Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17 (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.79 MB)

ebook (4.04 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17

(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 397]
[p. 397]

Poëzie

Weemoed

 
'k Hoorde een zoeten orgeltoon,
 
Jublend aangeheven,
 
Die met klanken wonderschoon
 
Mij omhoog liet zweven;
 
Maar dit heelde niet de smart
 
Van mijn wreedgefolterd hart.
 
 
 
'k Hoorde eene englenmelodie
 
Die mijn ziel mocht roeren,
 
En, in teedre harmonie,
 
Van deze aarde voeren;
 
Maar ik bleef bedroefd van zin,
 
En onvatbaar voor de min.
 
 
 
'k Hoorde een stemme, gul en zoet,
 
Die van vreugde kweelde;
 
't Was eens meisjes minnegroet,
 
Die mijne aandacht streelde;
 
Maar mijn hart bleef vol verdriet
 
Bij den toon van 't liefdelied.
 
 
 
Gustaaf Rens.

Leuven 1887.

De weerhaan en de zonnebloem

(Fabel)

 
Een weêrhaan riep, van op zijn hoogen toren,
 
Tot eene zonnebloem, die in den tuin
 
Des kosters stond te gloren:
 
‘Gij simple sloor!... gij draait de kruin
 
Gestadig naar dezelfde streken:
 
Van Oost naar West!...
 
En is de zon ontweken
 
Op welke gij uw zinnen vest,
 
Gij valt daar aan het treuren,
 
Als waart Gij niet meer op te beuren!
 
Kom, kom!
 
Dat is te dom.
[pagina 398]
[p. 398]
 
Verzoek uw hovenier, dat hij u op een pinne
 
Verplaatse; ja, gij zult er veel bij winnen,
 
Want dag op dag,
 
In eenen slag,
 
Zult gij u kunnen draaien,
 
Al waar de wind wil waaien!...’
 
 
 
Vol medelijden zegde dan de bloem
 
Tot onzen ijdlen weerhaan: ‘Gij zoekt roem
 
In u te wenden en te keeren op uw spil,
 
Gelijk de wind wil blazen,
 
En daarom ook zijt gij het beeld der dwazen,
 
Die heel beroofd van eigen wil,
 
Maar altoos draaien naar eens anders gril!...
 
Ik heb mij zelve niet te prijzen;
 
Nochtans, mijn hovenier
 
Beziet mij hier, met veel pleizier,
 
Als 't sprekend zinnebeeld der wijzen,
 
Omdat ik steeds het aangezicht
 
Van 't Oosten naar het Westen richt,
 
Waar ik verrukt, in diepe wonne,
 
Het glansend licht volg van de zonne, -
 
De milde bronne
 
Van hoop en leven op deze aard',
 
Die heil en zegen baart!...’
 
 
 
Och! God toch van den hoogen hemel!
 
Wat kluchtgewemel
 
Van weêrhaans ziet men thans,
 
Die, uit den hoogen trans
 
Van hunnen toren,
 
Vol ijdlen waanzin staan te gloren!
 
En dan, hoe menig man, die trouw de waarheid zoekt,
 
Staat slechts als zonnebloem, - of sukkelaar geboekt!..,
 
 
 
P.P. De Nys.

Komen.

[pagina 399]
[p. 399]

Amelberga TruymanGa naar voetnoot(1)

 
Is 't grootsch voor 't vaderland te sneven,
 
Nog grootscher is 't, er voor te leven.
 
Op wreedheid tuk en zegedronken,
 
Zag men de Fransche buiters pronken
 
In Vlaandren, door den krijg verneerd;
 
De vreemdling was aan 't ommezwerven,
 
Hij stichtte brand of viel aan 't kerven,
 
Geen landzaat bleef er ongedeerd;
 
Men zag hen tempels nedervellen,
 
Het weerloos volk moedwillig kwellen
 
Van dood noch 's hemels wraak verveerd.
 
 
 
De vredezon was neêrgezonken,
 
De zon, die elkeen deed ontvonken
 
Van vreugde in Steken's vruchtbre streek,
 
Waar, dank aan wakkre dorpsgenooten,
 
Dagaan de welstand mocht vergrooten,
 
Doch nu aan 't lentseizoen geleek,
 
Dat goud voorspelde en weeldrig groeien,
 
Tot 't al, op eens, bij 't stormenloeien
 
In heldren glans en pracht bezweek.
 
 
 
Daar rukken ze aan, belust op moorden
 
In woede, en nadren Steken's oorden
 
Als roovers, 't oog gericht op buit;
 
Zij vergen 't goud der ingezeetnen,
 
En wee, ja wee hun, de vermeetnen,
 
Die niet voldoen aan 't wreed besluit;
 
't Zij rijkaards, 't zij behoeftige armen -
 
Niets zal hen voor den eisch beschermen:
 
Hen wacht vervolging, 't doodend kruit.
 
 
[pagina 400]
[p. 400]
 
Dra eischt m'al meer; de Steknaars beven,
 
Welk antwoord zal de dorpsraad geven?
 
Het groot rantsoen valt hem te zwaar.
 
Men doet een aanbod tot bevreedgen,
 
Ja, is bereid de schuur te leedgen,
 
Doch wat men biedt den plunderaar -
 
Hij luistert naar geen vredewenken....
 
Wie zal nu hulp den dorpers schenken?
 
Wie leent nu uitkomst in gevaar?
 
 
 
Doch zie, een maagd, zoo koen als schoone
 
Aan deugdbetrachting, plicht gewone,
 
Zoekt redding, na een lang gebed
 
Voor 't vadererf; zij zal het wagen
 
Den veldheer gaan genâ te vragen:
 
En trots wie 't haar ontzegt, belet,
 
Knielt zij voor hem, ter aard' gebogen,
 
Heft smeekend de armen beî ten hoogen,
 
En Stekene is, voorwaar! gered.
 
 
 
Aan u onze hulde, spruit der Belgen!
 
Nooit zal de tijd uw roem verdelgen,
 
Gij, redster in den bangen nood;
 
Want slechts niet u en dorpers mede
 
Vergundet gij en rust en vrede,
 
Maar dreeft van elk 't moorddadig lood;
 
U kan geen grootspraak dan beloonen,
 
Daartoe behooren lauwerkronen,
 
In duur trotseerend graf en dood.
 
 
 
Te recht dan is 't dat 't land u roeme
 
o Schoone, kloeke Waasche bloeme,
 
Tweede Esther, Mardocheüs schat.
 
Was aan Berlijn, Rachel geschonken,Ga naar voetnoot(1)
 
Mocht Holland, met Jacoba pronken,Ga naar voetnoot(2)
 
Juicht Frankrijk dat 't Renée bezat -Ga naar voetnoot(3)
 
De Vlaming blijft fier en hoovaardig,
 
Als al zijn hulde en eerbied waardig,
 
Op u, o Truyman, eeuwig prat.
 
 
 
Karel Delmotte.

Gent, 1887.

[pagina 401]
[p. 401]

Weet gij....

 
Weet gij, liefste, waarom 's avonds
 
't Lied des vogels treurig zwijgt?
 
Weet ge, waarom dan het bloempje
 
Naar den grond het hoofdje nijgt?
 
 
 
't Is omdat de wereldminner
 
Aan de westerkim verdween:
 
Met de laatste zonneglansen
 
Vlood hun zieleleven heen.
 
 
 
En zoo ook is 't mij, mijn dierbre,
 
Na het droeve scheidensuur;
 
Jozefine, zon mijns levens!
 
Liefdestar aan 't rein azuur!
 
 
 
D.V.

Uit ‘Kaf en koorn’

Poëzie en Proza.

I.

 
Prachtig versierde de Lente de bloemen,
 
Gaf haar van hemelsche kleuren een kleed,
 
En hield haar den roem en
 
De zege gereed;
 
Maar ach! - verwijderd van de zonne
 
Zij tooien 't akelig, donker woud,
 
Zij kennen geen wonne,
 
Zij blijven zoo koud....
 
O, bloemen, o, voellooze bloemen!
 
 
 
Bontige verwen en streelende gorgels
 
Vielen zoo kwistig den vogels ten deel,
 
Levendige orgels
 
Voor 't minnegestreel;
 
Maar ach! - in 't diepe groen der hagen,
 
Zij tjirpen hun eentonig lied;
 
Van vrijen en vragen
 
En weten zij niet...
 
O, vogels, o, ziellooze vogels!
 
 
[pagina 402]
[p. 402]
 
Godlijke schoonheid, nog nimmer beschreven,
 
Legde Natura mijn meisjen in 't oog,
 
Zoo helder, zoo even
 
Als d'hemelenboog;
 
Maar ach! - wen zieleleed mij griefde,
 
Zij kende nooit de medesmart
 
Der heilige liefde:
 
Zij voelde geen hart....
 
O, maged, o, hartelooze maged!

II.

Sehnsucht (Rückert.)
 
Zweef ik soms in bloeiende oorden,
 
't Meisje zoekend, lief en trouw,
 
Dat mij sloeg in gouden koorden,
 
Welke ik nooit ontwijken wou, -
 
 
 
Welk een wenschen, wat verlangen
 
Voert de ziele naar omhoog,
 
Naar de wolk, met fulp omhangen,
 
Naar den blauwen hemelboog!
 
 
 
Met den vogel wou ik vliegen,
 
Op de sterre wou ik staan,
 
Mij op windes vlerken wiegen,
 
Bruizend over bergen gaan, -
 
 
 
Tot ik landde aan 't zalig oordje,
 
Waar, uit 't diepe bosschelijn,
 
Wenkt het zacht ontsloten poortje
 
Van haar eenzaam huizekijn....
 
 
 
Snel ontweken, snel vervlogen
 
Zijn die wenschen groot en kleen,
 
En de ‘Sehnsucht’ keert bewogen
 
In haar huisjen, stil, alleen!

voetnoot(1)
Ten jare 1798, den 26 October, om elf uren des morgens, viel eene compagnie Fransche soldaten, aangevoerd door Generaal Hoste, in Stekene. De soldaten eischten, dat er hun aanstonds levensmiddelen zouden toegediend worden, en wel in zulke groote hoeveelheid, dat de meier er niet in bewilligen kon. De bevelhebber Hoste had dit nauwelijks vernomen, of hij werd schier razend van woede en liet het schrikverwekkende nieuws rondloopen, dat men de gemeente ging overleveren aan de plundering en daarna aan de vlammen. De compagnie stond gereed het bevel uit te voeren, toen eensklaps eene jonge maagd, glanzend van schoonheid den generaal nadert; hare prachtige blonde haarlokken verward over de schouders zwierende en de handen hemelwaarts geheven, viel zij voor den aanvoerder ten gronde en snikte voor hare medeburgers om genade... Dit meisje was Amelberga Truyman, geboren te Stekene op 8 Januari 1776, dochter van den meier Joost Truyman. De smeeking van Amelberga, en hare buitengewone schoonheid maakten zoo veel indruk op het gemoed des krijgsmans, dat de generaal haar van den grond opheffende, beloofde Stekene te zullen sparen. De heldhaftigheid van Amelberga Truyman redde dus de gemeente van eene zekere vernieling, misschien van menige doodslagen. Zie verder, de geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oostvlaanderen, door M. Frans de Potter en Jan Broeckaert. D. 27. bl. 63 en v.-
voetnoot(1)
Rachel, Antonia, Frederik Robert. Zie Woordenboek der Zamenleving voor vrouwen, door M. Witsen Geysbeek, D. VII. bl. 297.
voetnoot(2)
Jacoba van Beieren. Zie levensbeschrijving van eenige voorname meest Nederlandsche mannen en vrouwen. D. V. bl. 294.
voetnoot(3)
Renée van Frankrijk, Hertoginne van Ferrare. Bij Johan van Beverwyck, van de uitnementheyt des vrouwelicken geslachts. D. II. bl. 270.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gustaaf Rens

  • P.P. de Nijs

  • Karel Delmotte

  • Karel Victor Hippoliet de Queker


datums

  • 1887