Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vooys. Jaargang 1 (1982-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vooys. Jaargang 1
Afbeelding van Vooys. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Vooys. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.89 MB)

Scans (148.67 MB)

ebook (6.23 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vooys. Jaargang 1

(1982-1983)– [tijdschrift] Vooys–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

Tijdgeest of toeval?

In 1930 schreef de Tsjechische letterkundige J. Mukarovsky een artikel onder de titel ‘Varianten und Stilistik’.Ga naar eind1. De auteur ging hier in op de vraag hoe varianten in moderne literaire teksten moeten worden gewaardeerd. Hij verwerpt het standpunt dat de laatste versie van een gedicht moet worden beschouwd als de ‘volmaaktste’, en ziet varianten als signalen, die kunnen dienen om de struktuurprincipes op te sporen, die de stijl van een dichter bepalen. Als voorbeeld geeft hij een vroege dichtregel van de Tsjech J. Vrchliký (1853-1912):

Ich geh allein durch den wald - über mir der sieche Mond durchbricht matt der schwarzen Kiefern Dach.

Later verandert de dichter ‘der sieche Mond’ in ‘der blasse Mond’, waarmee hij de semantische struktuur van deze woordgroep vereenvoudigt. (Blass = bleek, vaal.) Vrchliký zet zich op deze manier af tegen de invloed van een vorige dichtersgeneratie, om zijn eigen stijl te ontwikkelen.

Deze verandering lijkt ons geen verbetering, aldus Mukarovsky in 1930, omdat wij - beïnvloed door vooral de symbolistische poëtica - juist houden van dichterlijke beelden met een gecompliceerde struktuur.

In 1929 verscheen de tweede dichtbundel van Anthonie Donker, ‘Grenzen’.Ga naar eind2. Hierin komt het volgende gedicht voor:

De scheidenden
 
In het halfdonker zag de een de ander
 
Zij stonden op, rilden in de avondwind
 
Zij werden vreemdelingen voor elkander.
 
Wanneer en waarom hadden zij bemind?
 
 
 
Want in hun hart vernamen zij alleen
 
Een onhoudbaar, hopeloos begeven.
 
Zwijgend liet hij haar hand los en zij dreven
 
Als twee gescheiden werelden uiteen.
 
 
[pagina 9]
[p. 9]
 
En van hun laatste tederheid ontdaan
 
Ontwaarden zij elkanders neergevelde
 
Schaduwen in het zieke licht der maan.
 
 
 
Een man, een vrouw. En in hun diep ontstelde
 
Oogen de afkeer van een doode daad.
 
Toen gingen zij, met afgewend gelaat.

In 1947 verscheen ‘De einder. Verzamelde gedichten’,Ga naar eind3. waarin alle tot dan toe verschenen dichtbundels waren opgenomen. In de verantwoording schreef Donker, dat alle gedichten in de winter van 1944-1945 werden herzien. ‘De veranderingen bleven tot het uiterste beperkt, zij zijn niet voortgekomen uit een, bezwaarlijk te verantwoorden hervatting van het spel der verbeelding maar uit het streven om kennelijke inzinkingen en doffe plekken op te heffen, een herziening dus zo strikt mogelijk in den geest van en als het ware uit de kern van het gedicht ondernomen’.

In het hierboven geciteerde gedicht komen drie varianten voor:

r. 2Zij stonden op, rilden in d'avondwind.
r. 5Want in hun hart bespeurden zij alleen
r. 11Schaduwen in het vale licht der maan.

Opvallend is de overeenkomst tussen regel 11 en de geciteerde dichtregel van Vrchliký, niet alleen door de woordkeuze, maar ook door de ‘richting’ van de verandering.Ga naar eind4. Zou er ook bij Donker een tendens zijn om gecompliceerde beeldspraak te vereenvoudigen?

Het zou te ver voeren om alle varianten van de bundel ‘Grenzen’ te noemen. Hier volgt een selectie uit de varianten die betrekking hebben op beeldspraak:

1929 p.12 Zijn sombre trots zou boven Romes vlammen de sterren nooit te brandschatten vermogen.
1947 p.12 Zijn sombre trots zou boven Romes vlammen nimmer de brand der sterren kunnen dooven.
1929 p.20 Daar werd een licht door duisternis gekloofd -
1947 p.18 Er daalt een duisternis over mijn hoofd -
1929 p.26 Hart en snaren springen in den regen
1947 p.25 En de laatste snaar springt in den regen
1929 p.49 Ik zie mijzelf hier in dit lichaam lopen
1947 p.38 Het is alsof ik mijzelf zie lopen

[pagina 10]
[p. 10]

Het lijkt mij, dat Donker heeft gestreefd naar een duidelijker, eenvoudiger beeldspraak. Daarnaast verving hij ‘dichterlijke’ woorden voor meer alledaagse:

1929 p. 8 En bloemen vallen dorrende uiteen
1947 p. 8 En bloemen vallen welkende uiteen
1929 p.15 Welkende bloemen geurden, zerp en zwaar
1947 p.15 Welkende bloemen geurden, scherp en zwaar
1929 p.30 Want zij bevond zich weder hopende.
1947 p.28 nu zij terug was en weder hopende.
1929 p.33 En hiervan is alleen overgebleven Een schuw herinn'ren bijna ongedeerd.
1947 p.31 Slechts uit het allerverst verleden bleven enkle herinneringen ongedeerd.

Ik heb slechts éen tegenvoorbeeld kunnen vinden:

1929 p.12 Steeg zingend langs een steil en duister pad.
1947 p.12 Steeg zingend langs het duistersteile pad.

Hiermee werd de oorspronkelijke lezing uit 1928 (zie noot 2) hersteld.

Anthonie donker heeft zich als literair criticus door de jaren heen veel bezig gehouden met de ontwikkelingen van de Nederlandse poëzie. In de jaren dertig legde hij vaak de nadruk op de verschillen tussen de oude en de nieuwe generatie. Zo zegt hij: ‘Aan de verzen van Boutens zijn wij ontwend.’ ‘Woorden niet meer ontkleed, ommanteld, omzongen en omspeeld - de laatste vijftien jaar hebben de glanzende sluiers verscheurd, ook de poëzie is hard, recht en weerbaar geworden, niet meer sierlijk en rijk getooid.’Ga naar eind5. Hij pleit voor helderheid en eenvoud, en valt Menno ter Braak bij in zijn strijd tegen ‘het taalgebruik der kanseltaal’, ‘het prototype van onduidelijkheid en onzuiver taalgebruik en schijnverhevenheid.’ Overigens vindt hij ‘Demasqué der schoonheid’ als denkbeeld over de kunst kortzichtig, hij wenst niet te kiezen tussen ‘persoonlijkheidsmanie’ en ‘vormfetichisme’.Ga naar eind6. Ook na de oorlog blijft hij kritieken schrijven. Hij prijst onder andere Vasalis, met haar ‘scherpe, visuele waarneming’ en ‘onmiddellijkheid van uitdrukking’.Ga naar eind7.

 

Twee dichters uit twee verschillende landen in twee verschillende eeuwen brengen een identieke verandering aan in een vrijwel identieke woordgroep. Is het niet mogelijk dat beide varianten voortkomen uit eenzelfde soort ‘tijdgeest’: het zich los willen maken uit een dominerende schrijfstijl, het zoeken naar een nieuwe, vereenvoudigde beeldspraak?

[pagina 11]
[p. 11]

Voorzichtigheid blijft geboden. Tenslotte heeft het toeval bij het vormen van dit theorietje wel een erg grote rol gespeeld: de gelijkenis van een paar woorden in een Tjechisch en een Nederlands gedicht.

Trouwens: is het niet toevallig dat zowel het genoemde artikel als de verzamelde gedichten van Donker voorkomen in de A-kern ‘Editie-techniek’ van moderne letterkunde? En: was de overeenkomst me ooit opgevallen als ik niet toevallig het artikel én de dichtbundel op een en dezelfde dag onder ogen kreeg?

 

Paul van der Lecq



illustratie

eind1.
Althans, zo heet de Duitse vertaling van het artikel, dat in 1968 verscheen in het blad ‘Poetica’, bladzijde 399-403.
eind2.
A. Donker, ‘Grenzen’, Arnhem, 1929. In de door mij gebruikte editie is ook de afdeling ‘Acheron’ opgenomen, die in 1928 als eerste bundel was verschenen.
eind3.
A. Donker, ‘De einder. Verzamelde gedichten (...)’, Arnhem, 1947
eind4.
Het lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk dat Donker het artikel heeft gekend.
eind5.
A. Donker, ‘De schichtige Pegasus. Critiek der poëzie omstreeks 1930’, Brussel, 1932. De citaten komen van bladzijde 17 en 20.
eind6.
‘Ter zake, Beschouwingen over literatuur en leven door Anthonie Donker’, Arnhem, 1932. Bladzijden 36-37, bladzijde 93.
eind7.
‘Critisch Bulletin’ 15 (1948), bladzijde 8-15; id. 22 (1955), bladzijde 200-205.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken