Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vooys. Jaargang 16 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vooys. Jaargang 16
Afbeelding van Vooys. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Vooys. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.07 MB)

Scans (30.25 MB)

ebook (6.83 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vooys. Jaargang 16

(1998)– [tijdschrift] Vooys–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 66]
[p. 66]
Hans Heesen, Harry Jansen en Ed Schilders, Waar ligt Poot? Over de dood en de laatste rustplaats van Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Baarn (de Prom) 1997. f 34,90.

Vijfhonderdzeventig dode schrijvers

Met mijn ouders op vakantie in Frankrijk was een geliefde tijdsbesteding het bezoeken van schilderachtige kerkhofjes in pittoreske dorpjes. Dan liep je daar - bij voorkeur in de avondschemering - tussen, de graven van mensen die je niet kende en ook nooit meer zou leren kennen en werd je aandacht getrokken door van de zerk af te lezen bijzonderheden. Een grafsteen met daarop een fraaie of bekende naam (Darrigade, Camus, Giresse) was leuk, opvallend lange of korte levens evenzeer en helemaal interessant was het als op de zerk een foto van de overledene bevestigd was. Het indrukwekkendst en daarmee het meest de verbeeldingskracht prikkelend, waren de naast elkaar gelegen graven van een jongen en een meisje die op dezelfde dag om het leven waren gekomen. Mede onder invloed van de fraaie omgeving en de warme zomeravond construeerde je al vlug een verhaal over een idyllische liefde die bruusk beëindigd werd door een noodlottig ongeluk. Zo'n kerkhofbezoek beantwoordde kortom volledig aan de zucht naar tragiek en romantiek.

Helemaal op je gemak was je op zo'n kerkhof evenwel niet, zeker niet wanneer je een rouwende dorpeling trof die zich af leek te vragen wat die zonnig geklede vreemdelingen hier eigenlijk te zoeken hadden. De motieven waarom hij en wij daar rondliepen waren dan ook volkomen verschillend. Hij was daar uit eerbied voor of verdriet om een overledene, terwijl wij het kerkhofje bezochten omdat het zo mooi was en omdat we nieuwsgierig waren naar de faits divers van ons onbekende levens. Deze nieuwsgierigheid is een rare vorm van voyeurisme, waarbij de interesse vooral uitgaat naar kleine bijzonderheden (‘hij stierf op zijn verjaardag’, ‘zij was geboren in Italië’) in de gewone levens van gewone mensen. Een gebruikelijker vorm van voyeurisme is ook van toepassing op het bezoeken van begraafplaatsen, namelijk de fascinatie voor bekende mensen. Eveneens op vakantie in Frankrijk, maar dan in Parijs, zal menige toerist de begraafplaats Père-Lachaise bezoeken. Hier liggen onder andere Sarah Bernhardt, Edith Piaf, Frédéric Chopin, Amedeo Modigliani en Jim Morrison begraven. Ook veel literaire grootheden vonden hier hun laatste rustplaats, bijvoorbeeld Oscar Wilde, Marcel Proust en Victor Hugo.

Nu hoeft een voorliefde voor kerkhof bezoek zich niet tot kleine Franse dorpjes of Parijs te beperken. Ook in eigen land zijn tal van indrukwekkende begraafplaatsen te vinden. In Friese terpdorpen en boven op Limburgse heuvels kan de liefhebber rondom de kerken eeuwenoude kerkhofjes ontdekken. En de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied waar tal van kunstenaars en media-beroemdheden hun laatste rustplaats hebben gevonden, wordt tegenwoordig als het Nederlandse equivalent van Père-Lachaise gezien. Voor de liefhebber van literaire varia die wel eens wil weten welke grote Nederlandse auteurs op Zorgvlied zijn begraven, is een poosje geleden een handig boek verschenen. In Waar ligt Poot? zijn namelijk het overlijden en de laatste rustplaats van 570 Nederlandse en Vlaamse auteurs beschreven. De titel refereert aan de bekende regels ‘Hier ligt Poot. Hij is dood’. De drie auteurs - Hans Heesen, Harry Jansen en Ed Schilders - merkten dat dit ludieke en fictieve grafschrift bij zeer veel mensen bekend is, terwijl niemand wist te vertellen wáár Poot dan begraven ligt. Ook in de naslagwerken kon dit niet gevonden worden, een situatie die volgens de auteurs tekenend is voor de armzalige funeraire cultuur die Nederland kenmerkt. Er blijkt heel weinig bekend te zijn over de levenseindes van schrijvers en vaak is datgene wat wel bekend is, onzorgvuldig weergegeven. Zo constateerden de auteurs bij raadpleging van zes verschillende encyclopedieën dat er maar liefst vier plaatsen worden genoemd waar Cyriel Buysse overleden zou

[pagina 67]
[p. 67]

zijn. Ook over Buysses geboorteen sterfdatum bestaat in al deze boekwerken grote onduidelijkheid. In een inleidend stuk maken de auteurs duidelijk hoezeer ze de pest hebben aan dit ongeïnteresseerde en slordige gebruik van belangrijke biografische informatie.

Een leuke bijkomstigheid van kritiek leveren is dat je het vervolgens zelf beter kunt en moet doen, iets waar de auteurs van Waar ligt Poot? naar mijn idee in geslaagd zijn. Zonder te kunnen beoordelen of de vele feitelijkheden die in het boek over de lezer worden uitgestort correct zijn, kan ik concluderen dat er in het boek zorgvuldig en kritisch gewerkt is. Regelmatig worden gegevens gevolgd door een tussen haakjes gezette ontkenning van een in omloop zijnde foutieve versie van de gebeurtenissen. Ook wordt er bij onduidelijkheid niet geschroomd mogelijke varianten te geven. Een opvallend voorbeeld hiervan is de passage over de initialen van A.C.W. Staring, waarbij respectievelijk zes, drie en vijf mogelijke varianten van de achter het initiaal schuilgaande naam gegeven worden.

Waar ligt Poot? is als een lexicon ingericht, zodat de lezer eerst te weten komt waar Aafjes is begraven (op het RK kerkhof in Swolgen), om er 256 pagina's later achter te komen waar Belle van Zuylens laatste rustplaats te vinden is (Colombier, Zwitserland). Hierdoor is het boek vooral een naslagwerk geworden, waarin snel en gemakkelijk veel biografische informatie gevonden kan worden. Dit is volgens de auteurs echter niet de enige functie van het boek. Ze presenteren het ook als een reisgids, en noemen het zelfs ‘een soort Michelingids van het literaire hiernamaals’. Ik kan me echter nauwelijks voorstellen dat veel mensen het boek met dat doel zullen gebruiken. Misschien dat een Antwerpenaar eens gaat kijken hoe het graf van Elsschot eruit ziet, maar geen mens zal het in zijn hoofd halen om speciaal naar Nuland te reizen om daar de zerk van de dichter Swinkels (?) te gaan bezichtigen. Bovendien is het boek te groot en te zwaar om als een soort alternatief reisgidsje bij je te dragen voor het geval je ooit eens per ongeluk in bijvoorbeeld Nuland terecht komt. Ten slotte wordt Waar ligt Poot? aangekondigd als een boek waarin het prettig anekdotes lezen is. Dit is zeker waar, maar een prettig leesboek in de klassieke betekenis van het woord is het beslist niet. Op pagina 1 beginnen en zo elke lemma doornemen lijkt mij een goede methode om het boek binnen een half uur onstuitbaar geeuwend weg te leggen. Het is vooral een leuk bladerboek, waarin je her en der een opvallende passage aantreft.

Om een indicatie te geven waarom Waar ligt Poot? eerder een bladerboek dan een leesboek is, kan de nu volgende omschrijving volstaan: ‘Maurits (Mozes) Mok (geboren donderdag 7 november 1907 in Haarlem) overleed op woensdag 8 februari 1989 in zijn woonplaats Bergen. Vijf dagen later werd de romancier en dichter van Gedenk de mens gecremeerd in Crematorium Velsen in Driehuis, alwaar zijn as verstrooid is.’ Vier van dit soort omschrijvingen achter elkaar en je klapt het boek dicht, om het alleen nog uit de kast te halen als je iets op wilt zoeken.

Gelukkig kent het boek ook veel lemma's die de liefhebber van literaire wetenswaardigheden precies geven wat hij zoekt. Vol van symboliek is bijvoorbeeld de dood van Willem Elsschot, die op 31 mei 1960 overleed. Zijn vrouw durfde aanvankelijk niet naar haar overleden man te gaan kijken, deed het uiteindelijk toch en ging daarna een middagslaapje doen, waaruit zij niet meer ontwaakte. Een absurde passage betreft Stijn Streuvels, die tien jaar voor zijn dood al op de radio kon horen dat hij overleden was. Een onbekende had Streuvels' zogenaamde overlijden kort voor het ter perse gaan van De Standaard doorgebeld, waarna de krant het bericht zonder het te verifiëren geplaatst had. De overige media volgden deze krant. Overigens, toen Streuvels tien jaar later daadwerkelijk stierf, zou naar verluidt een naar de schrijver vernoemde vissersboot uit Koksijde - al dan niet toevallig - gezonken zijn. Een luguber fragment uit Waar ligt Poot? is de uitspraak van een sectiearts over het

[pagina 68]
[p. 68]

lichaam van de jonggestorven Pé Hawinkels dat naar zijn zeggen ‘“van binnen” al ruim tachtig jaar oud was’. Dit zou veroorzaakt zijn door Hawinkels' ‘ongelooflijke werkdrift en [...] bovenmatige gebruik van drank en drugs’.

Dit soort volstrekt nutteloze, maar soms toch fascinerende informatie is rijkelijk aanwezig. De feitjesvreugde culmineert in een bijlage waarin de meest onwaarschijnlijke zaken gecategoriseerd zijn. Na de vanzelfsprekend opgenomen bronnenvermelding volgen tal van minder vanzelfsprekende lijsten. Allereerst is een kalender opgenomen, waaruit te concluderen valt dat je als literaire freak vrijwel iedere dag taart kunt eten vanwege de geboortedag van een groot schrijver, dan wel een waxinelichtje kunt aansteken vanwege het verscheiden van een schrijver. Na twaalf pagina's beschuit met muisjes / koffie met cake volgt een plaatsregister, waaruit geconcludeerd kan worden dat Amsterdam de onbetwiste koploper is wat betreft literaire doden, ‘verrassend’ gevolgd door Den Haag.

Daarna volgt een onderwerpenregister dat uit vijf delen bestaat. Er is een register op biografische feiten, waaruit je te weten kunt komen welke auteurs allemaal in een kuuroord zijn verpleegd, wie er armoede heeft geleden, en wie zich aan drankmisbruik (Bob den Uyl) dan wel drankgebruik (Godfried Bomans) schuldig maakte. Dit register kent zelfs het trefwoord ‘kus’; hieronder staan niet alle schrijvers vermeld die ooit gekust hebben, maar zij die over de kus gedicht en geschreven hebben (waaronder natuurlijk Janus Secundus). Het tweede register deelt auteurs in op de ziekte waaraan ze leden, wat uitmondt in een gruwelijke lijst van verschrikkelijke kwalen. Het ziektepatroon blijkt bij schrijvers niet veel anders te zijn dan bij de rest van de wereldbevolking; ze sterven vooral aan kanker, hartziekten en hersenbloedingen, alhoewel er ook heel wat zelfmoorden in Waar ligt Poot? beschreven worden. Verder zijn er nog registers op bijzonderheden rond het sterven, de begrafenis en de grafmonumenten. Kortom, alles wat in een lijst gerangschikt kon worden, is ook netjes onder elkaar gezet.

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat Waar ligt Poot? een eigenaardig boek is. Zoals toeristen over uitheemse kerkhoven struinen, zo wandelen de auteurs van dit boek door de levensgeschiedenissen van schrijvers. Veel meer dan een bonte verzameling aan tragische levenseinden van mensen, die alleen het schrijven met elkaar gemeen hebben, levert dit eigenlijk niet op. De voornaamste reden waarom al deze laatste ademtochten bij elkaar gezet zijn, is de speciale status die aan de schrijver wordt toegekend. De romantische idee van de gedoemde kunstenaar die ten onder gaat aan zijn talent of de ellende in de wereld, maakt het optekenen van de sterfgeschiedenissen van schrijvers natuurlijk een stuk interessanter. Waar ligt Poot? is gebouwd op de tragische dood van mensen als Slauerhoff, Arends, Van Ostaijen, Marsman, Ter Braak en De Man. Wanneer iedere schrijver op 76-jarige leeftijd met de bijbel op het nachtkastje en de familie om het bed zou sterven aan een longontsteking, zou dit boek nooit verschenen zijn.

Omdat in het boek vooral aandacht besteed wordt aan de geromantiseerde aspecten van het schrijversbestaan, is het van geen directe betekenis voor de literatuurstudie. De enige verdienste die het boek in dat opzicht heeft, is dat het mogelijk wijd verbreide biografische onjuistheden uit de wereld helpt. Waar ligt Poot? is een opmerkelijke verzameling biografische feiten en anekdotes, waarin de al dan niet vermeende heroïek van het schrijversleven voorop staat. Door deze concentratie op de mens achter de schrijver is het een literaire curiositeit, die op één lijn met de literaire wandeling of het in oude staat herstelde schrijverskamertje gesteld kan worden. Een apart boek, waarin met gemak een snedige anekdote voor in het café gevonden kan worden. Wist je dat Paul van Ostaijen driemaal begraven is?

 

Jeroen Kapteijns


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Waar ligt Poot? Over de dood en de laatste rustplaats van Nederlandse en Vlaamse schrijvers


auteurs

  • Jeroen Kapteijns