Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volk. Jaargang 3 (1937-1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volk. Jaargang 3
Afbeelding van Volk. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Volk. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.04 MB)

Scans (472.93 MB)

ebook (9.13 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volk. Jaargang 3

(1937-1938)– [tijdschrift] Volk–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 320]
[p. 320]

Karel Vertommen: Dietse dichtkunst

Dirk Vansina - ‘Het Liederboek van Elkerclyc’ - Vonksteen, Langemark, 1938.
Aug. Van Cauwelaert - ‘Liederen van Deemoed’ - De Bladen voor Poëzie, Mechelen, 1938.
Wies Moens - ‘Het Vierkant’ - De Sikkel, Antwerpen, 1938. - 28 Fr.
Johan Van De Velde - ‘Het Leven Achterna’ - A. Lombaerts, Boom, 1938.
Frans Olyslaegers - ‘Rusteloos’ - N.V. Standaard-Boekh., Antwerpen, 1938.
Ludo van de Wijgaert - ‘Liederen van de Rupelboorden’ - Boekh. Ludo, Boom, 1937.

Sedert de individuële belevenissen de dichtkunst overrompelden, hebben we zoveel belijdenissen te lezen gekregen, vooral van debutanten, dat we er wee van worden en wantrouwig staan tegenover belijdenislyriek. Het grote euvel van die publieke biechten was niet dat die biechtelingen hun eigen geval ‘au sérieux’ namen, maar wel dat zij hun geval als uitzonderlijk aanzagen en het dus dramatisch op de spits dreven. Bij debutanten is dat trouwens zeer begrijpelijk, hun levenservaring gaat gewoonlijk niet zo heel veel verder dan het eigen geval; daarbij komt dan dikwijls het gemis aan techniek en zelfkritiek dat hen ertoe aanzet oratorische ontboezemingen als hoge lyriek te beschouwen.

Dirk Vansina heeft levenservaring genoeg om de problemen, die zijn innerlijke beroeren, vanuit een algemeen-menselijke hoek te bezien. De verdwaasde of bezonnen liederen die uit zijn mikrokosmos opklinken zijn overindividueel en worden liederen van Elckerlyc, omdat ze niet aan de oppervlakkige toevalligheid van het geval blijven trillen, maar de diepere zinderingen van het mens-zijn en het ik-zijn verklanken. In werkelijkheid voelt ieder mens die zich over zichzelf even bezint de twee spanningspolen, het ideale mens-zijn en het reële ik-zijn, als een onverkwikkelijke maar onontkoombare dualiteit aan.

 
Mijn eigen ik raak ik niet kwijt,
 
al vind ik mij zoo slecht bedeeld.
 
Hier baat geen spijt.
 
Ik kan het minnen;
 
ik kan het haten;
 
ik kan het enkel niet varen laten...

Wie daarover in zeurverzen gaat zitten bomen, loopt gevaar zich belachelijk te maken. Wie zijn toon te hoog aanslaat, praat over de hoofden heen. Vansina constateert de dualiteit en bekijkt ze langs alle kanten in gevatte uitspraken die zijn als spijkers met koppen; daarbij heeft hij een droeve spotlach om de mond die schrijnender het contrast onderlijnt dan alle doodleuke ernst.

 
Van mezelve heb ik schrik,
 
van dit heimelijk loerend Ik.
 
Als 'n kat zit het te spinnen.
 
't Is gezellig daar van binnen!
[pagina 321]
[p. 321]
 
Ach, 'n theelicht hoort daarbij
 
en 'n vrouwtje met een brei.

Dan is daar de doodsgedachte die gedurig de kop opsteekt, ofwel het zondige ik dat kwijlt op het betere ik; daarbij is daar nog de medemens die zwaarwichtig goede raad geeft en het burgerlijk ideaal aanprijst...

In het tweede deel krijgen we dan de ‘strophen van het bezonnen Ik’. Hier telt de dichter de verworvenheden na, de waarden en houvasten die het leven dan toch zin geven: het godsverlangen en de liefde:

 
Ik ben een eekhoorn in duistere dennen.
 
Hij heeft geen pluimen, hij heeft geen pennen
 
en kan niet vliegen
 
en zich op aarde niet gewennen.

Was het eerste deel als een ascese uit het bekrompen en onvolmaakte ik, dit tweede deel is als een mystiek van godsverlangen, een zoeken naar de juiste verhouding tussen het Ik en de Godheid. Het geheel is een boek vol wijze, zinrijke uitspraken, bezonken en doorleefd. Goudkorrels!

De stijl is sober, onopgesmukt; hij schrijdt voort in sententies met soms een geciseleerd beeld. In het twede gedeelte vooral doet hij denken aan onze middeleeuwse mystiekers, aan sommige zinswendingen uit Ruusbroec: Als die sonne opgeet in oriënten, soe ontpluct hare die goutbloeme jegen die iaien der sonne, ende keret haer altoes omme...’

 
Mijn Ik:...
 
een slakkenhuis voor mijn schrik.
 
Gij roept en ik wil mij duiken.
 
Gij nadert en ik blijf bloot.
 
Mijn God! Mijn God!
 
Ik ben té groot.

Hier en daar loopt er een enkel vers tussen dat wat te veel louter amplificatie is van een gedachte. Maar het geheel is een rijk en mooi boek, een sterk tegengift na de vele hyperindividuële zwammen waarmee we zoo vaak werden begiftigd (of vergiftigd!).

* * *

Aug. Van Cauwelaert publiceert in ‘De Bladen voor Poëzie’ een zestal ‘Liederen van Deemoed’ over familiale motieven. Het is een ongemene verdienste als men over de familie kan goede verzen schrijven die niet ‘huiselijk’ worden. De familiale constellatie komt er stralend uit te voorschijn, zonder daarom in dithyramben bezongen te worden. Soms is zijn toon ietwat te week, maar over het geheel ligt de milde deemoed van een man die het leven heeft leren aanvaarden.

* * *

Degenen die meenden dat Wies Moens uitgezongen, en dus niet de dichter was die zij verwacht hadden, zullen nogmaals hun oordeel moeten herzien. Wies Moens blijft in zijn oeuvre de lijn doortrekken van het romantisch-expressionisme naar de ‘volkse klassiek’. Literair-historisch blijft zijn naam met het naoorlogs expressionisme verbonden, maar een eerlijke kritiek moet kunnen de verdere ontwikkeling van een dichter aanvaarden, zelfs wanneer het vakje, waarin zijn werk voor goed scheen ondergebracht te zijn, stuk springt.

Toen ‘Landing’ verscheen, schreef Urbain Van de Voorde een kritiek vol boutades, maar vond tenslotte toch dat er verzen waren die lieten vermoeden dat ‘als de

[pagina 322]
[p. 322]

auteur eens zal kunnen glimlachen over de buitensporigheden, waartoe zijn jeugdige overmoed hem heeft gebracht, hij ons volledig schoone verzen zal kunnen schenken, voldragen van klank en rythme’. Nu hoeft Wies Moens zich minder dan wie ook over zijn ‘jeugdige overmoed’ te schamen, dat kunnen de velen, die van zijn overvloed ontvangen hebben eer ze in het officiële bent der literatoren werden aanvaard, getuigen. Jeugdige overmoed is trouwens even natuurlijk als oudere bezonnenheid. Blijft dan nog alleen aan die vroegere kritiek over, te bekennen dat Moens ons die ‘schoone verzen..., voldragen van klank en rythme’, geschonken heeft. Maar hier heerst een roerend algemeen stilzwijgen.

Nochtans in ‘Golfslag’ en nu weer in ‘Het Vierkant’ brengt hij ons verzen die sonoor en klassiek zijn. Van het hortende rythme der vroegere verzen geen spoor meer. Hoor, de aanhef van het gedicht VOORGESLACHT:

 
Boeren en handwerkers waren zij.
 
Sommigen woonde' aan den stroom, die jaarlijks hun have
 
besprong met zijn zwellende waatren, hun velden verzwolg.
 
Taai als het riet bij den oever, knoestig als tronken
 
ten meerschkant, de mans van daarginds! Hun woord,
 
't zij zegen, 't zij vloek, klonk onder 't nijvere doen
 
kernig en àf. Zij scherpten 't kouter of teerden hun boot...

Het satyrische ‘Een Antwoord’ is kernachtig en raak; in ‘Boer Cools’ vinden we de epiek van onze heldhaftige boeren uit de boerenkrijg krachtig uitgedrukt, en verder vinden we de tederheid van een ‘Avond in April’.

Waarom doet mij deze bundel telkens aan Walther von der Vogelweide denken? Is het omdat ik daar ook afwisselend de liefde voor het volk, de satyre, de kamplust en de liefde voor de natuur vind?

* * *

De jongeren brachten ons ditmaal niet veel merkwaardigs.

Johan Van De Velde wil ‘Het Leven Achterna’ en schrijft hier en daar een verrassend vers. Maar daarnaast komen dan weer ontmoedigende smakeloosheden voor als: ‘hij vreest niet de schijnbare aantrekkelijkheid van de miragen’, of nog: ‘een harmonica die een capriccio jankt, een improvisatie met tremulanten...’ Deze bundel bewijst nog niets voor of tegen het dichterstalent van de schrijver, maar in elk geval moet hij zijn smaak zuiveren wil hij verder publiceren.

Ook Frans Olyslaegers ligt in zijn bundel ‘Rusteloos’ met de techniek en de goede smaak overhoop. Versleten beelden krioelen in elk vers en met de taal neemt hij het ook niet zo heel nauw. Het volstaat niet ontroerend te zijn of een gedacht te hebben om een goed vers te kunnen schrijven.

Tenslotte zingt Ludo van de Wijgaert: ‘Liederen van de Rupelboorden’. Het is verheugend dat deze jonge dichter de overspannen puberteitslyriek van zijn vorige bundel, die we in deze kroniek vroeger bespraken, heeft laten varen om andere motieven te bezingen. Maar over het algemeen heeft hij zijn toon te hoog aangeslagen en wordt zijn taal bombastisch en opgeschroefd. Deze liederen kunnen plaatselijk opzien baren, en zijn door een plaatselijk vocabularium (gelaag, gammen enz.) ook daartoe aangewezen. Hier werd een té gemakkelijk sukses nagestreefd. In een vers als ‘Afdraagsters’ bewijst hij nochtans dat er uit hem iets kan groeien. ‘De malve Symphonie’ die het geheel sluit is een vergissing. Voor vijftig jaar schreef men zulke teksten voor cantaten en oratorio's. Van de Wijgaert heeft talent maar hij is te vlug tevreden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het liederboek van Elckerlyc

  • over Het vierkant


auteurs

  • Karel Vertommen

  • over August van Cauwelaert

  • over Johan van de Velde

  • over Frans Olyslaegers

  • over Ludo Van de Wijgaert