Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18 (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (1.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18

(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

Folklore der gemeente Casterlé.
I. Gesprokene Letterkunde.
(Zie eerste aflevering blz. 25).

6. Kinderliederen.

a. Rond Paschen hoort men de kinderen het luiden der klok gewoonlijk vergezellen met het refrein:

 
Bim, bom, beiren!
 
De koster mag geen eiren.
 
Wat mag hij dan?
 
Spek in de pan.
 
De koster is een lekkere man.

b. Het paardje rijden der kinderen op de knieën van vader is vooral den Vlaamschen volke eigen. Overal wordt het, tot vermaak der lustige kleinen, door een liedje begeleid.

Te Casterlé zingt men:

 
Dju, dju perdje,
 
Met zijn vosse stertje,
 
Met zijn koperen bellekens aan,
 
Het kindeken zal naar Rome gaan.
 
Hoe harder dat het perdje loopt,
 
Hoe korter dat het stertje wordt!

c. Rond den 11den November, St Martensdag, hoort men door de kinderen, langs de straat, roepen:

 
Sinte Merten zat achter den kant
 
Hij sch... 'nen str... drie ellen lang,
 
Sinte Merten, djo!

d. Den 14den September, op St Catharina's dag, plachten de kinderen vroeger, gelijk thans nog met nieuwjaar van deur tot deur te gaan zingen, om eene gift te bekomen; doch dit is gansch uit het gebruik gegaan.

Men zong:

 
Ter eere van Sinte Catherina,
 
Geef wat,
 
Houd wat,
 
Te naaste jaar noch wat
 
Ter eere van Sinte Catharina!
[pagina 137]
[p. 137]

7. Nieuwjaarsliedjes.

Te Casterlé, zooals overigens in de meeste Vlaamsche buitengemeenten, is het oude gebruik nog in zwang, dat de kinderen, op den laatsten dag des jaars, van deur tot deur een liedje gaan zingen, om de eene of andere nieuwjaarsgift te erlangen. Het is wonder in hoe grooten getalle die nieuwjaarszangen onder het kindervolk zijn bewaard gebleven. Te Casterlé hoort men er niet minder dan acht.

Het eerste nieuwjaarsliedje dat de kinderen leeren is het volgende:

a)

 
Nieuwjaarken zoete,
 
Ons verken heeft vier voeten,
 
Vier voeten en 'nen rug,
 
Ik ben onze vaders vlugGa naar voetnoot(1).

Daarop volgt gemeenlijk:

b)

 
Wat rijke wat rooze bloemekens!
 
GeloorenGa naar voetnoot(2) zij DeezekensGa naar voetnoot(3) naam.
 
Wie ligt daar in dat kribbeken?
 
Een klein kindje klein,
 
Wie zal dat kindje kussen,
 
Aan zijnen roozen mond?
 
Het is zoo ziek van herte,
 
Alweder ongezond.
 
De hemel is gesloten
 
Al over drie duizend jaar.
 
Hij is weer open gelotenGa naar voetnoot(4)
 
Met dezen zaligen nieuwjaar.

Met de variant:

c)

 
Wat rijke, wat rooze roksken!
 
De pap staat op een bloksken;
 
Al die-t-er niet van eten en wil,
 
Krijgt wat op zijne magere bil.

Verder:

d)

 
Nieuwjaarken, goeiGa naar voetnoot(5) gebuur,
 
Daar staat een vette(n) os in 't schuur.
 
Hij eet al van den havertas.
 
Hebt ge wat gras?
 
Spoed u wat ras.
 
De papen en de klerken
 
Zijn te lui te werken.
 
Jan met zijnen linkerpoot,
 
Die eet zoo geerne peperkoek,
 
Peperkoek en abberdaan
 
Geef me 'nen stuiver en laat me gaan.
[pagina 138]
[p. 138]

En:

e)

 
Nieuwjaarken komt in 't land,
 
Ons verken heeft zijn gat verbrand,
 
Van achter aan zijn protje.
 
Moeierken,Ga naar voetnoot(1) geef m'en notje;Ga naar voetnoot(2)
 
Hebt ge geen notje, geef m'en duit.
 
Morgen is de nieuwjaar uit.

Vroeger meer dan thans, plachten de grootere jongens en meisjes ook 's avonds gaan nieuwjaar te zingen, zooals men dit noemt:

Tot hun repertorium behooren:

f)

 
Herderkens van buiten,
 
Spoedig op de been!
 
Trommelkens en fluiten,
 
Recht naar Betlehem!
 
Te Betlehem is geboren
 
Een(en) God van al,
 
Die het leven
 
Ons kwam geven
 
In den stal.
 
Hij heeft nog wel drie lammekens
 
Zoo vet gemest.
 
Hij heeft nog wel drie eitjes
 
Zoo warm in zijn nest,
 
Om te vereeren,
 
't Klein kindje te eeren,
 
En zoo wenschen wij u al te gaar
 
Een gelukkig nieuwe jaar.

Soms gebeurt het, dat een hoop kinderen, vooral de jongens, voor het huis, waar zij niets gekregen hebben, in koor roepen:

 
Hoog huis, leeg huis,
 
Daar zit een gierige pin in huis!
g) Nieuwjaarslied van de X getallen.
 
Een is er een!
 
Eenen Jesum Christum in 't openbaar! -
 
Met Christus willen wij vroolijk zijn
 
in 't zalig Nieuwjaar.
 
 
 
Twee zijn er, twee!
 
De twee Tafelen Mozes',
 
en eenen Jesum Christum in 't openbaar!
 
Met Christus....
 
 
[pagina 139]
[p. 139]
 
Drij zijn er, drij!
 
De drij Patriarken
 
de twee Tafelen Mozes',
 
en eenen Jesum Christum in 't openbaar!
 
Met Christus....

Enz. elke strophe begint met het volgende getal; zoodat de laatste luidt:

 
De tien Geboden Gods,
 
de negen Koren der Engelen,
 
de acht Zaligheden,
 
de zeven Sacramenten,
 
de zes kruiken water en wijn,
 
de vijf Wonden Christi,
 
de vier Evangelisten,
 
de drij Patriarken,
 
de twee Tafelen Mozes',
 
en eenen Jesum Christum in 't openbaar!
 
Met Christus zullen wij vroolijk zijn
 
in 't zalig Nieuwe jaar!Ga naar voetnoot(1)

Doch hun lijfstuk was en is nog:

h)

 
Allerhoogste, die op heden
 
Wordt in eenen stal aanbeden,
 
Is het mogelijk, groote God!
 
Gelijk besloten, gelijk besloten
 
Al in een slot.
 
Tusschen twee zeer stomme beestenGa naar voetnoot(2)
 
ZijdeGa naar voetnoot(3) gij den allereerste,
 
Gij, die onze koning zijt,
 
Die voor ons in een kribbe leitGa naar voetnoot(4)
 
Veel geluk aan alle menschen.
 
Dat zij hebben, alwat zij wenschen.
 
En nu wensch ik u altegaar
 
Een gelukzalig nieuwe jaar.

8. Speelliederen. bij het touterspel.Ga naar voetnoot(5)

a)

 
Onder de groene boomen
 
Daar lag een Engelsch schip.
 
De Franschman was gekomen,
 
Hij was zoo gek als ik
 
Hij had een' hoed van pluimen
 
Een rok van perkament.
 
De heel stad zal ruimenGa naar voetnoot(6)
 
Voor zoo'n breeden vent.
[pagina 140]
[p. 140]
 
't was op 'nen Zaterdagavond,
 
De klok sloeg half tien,
 
Toen hief de hond zijn stertje omhoog
 
En liet zijn billekens zien.

De twee volgende schommelliedjes zijn het meest in gebruik.

b)

 
Te Castel in den hoogen toren,
 
Daar luiden de klokken met vijven.
 
Zij roepen Elisabeth Leyzen.
 
Elisabeth Leyzen is niet thuis.
 
Waar is zij dan?
 
In 't zomerhuis.
 
Wat doet zij daar?
 
Zij kamt heur haar
 
Met twee ivooren kammekens.
 
Wat doet zij met die kammekens?
 
Haarken ontwarren.
 
Wat doet zij met dat haarken?
 
Toomkens vlechten.
 
Wat doet zij met die toomkens?
 
Peerdekens leiën.
 
Wat doet zij met die peerdekens?
 
Haverken zaaiën,
 
Wat doet zij met dat haverken?
 
TikskensGa naar voetnoot(1) voederen.
 
Wat doet zij met die tikskens?
 
Eiren laten leggen.
 
Wat doet zij met die eiren?
 
Pannekoek bakken.
 
Wat doet zij met die pannekoek?
 
Opeten en wegwerpen.
 
Wat heeft den armen man gedaan?
 
Al over ons Lieve-Heers koren gegaan,
 
Zoo diep als 'en piek,
 
Zoo lang als 'en plank.
 
Geef het schaapken nog 'nen goeien stuurstoot
 
Van vieren of van vijven.
 
Laat het schaapken hangen en drijven.

c)

 
Onder de bank
 
Daar leeGa naar voetnoot(2) wat zand;
 
Daar voeren wij meê naar Engeland,
 
Van Engeland naar Spanje.
 
Drie appeltjes van Oranje.
 
Drie peren van den hoogsten boom.
 
Al die 't langste tuikenGa naar voetnoot(3) trekt;
 
Die zal hebben de gouden kroon,
 
De gouden kroon van biezen.
 
Te Winter zal het vriezen,
[pagina 141]
[p. 141]
 
Te Zomer, als het zonneken schijnt,
 
Dan liggen de tuinen in bedden geruimdGa naar voetnoot(1)
 
En a een, en a twee, en a drie!
 
Schudden, schudden
 
De peren zijn rijp!

Bij het blindedoekspel.

 
Heksegriet,
 
Pak die ge ziet,
 
Maar mij niet.

Bij den rondendans, een meisjesspel.

e)

 
Ik heb een wit spiegeltje gevonden.
 
Ik heb het aan mijn harteken gebonden.
 
Aan mijn harteken eenen draad,
 
Dat er zeven jaren staat.
 
Zeven jaren in de ronde
 
....Ga naar voetnoot(2) heeft zich eens omgekeerd,
 
....Ga naar voetnoot(2) heeft er wat bijgeleerd.

Bij het ezelspel, een meisjesspel.

f)

 
Ik heb eenen ezel aan mijn hand.
 
Wat zal ik hem te eten geven?
 
Zoete melk met witte brood,
 
Gelijk den ezel toebehoort.
 
Weg, weg, ezel!
 
Kom, kom, ezel!

Bij het loopspel.

 
PeerGa naar voetnoot(3) en Klaas,
 
Waarhenen wat raas?
 
Naar Mechelen toe,
 
Om zeep en zout,
 
Boter en smout,
 
Wit lint, zwart lint,
 
Daar de boer zijn broek meê bindt.

Maschoffeltje,Ga naar voetnoot(5) een meisjesspel.

 
alleenzang.
 
Maschoffeltje, maschoffeltje,
 
Vanwaar komt gij getreden,
 
Maschoffeltje?
[pagina 142]
[p. 142]
 
koor.
 
Wij komen al uit Frankrijk,
 
Maschoffeltje. (bis)
 
alleenzang.
 
Wat hebt gij daar weest halen,
 
Maschoffeltje? (bis)
 
koor.
 
Een mandeken met een roosje,
 
Maschoffeltje. (bis)
 
alleenzang.
 
Aan wie zult gij dat geven
 
Maschoffeltje? (bis)
 
koor.
 
Al aan mijn naaste geburen,
 
Maschoffeltje. (bis)
 
alleenzang.
 
Wie zijn u naaste geburen
 
Maschoffeltje? (bis)
 
koor.
 
Al wie mijn huisje zal schuren
 
Maschoffeltje. (bis)
 
alleenzang.
 
Wie zal uw huisje schuren,
 
Maschoffeltje? (bis)
 
koor.
 
Dat zal een katje en een muisje moeten zijn
 
Maschoffeltje. (bis)
 
alleenzang.
 
Wie zal dat katje en dat muisje moeten zijn,
 
Maschoffeltje? (bis)
 
koor.
 
Dat zal...... en......Ga naar voetnoot(1) moet zijn
 
Maschoffeltje? (bis)
 
alleenzang.
 
Wat zult gij die geven
 
Maschoffeltje? (bis)
 
koor.
 
Ik zal ze......Ga naar voetnoot(2) geven
 
Maschoffeltje (bis).
 
alleenzang.
 
Daar krijgt gij ze nog niet voor
 
Maschoffeltje. (bis)
[pagina 143]
[p. 143]
 
koor.
 
Pakt de dochters met de hand
 
En voert ze meê naar Engeland!
 
Van dominé, van dominé,
 
Van sint sanctus!
 
Wij hebben twee dochters
 
Op ons schoon kasteel gekregen.
 
Van dominé, van dominé,
 
Van sint sanctus!
voetnoot(1)
schalksch kind.
voetnoot(2)
geëerd.
voetnoot(3)
Jezus.
voetnoot(4)
gelaten, gedaan.
voetnoot(5)
goede.
voetnoot(1)
moederken.
voetnoot(2)
nootje.
voetnoot(1)
Het tijdschrift: ‘Volkskunde’ deelt mede, dat volgens de Coussemaeker, dit lied van Druïedischen oorsprong zou zijn.
voetnoot(2)
os en ezel.
voetnoot(3)
zijt.
voetnoot(4)
ligt.

voetnoot(5)
te Casterlé zegt men sturen voor touteren.
voetnoot(6)
plaatsmaken.
voetnoot(1)
hennen.
voetnoot(2)
ligt.
voetnoot(3)
touw, waarmede men bijwijlen den schommel beweegt.
voetnoot(1)
in orde gebracht.

voetnoot(2)
hier noemt men den naam van een kind.
voetnoot(2)
hier noemt men den naam van een kind.

voetnoot(3)
Pieter.

voetnoot(5)
een dik vrouwtje.
voetnoot(1)
Hier noemt men twee namen van kinderen uit het spel.
voetnoot(2)
Hier noemt men iets, wat men ze geven wil.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken