Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17 (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.79 MB)

ebook (4.04 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 17

(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 559]
[p. 559]

20e Nederlandsch Taal-en Letterkundig Congres

(Zie vorige aflevering, blz. 461).

De heer Em. Rosseels uit Antwerpen sprak over de valsche richting van het tooneel in Holland en België, en begon in den aanvang zijn leedwezen te betuigen over de weinige belangstelling in deze afdeeling. Op het tooneelcongres in 1876 te Antwerpen werden vele veranderingen en verbeteringen voorgesteld, maar daarvan is niets te bespeuren. De ongelukkige samenstelling der repertoria is een van de hoofredenen, dat ons tooneel niet zal kunnen vooruitgaan. Men voert de stukken van Nederlandsche schrijvers niet op, en daardoor wordt het tooneel een exploitatie. De opbrengst is hoofdzaak, om het zedelijk belang wordt niet gedacht. Drie kwart van de stukken worden geschreven door hen die anders gevoelen, denken en handelen als wij. Het overige kwart, oorspronkelijk, wordt bij genade opgevoerd. Men zegt dat in Holland en België geen tooneelschrijvers zijn, maar dat is een gevolg van den wansmaak, door Fransche en andere ‘draken’ gevoed, waardoor een eenvoudige handeling geen aantrekkingkracht meer oefent. Studeerde men de Nederlandsche werken even goed als de buitenlandsche, gaf men er evenveel voor uit, ze zouden wel voldoen. Maar integendeel worden de tooneelschrijvers ontmoedigd, het uitschot uit het buitenland, dat goeden smaak en zedelijk gevoel mist, wordt boven hunne producten getrokken en daarom wordt de voorraad oorspronkelijke werken niet grooter, al hebben de prijskampen nut gedragen. Het premiestelsel van de Regeering voor oorspronkelijke werken keurt Spreker af; als 't alleen te doen is om het lieve geld, dan is de tooneellitteratuur niet op den goeden weg. Daardoor gaat te veel kaf onder 't koren schuilen en door het kaf wordt het koren niet gewaardeerd. Ook daarin moet veel worden verbeterd om een echt Nederlandsch tooneel te scheppen. Alléén de aandacht wenschte spr. op die toestanden te vestigen, zonder tot bepaalde adviezen te komen.

De heer Rössing zeide dat inhet repertorium in ons land veel verbetering is gekomen. Het tooneelverbond zou daarop invloed kunnen oefenen door overleg met tooneelbesturen, door

[pagina 560]
[p. 560]

hen te wijzen op wenschelijke opvoeringen. Vaststelling lang te voren met noodige afwisseling is zeer noodig, ook voor den artist, die zich geruimen tijd kan voorbereiden. Men kan dan ook klassieken in de lijst opnemen, en bij deugdelijke voorbereiding zal 't niet kunnen voorkomen dat de stukken van Ibsen hier nog niet zijn opgevoerd. Slechts één werk is te Rotterdam, vertoond. De veelbewogen Fransche drama's moeten niet worden vergeten. Spr. erkent gaarne liever een stuk van Dennery dan Macbeth te zien, maar Shakespeare te lezen. De tooneeldirecteur in Duitschland moet artistieke en litteraire ontwikkeling hebben of aantoonen dat zijne regisseurs die hoedanigheden bezitten.

Spr. herinnert onze tooneeltoestanden sedert het uitmuntende gezelschap Albrecht & Van Ollefen, die zooveel deden voor de oorspronkelijke kunst evenals de latere Rotterdamsche directiën.

In zijn verder betoog deelde spr. mede dat in Amsterdam de stukken van Van Maurik en van Shakespeare het meeste geld maken. Wat de algemeene tooneeltoestanden betreft staan wij nu op het doode punt.

De heer J. Heuff Azn. zegt, dat Amsterdam eigenlijk geen tooneelgezelschap heeft. Kan een gezelschap als dat van het Leidscheplein Macbeth spelen. Neen. Amsterdam heeft een reizend tooneelgezelschap, moet zich behelpen meteen reizende troep die hier domicilie heeft. Spr. deelde mede dat hij een eerste lezing van een oorspronkelijk stuk de acteur, die de hoofdrol moest vervullen, er niet was, evenmin als een ander, die in het stuk moest optreden, en toch ging de lezing door. Tijdens de lezing verdwenen de artisten die niets meer te zeggen hadden, hetgeén hun niet kwalijk was te nemen. Zoodra eenig stuk, zeide spr., gelezen was, moesten de dames en heeren weêr op reis. Voorts schetste hij den verderen loop der repetitiën, in vergelijking met het buitenland; de groote liefde voor het tooneel in Duitschland en dankbaar erkennende wat onder de ongunstige omstandigheden hier ter stede door de mannen wordt gedaan, die aan het hoofd staan van Het Nederl. Tooneel.

Tot de slotsom kwam Spr., dat door subsidie Amsterdam moet komen tot een gezelschap, dat niet hehoeft te reizen om te kunnen bestaan. Hij hoopt dat de algemeene vergadering dien wensch zal uitspreken.

De heer Berckenhoff roemde het idealistische betoog van

[pagina 561]
[p. 561]

den heer Rosseels, al is hij 't daarmede niet eens. In een klein land stelt het repertorium grooter eischen, omdat het publiek kleiner is, en oorspronkelijke stukken die in den smaak vallen worden zeer dikwerf opgevoerd. De gewraakte toestanden berusten alle op de geldkwestie, en volkomen kan spr. zich met het betoog des vorigen sprekers vereenigen. Van het tooneel is niets meer te eischen, zoolang 't in de ongunstige omstandigheden blijft als de tegenwoordige.

De heer Rosseels betoogt dat men in België de Hollandsche stukken niet kent en in Holland niet de Belgische; over het geheel worden de oorspronkelijke stukken veronachtzaamd.

De heer Jan C. de Vos vroeg: waarom alles te wijten aan de tooneeldirecteuren. Ligt 't niet ook aan de tooneelschrijvers? De heer Rosseels veroordeelde zoo de draken, de stukken met groot effect. Maar in die soort stukken wordt in menig tooneel 't meest aan de dramatische eischen voldaan. Wat de directeuren aangaat, kan men hen verwijten dat zij niet ter wille van tooneelschrijvers geld verknoeien. Toch meende spr. door eenige voorbeelden als zijne meening te moeten te kennen geven, dat Het Nederl. Tooneel in de beoordeeling van ter opvoering aangeboden oorspronkelijke stukken niet den weg gaat die ter bevordering van de oorspronkelijke tooneellitteratuur kan leiden. Zou de Tooneelschool niet oorspronkelijke stukken op de jaarlijksche examen kunnen opvoeren? Kan het Tooneelverbond niet een kleinen schouwburg huren?

Enkele opmerkingen door eenige sprekers over hetgeen reeds was gezegd gingen vooraf aan een betoog van den heer Hoste, dat de heer Rosseels, wat Vlaanderen betreft, ongelijk heeft, want de tooneelbesturen willen wel, maar de oorspronkelijke tooneelarbeid ontbreekt en het publiek kan niet worden gedwongen. Te Brussel wordt veel gedaan ter bevordering van oorspronkelijke tooneellitteratuur, en het geld, met de gewraakte draken gemaakt, heeft gestrekt om de verliezen der oorspronkelijke stukken te dekken.

De heer Rössing, het herhaalde reizen zeker afkeurende, acht een enkele reis toch goed, ook om de critiek van het publiek. Te Utrecht trekt een draak, te Groningen niet; in Den Haag spelen de artisten beter dan hier, omdat het publiek hooger eischen stelt. Wat de oorspronkelijke stukken betreft, er gaat geen dag om of er komt ten minste één in, en alle worden beoordeeld.

Dat de geldkwestie, subsidie, de geheele kwestie be-

[pagina 562]
[p. 562]

heerscht, wordt door enkelen der reeds genoemde sprekers opnieuw in het licht gesteld, met mededeeling van onderscheidene eigenaardige bijzonderheden, waarna de beraadslaging werd gesloten.

Om tot eenig resultaat te komen, stelde de heer Perk als vraag: wat het Tooneelverbond zou kunnen doen om met Het Nederl. Tooneel saam te werken tot de vaststelling van een repertorium bij den aanvang van het tooneeljaar, waarop de heer Rössing, in het licht stellende dat voor de jongere krachten vooral degelijke voorbereiding zoo wenschelijk is, antwoordde, dat het hoofdbestuur van het Tooneelverbond een lijst moest opmaken van stukken, door het Verbond wenschelijk geacht, waaruit Het Nederl. Tooneel dan een keuze kan doen. Lastertongen en Romeo en Julia zijn door aandrang van buiten tot opvoering gekomen.

Prof. A.G. Van Hamel betoogde de wenschelijkheid van debuten voor jeugdige artisten, en zag in samenwerking tusschen Tooneelverbond en Nederl. Tooneel een belangrijk element van vooruitgang.

Daarna volgden enkelen mededeelingen van den heer Van Holkema over de belangen van den Nederlandschen boekhandel in het buitenland. In Transvaal en in België laat dit veel te wenschen, in Noord-Amerika is 't beter, zoo in West-Indië en zeer goed in Oost-Indië.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken