;
 
'k Wilde haar iets koopen uit 't gemeen.
 
 
 
Zeg, was ik nu geen domme kinkel?
 
Ik trok maar recht naar eenen winkel,
 
En kocht haar iets naar mijnen zin....
 
 
 
'k Droeg 't haar; 'k was er nog bij verlegen.
 
Verdoemd! 'k heb nog geen kus gekregen....
 
Steek daar uw' schoone centen in!
 
 
 
Isidoor Albert.

Beirvelde, 1886.

[pagina 71]
[p. 71]

VI.
Roza's graf.

 
Uw laatste woord verzwond: ‘Gij ziet mij heden sterven,
 
Maar eeuwig min ik U.’ - Doch ik begreep toen niet,
 
Hoe eens uw schimme weêr het aanzijn zou verwerven,
 
En spreken tot mijn hart, verzonken in 't verdriet.
 
 
 
De levensadem stierf op uwe paarsche lippen,
 
De blos vlood van uw koon, en aan uw zacht gemoed
 
Hoor ik geen liedren meer verrukt en blij ontglippen,
 
Betooverd door uw blik vol teedren liefdegloed.
 
 
 
Uw tong verloor heur galm, uw oog is 't licht ontvloden,
 
En ach! geen harteklop beweegt uw boezem meer;
 
Maar in het eenzaam bosch of op het veld der dooden,
 
Daar, neêrgezonken star, zie ik uw luister weêr.
 
 
 
Indien een lichte wind ruischt in het wilgenlover,
 
Dan schijnt mij dat uw stem zacht in mijne ooren kweelt;
 
En 'k meen: uw dierbre schim zendt mij uw wenschen over,
 
Wanneer 't cypressenblad mijn treurend voorhoofd streelt.
 
 
 
Nu eerst heb ik verstaan dat liefde niet kan sterven,
 
En dat heur laaie vlam den dood te boven schiet!
 
Zoo lang dus, Roza zoet, ik rond uw graf blijf zwerven,
 
Zoo lang is 't dat mijn hart uw liefdeblik geniet.
 
 
 
Gustaaf Rens.

Leuven, 1887.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Edgar De Waele

  • Prosper Leflot

  • Isidoor Antoon Albert

  • Gustaaf Rens


datums

  • december 1886

  • 1887

  • 1886

  • 1887