Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen (1845)

Informatie terzijde

Titelpagina van Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen
Afbeelding van Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

schetsen
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen

(1845)–Anoniem Voorstellen van ambachten en bedrijven en daartoe betrekkelijke verhalen voor kinderen –rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende


illustratie

[pagina t.o. 27]
[p. t.o. 27]


illustratie
De Koorndraager.




illustratie
De Vleeschhouwer.




illustratie
De Scheepstimmerman.




illustratie
De Pakkers.


[pagina 27]
[p. 27]

7 De korendrager.

Het nevensstaande plaatje vertoond u den Korendrager, lieve Kinderen! De menschen, welke gij hier ziet arbeiden, dragen het graan uit de korenschuit, naar den zolder, alwaar het bewaard wordt tot den tijd, dat hetzelve er tot verzending naar elders, of ter bereiding om er brood van te bakken, wordt afgehaald.

Brood, mijne Kinderen! weet gij, dat niet alleen een zeer best voedend middel is, maar hetzelve is ook van dien aard, dat het ons, op den duur, zeer wel blijft smaken, en wij hetzelve veelal nog nuttigen, wanneer ons, door ziekte of ongesteldheid des ligchaams, reeds alle andere spijzen tegenstaan; daar wij meestentijds ook het eerste smaak in brood krijgen, wanneer onze eetlust eenigen tijd van ons geweken is, en wij denzelven weder beginnen te krijgen.

Gij begrijpt dus zeer ligt, Kinderen! welk een heilzaam gewas het graan is, en hoe veel dank wij den goeden en alwijzeu Schepper van het heelal verschuldigd zijn, dat Hij ons hetzelve heeft doen toekomen, en op den duur doet genieten.

Ik heb u gezegd, van welk een nut het koren

[pagina 28]
[p. 28]

voor ons is; nu wil ik u ook iets van deszelfs groei en bereiding zeggen. - De korenplant, die uit éénen korrel opschiet, heeft een' dikken steel, (welke men een' halm noemt) aan welks einde verscheidene dunne steeltjes zijn, en waaraan weder verscheidene kleine trosjes groeijen, die het koren in zich bevatten, en korenaren geheeten worden; zoodat één korrel, uitgegroeid zijnde, zoo vele korrels voortbrengt, dat een opmerkend beschouwer er over verbaasd moet staan. Wanneer het koren zijne rijpheid heeft, wordt het met de sikkel, of krom mes, afgesneden; ook wel met de zeissen afgemaaid; maar door de laatste bewerking gaan er vele korrels verloren, doordien dezelve uit de trosjes vallen, door de sterke schudding, welke de aren alsdan ondergaan, vooral wanneer het graan overrijp is.

Het koren afgesneden zijnde, wordt hetzelve in bosjes (welke men schoven noemt) gebonden, die dan, in het veld, overend gezet worden, om het dus, door zon en lucht, te doen droogen, waarna het naar de schuur wordt gebragt. Het graan in de schuur zijnde, wordt alsdan op den dorschvloer gelegd, en met stokken (aan welker boveneinde een kleiner stok of kneppel hangt, en die men dorschvlegels noemt) uit de aren of trosjes geslagen; vervolgens, tegen den wind op, te zamen geveegd, opdat de stof en de schillen er

[pagina 29]
[p. 29]

te meer zouden afstuiven; waarna het door de wan (dat eene plante mand of ben is, waarop het geschud wordt) nogmaals gezuiverd wordt. - De halmen, welke dan gedroogd zijn, worden tot bossen gebonden, en dit is het stroo, dat bij ons, voor menschen en vee, zoo menigvuldig gebruikt wordt. In sommige landen dorscht men het koren met ossen, die men zoo lang op den dorschvloer, daar het graan op ligt, ronddrijft, tot de korrels uit de aren liggen. Op andere plaatsen doet men het door werktuigen, namelijk door schijven, welke men ronddrijft, en waaraan dorschvlegels zijn vastgemaakt, die door het gestadig rondgaan der schijven, op het koren nederslaan, en dus de korrels uit de aren doen vallen. Echter schijnt het dorschen met den dorschvlegel, door de hand van den mensch bestuurd, het beste te zijn, dewijl deze wijze van bewerking het meest in gebruik is.

Wanneer het koren gezuiverd is, wordt het naar de schuur gebragt, en tot eene verdere bereiding bewaard. - Daar nu ons land geen koren genoeg oplevert om zijne inwoneren te voeden, wordt ons een groot deel van dit heerlijk voedselmiddel van buiten aangebragt, met groote schepen, waaruit het (voornamelijk in Amsterdam) door de schuiten, waarvan gij een afbeeldsel op het plaatje ziet, wordt overgenomen, en vervolgens door

[pagina 30]
[p. 30]

de korendragers (zijnde door de regering daartoe aangestelde personen) op de korenzolders gedragen.

Men kan het koren langen tijd bewaren, maar het moet dikwijls verschoten, dat is, met de schop omgegooid worden, anders is het aan ontsteking en bederf onderhevig.

Eer men het koren tot brood bereid, wordt het naar den molen gezonden, en aldaar tot meel gemalen; zulks geschiedt door middel van twee boven elkander staande steenen, welke door de wieken van den molen rondgedreven worden; wordende het meel fijn of grof, naardat de steenen digt aan of wijd van elkander staan, en dezelve fijn of grof gehakt zijn.

 
Het graan, dat eêl gewas, o Kindren!
 
Is dus een waarlijk groot geschenk,
 
Een rijke gaaf van 't Opperwezen.
 
Dat ondank Hem dus nimmer krenk';
 
Maar dat uw dankbaarheid aan de Almagt,
 
Bij het gebruik van 't voedzaam graan,
 
Altijd opregt zij, en, in dezen,
 
Ook worde aan uw' pligt voldaan.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken