Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volk. Jaargang 2 (1936-1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volk. Jaargang 2
Afbeelding van Volk. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Volk. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.74 MB)

Scans (515.29 MB)

ebook (12.47 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volk. Jaargang 2

(1936-1937)– [tijdschrift] Volk–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Prisma

Uit onze provincieweekbladen. -

In een weekblad lezen wij volgende aankondiging die wij tekstueel overdrukken:

‘Godvruchtige, zeer eenvoudige vrouw, 75 jaar, zoekt vrouw met echte apostelziel om bij haar te komen wonen als meid, als vriendin of als eigen zuster, om samen goede werken te doen. Gelukkig samenleven, testament enz.

Schrijven met veel uitleg en echt adres, liefst met foto en aanbeveling van priester aan Juffr. ..., hier volgt naam en, als adres, een kasteel uit de omgeving van Gent...’. En wij die dachten dat zooiets enkel mogelijk was in de damesrubriek van bepaalde Engelsche en ‘Hollandsche’ kranten... Persstijl in Vlaanderen.

In het provintienieuws van een ander weekblad lezen we het verslag van de doortocht van een afdeeling gemotoriseerde artillerie in een onzer grensgemeenten waar men aan zooiets blijkbaar niet gewoon is. In elk geval is dit een belangrijke gebeurtenis geworden, waardig om in lyrische bewoordingen te worden beschreven. Eerst kwam de voorwacht aan. ‘Nooit zal de voorwacht vergeten de gulle ontvangst vanwege de bevolking die hun een schuilplaats met opgesmukte rustplaats aanboden (deze laatste niet op het kerkhof)’. De volgende middag kwam het gros van de afdeeling aan die echter reeds op middernacht vertrekken moest. In den avond had een bloemenhulde plaats aan het monument van de gesneuvelden waarbij ‘de schoolkinderen fijn opgesmukt vergezeld van de onderwijzers en onderwijzeressen sidderden van vroomheid. Tijdens die doodenhulde vanwege de soldaten kon men de vreugde op de gezichten der bevolking zien om eens samen eens een prettige dag te hebben’. 't Was eigenlijk maar een halve dag, maar een die tellen kan want toen ‘rond twaalf ure middernacht werd verzameling geblazen zette men alles puntig en klaar, en het vertreksein weerklonk tot spijt van diegene die wuivende, in hun slaapkleedje misschien, hun toekomende schat zagen heengaan’. De nuchtere verslaggever besluit: ‘zonder gulheid en levenslust geen vroomheid, noch nering’.

Antikiteitsmaniakken en de eerbied voor ons volksverleden.

- Ik heb een verren vriend dien ik slechts zelden bezoek; hij is ongetrouwd en bezeten van de antikiteits-manie. Zooiets kan iedereen overkomen. Elken keer als ik hem terugzie blijkt dat mijn vriend de antikair kans gezien heeft zijn kollektie aan te vullen met een min of meer aanzienlijke hoeveelheid materiaal dat voor hem economisch een aanzienlijke winst beteekent, maar voor de levende reserve aan eigen volkskunst, schoonheid en eerbied voor de geestelijke tradities van dit volk, een onberekenbaar verlies. Toen ik gisteren mijn vriend bezocht - hij woont natuurlijk in een kleine provinciestad - was hij net bezig het inventaris te maken van zijn nieuwste bezittingen: midden een ondenkbare chaos van laden en opengetrokken kasten troonde hij, omringd van stapels kempische sjawls met hun wonderbare tomaatroode arabesken, Brabantsche zijden mutsen en geborduurde hoofddoeken; toen hij zag dat ik bewonderend naar deze schatten keek, haalde hij een groote doos voor den dag, boordevol gevuld met zware zilveren sluitgespen die eens het sieraad geweest waren van een aantal Vlaandersche en Kempische kapmantels. ‘Vier en veertig kapmantels heb ik gekocht om deze gespen bij elkaar te krijgen’ verklaarde hij trots. In een andere doos glansden heele festoenen massief gouden Brabantsche oorhangers, zware achttiend'eeuwsche borstkettingen, brelokken en met diamant bezette kruisen, eens de trots en de van geslacht tot geslacht overgeërfde juweelenschat van dertig families van vroeger welstellende boeren. Oud tinwerk glom verder met heele reien, zwaar koperwerk dat eens de vreugde was van tien hoevekeukens, verrukkelijke kasten met houtsnijwerk, getuigenissen van den edelen smaak van een generatie die de geestelijke waarde van het eigene nog wist te onderscheiden van het geïndustrialiseerde massaprodukt. Tot mijn verbazing bleek echter dat mijn vriend zijn belangstelling ook had laten uitgaan naar minder folkloristische attributen: antieke brokaten stola's glommen in een kast naast de glanzende weelde van zijden kazuivels en zwaar-geborduurde dalmatieken in gouddraad, - dingen waarvan we tot nogtoe meenden dat ze enkel thuis hoorden in kerk en sacristij, en alles behalve materiaal konden leveren voor de geraffineerde en

[pagina 308]
[p. 308]

snobsche verzamelmanie van oudheidssnuffelaars. Een eiken gebeeldhouwd altaar, een prachtige gesmeedde Sint Sebastiaan, een verguld tabernakel, een gekleed metergroot Spaansch Madonnabeeld, een ontzaglijke bronzen koorkandelaar gaven een andere kamer het uitzicht van een welvoorziene sacristij. Een geheimzinnig lachje en een listige oogpink waren het antwoord van mijn vriend op mijn vraag hoe het hem gelukt was op dergelijke, bij uitstek kerkelijke attributen de hand te leggen. Het mooist moest echter nog komen: in een aparte kamer van zijn ‘particulier muzeum’ had hij een verzameling aangelegd van ongeveer honderdtwintig Lievevrouw-kapelletjes in alle stijlen, hoofdzakelijk voortkomstig van de Kempische hoeven waar mijn vriend zijn collectionneerwoede placht bot te vieren. Aangekleede Spaansche Lievevrouwbeeldjes in was, in hout, in porcelein; kleedjes en mantels in fluweel, in kant en brokaat; zilveren kroontjes, blozende Jezuskindjes, papieren, zilveren, wassen bloemen. Alle stijlen, tijdperken en gewesten van Vlaanderen waren hier bij elkaar; zwart-berookte kapelletjes, verzilverde kapelletjes, gesmeedde kapelletjes; ieder van hen vertegenwoordigend de vreugden, het leed en al de groote gebeurtenissen van drie, vier generaties van de familie binnen de muren der hoeve waar het beeldje een paar eeuwen lang de godswacht hield. Totdat de ‘verzamelaar’ opdook, en een looden of plaasteren beeldje uit den pottenwinkel op de dorpsplaats, de wacht overnam van het tot ‘antiek’ gepromoveerd en naar de collectie van mijn vriend verhuisd gemanteld Lievevrouwbeeldje. Het was tegelijk dwaas en ontroerend, deze verzameling, die denken deed aan een solde-uitverkoop of aan een vertelsel van Felix Timmermans. Ik heb mijn vriend niet in zijn gezicht gezegd wat ik dacht van deze maniakkerij in vorm van moderne beeldstormerij: in zijn verbijstering zou de man niet eens gesnapt hebben welk onderscheid iemand kan zien tusschen zijn ‘onschuldige’ liefhebberij en bijvoorbeeld deze van een postzegel-verzamelaar. Men vraagt zich echter af of het niet hoog tijd is dat aan soortgelijke ‘folkloristische’ plunderingen op een of andere manier een eind gemaakt worde, - langs den weg van opvoeding tot eerbied voor de traditioneele en volksche vormen van schoonheid en devotie, of desnoods eenvoudig bij middel van dwang en straf. In geen enkele zichzelf eerbiedigende volksgemeenschap is het mogelijk dat sjacheraars en maniakken of zelfs goedbedoelende verzamelaars het platteland leegplunderen van de schoonheid die gegroeid is uit het volk, en dies voor zijn nationale kultuur van niet te schatten waarde. We kunnen ons bijvoorbeeld niet indenken dat zooiets thans nog mogelijk zou zijn in Italië of Duitschland, - op gevaar af het bekende verwijt naar het hoofd te krijgen. Enkel een volksvreemd, anti-traditioneel of agodsdienstig landbestuur kan iets dergelijks laten gebeuren. In geen enkel land is het geoorloofd zoogenaamde antikwiteiten uit te voeren (al gaan van hieruit regelmatig wagonladingen oudheden over de Fransche grens, die men spoedig daarna in bekende Parijsche expositiezalen kan te koop gesteld zien); er moeten dus voldoende moreele gronden aanwezig zijn om ook deze binnenlandsche plundertochten te verbieden; wat op het land of binnen de kerk in het eigen kader, leven en geloof is, wordt allicht dwaas snobisme in een steedsch salon. Een antiek Lievevrouwbeeldje heeft daar allicht geen andere functie en beteekenis dan bijvoorbeeld een even fel gezocht kongoleesche fétische, Misschien beleeft mijn vriend ééns den dag waarop zijn honderdtwintig madonnabeeldjes plechtig worden teruggebracht naar de hoevekeukens waar hij ze eerlijk kocht. En een soliede straf voor het hervallen in de oude kwaal. Misschien beperkt hij dan vanzelf zijn collectioneerwoede bij zilveren snuifdoozen en tinnen bierkroezen...

H.P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken