Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vooys. Jaargang 26 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vooys. Jaargang 26
Afbeelding van Vooys. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van Vooys. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.32 MB)

Scans (61.11 MB)

ebook (8.21 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vooys. Jaargang 26

(2008)– [tijdschrift] Vooys–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]


illustratie

Anne Marie Musschoot, Hans Vandevoorde & Hans Groenewegen (red.)
Al ben ik duister, 'k zet me glanzend uit. Over Karel van de Woestijne Groningen (Historische Uitgeverij)
2007
320 pagina's
€29,95
ISBN 978-90-6554-102-4


illustratie

Karel van de Woestijne
Verzameld dichtwerk: deel I (lyrische poëzie) & deel II (epische poëzie), bezorgd door A.M. Musschoot et. al. Tielt (Lannoo) 2007 (Deltareeks)
762 & 529 pagina's
€49,95 & €49,95
ISBN 978-90-209-6760-9

‘neem dan dit pijnlijk boek; wil deze verzen lezen’: ode aan Karel van de Woestijne

De eer die Karel van de Woestijne (1878-1929) heeft ontvangen en nog ontvangt staat in schril contrast met de eenzaamheid, de mismoedigheid, de vermoeidheid en het leed dat uit de meeste van zijn verzen spreekt: ‘De kanker van mijn aangezicht/ Straalt als de liefde en maakt mijn vijand rijk.’ Al toen de dichter in 1928 vijftig werd, zo leren we uit de bijdrage van Geert Buelen aan Al ben ik duister, werd hem een eerbetoon geschonken dat nauwelijks denkbaar is. En nu, zo'n 130 jaar na zijn geboorte, wordt zijn verzameld dichtwerk uitgegeven in de Deltareeks.

Een grotere blijk van waardering voor een literator is al niet denkbaar. Een betere verzekering van canonisering dan maar liefst twee delen in de Deltareeks is immers niet mogelijk. En Van de Woestijne, niet voor niets bekend als decadent, een gegoed man, zou ongetwijfeld bijzonder ingenomen zijn met het ietwat elitaire karakter van die reeks (met bijbehorend prijskaartje) en de in totaal tientallen pagina's pure leegte.

Natuurlijk, de beide delen zijn prachtig vormgegeven. In de bundel Substrata zijn prachtige afbeeldingen opgenomen van Leo Marfurt die wat mij betreft de toon van de gedichten uitstekend weten te treffen. En natuurlijk, de gedichten van de Vlaming zijn het meer dan waard opnieuw uitgegeven te worden. Dit neemt echter niet weg dat met deze uitgave de Deltareeks weliswaar voldaan heeft aan haar doelstelling dat ‘[d]e belangrijkste werken uit de oudere Nederlandse letterkunde permanent beschikbaar [moeten] zijn’, maar toegankelijk zijn ze daarmee nog niet meteen. De literair-historische situering van Karel van de Woestijne en zijn poëzie is niet overdadig. De informatie die achterin het tweede deel per gedicht of cyclus gegeven wordt is vaak nuttig en informatief en roept om meer. Zeker het tweede deel, waarin de epische poëzie is opgenomen, blijft regelmatig onderbelicht. Zoals de editeurs in de uitleiding aangeven is deze uitgave de eerste waarin alle epische dichtwerken van Van de Woestijne tezamen zijn gebundeld: dit had me dan ook een mooi moment geleken al die epische werken van een flink kader te voorzien dat de lezer een eind op weg helpt. Bij elk gedicht is nu wel enige uitleg opgenomen, maar vaak niet meer dan een korte samenvatting en enkele opvallende kenmerken: onvoldoende om als leeswijzer te dienen. Door dit gemis moet de lezer van Van de Woestijnes epische gedichten, wil hij deze zonder problemen kunnen begrijpen, plaatsen en waarderen, beschikken over voldoende kennis van de poëzieconventies aan het begin van de twintigste

[pagina 109]
[p. 109]

eeuw, tevens een meer dan ruime kennis hebben van de Griekse mythologie waarop vrijwel alle epische gedichten gebaseerd zijn en daarbij bekend zijn met het taaleigen van de dichter dat niet vrij is van Vlaamse woorden en uitdrukkingen. Ondanks een prachtige vormgeving maakt dit het lezen van juist de minder bekende werken van Van de Woestijne niet bepaald laagdrempelig.

Gelukkig verscheen eveneens in 2007 de essaybundel Al ben ik duister, 'k zet me glanzend uit bij de Historische Uitgeverij. Deze bundel wordt op de achterkant gepresenteerd als ‘een onontbeerlijke leeswijzer’ bij het Verzameld Werk van Van de Woestijne. Alle aspecten van de dichter worden erin belicht: zijn werk, zijn omgeving, de dichter als historische figuur... En inderdaad, een gebrek aan invalshoeken is deze essaybundel niet te verwijten. In welke andere bundel leren we over de bestudering van zonnemythen in de negentiende eeuw, de mensen achter de Duitse censuur in de Eerste Wereldoorlog en de literatuurwetenschap van Paul de Man? En over Karel van de Woestijne natuurlijk.

Mijn gedachten na het lezen van elk afzonderlijk essay waren steeds nagenoeg hetzelfde. Wat een boeiend en goed geschreven essay, en wat gaat het weinig over Van de Woestijne. Laat dit een tik gechargeerd zijn: natuurlijk komt de dichter zelf in veel facetten naar voren. Toch lijkt het vooral een essaybundel te zijn waarin alom erkende namen (Jürgen Pieters, Paul Claes) mogen doen wat ze normaliter ook al deden, maar dan aan de hand van het werk van Karel van de Woestijne. Dirk De Geest blijkt een uitstekende close-reader (met freudiaanse trekjes), maar het feit dat hij elke klank, elke komma in het bekende sonnet ‘Wijding aan mijn vader’ van een betekenis weet te voorzien leert ons bijzonder weinig over de andere poëzie, en, wat erger is: ook niet veel over het befaamde sonnet zelf, want met een verrassende of spannende interpretatie komt De Geest niet.

De bijdragen van Anne Marie Musschoot, Peter Theunynck en Geert Buelens zijn reconstructies van enkele perioden uit het leven van de dichter en geven inkijkjes in de omstandigheden van de historische persoon Van de Woestijne. Spijtig hierbij is wel dat de bijdrage van Theunynck, nota bene de schrijver van Van de Woestijnes biografie die over enkele jaren moet verschijnen, niet meer is dan een bijzonder rijk gedocumenteerde maar volstrekt onnavolgbare reconstructie van de omgang van de dichter met de Duitse censuur. Dat de auteur niet in staat is met al het tot zijn beschikking zijnde materiaal een goed leesbaar verhaal te vertellen is nog geen groot probleem: erger vind ik het dat hij zonder meer meent een moreel oordeel te moeten vellen over het handelen van Van de Woestijne in de Eerste Wereldoorlog.

Nog het meest in aanmerking voor ‘leeswijzer’ komt de bijdrage van Hans Groenewegen. Hij bespreekt en interpreteert de in het oeuvre van Van de Woestijne wat afwijkende bundel Substrata zonder lezing van de gedichten overbodig te maken. Groenewegen heeft verstand van poëzie en een uitstekende pen en dat bewijst hij hier opnieuw. In zijn interpretatie van de bundel komt hij tot uitspraken die het gehele oeuvre van de dichter aangaan: Groenewegen is in staat in twintig bladzijden de karakteristieken van het dichterschap van Van de Woestijne bloot te leggen en aan te geven waarom de bundel Substrata daarin een sleutelpositie inneemt.

[pagina 110]
[p. 110]

Ook de bijdrage van Jacob Groot is absoluut de moeite waard. Geen napluizing van de geschiedenis bij hem, of een formele, verantwoorde analyse, maar pure erotiek. In een prachtig geschreven essay leest Groot de poëzie van Van de Woestijne op een erotische wijze en haalt allerhande tekstuele verwijzingen naar boven - te beginnen bij de dichtregels die de titel van de essaybundel vormen - die benadrukken hoezeer seksualiteit bij Van de Woestijne een rol speelt. Zonder de gedichten te willen reduceren tot seks laat Groot zien dat deze lezing heel goed mogelijk is en hij doet dat met bijzonder enthousiasme. Zowel bij Groenewegen als bij Groot geldt dat het lezen van hun essays soms fijner is dan het lezen van de poëzie waar ze over gaan, zonder daarmee de poëzie tekort te willen doen.

Voor de meeste bijdragen in de bundel geldt zoals gezegd: ze zijn informatief en helder maar je kunt je afvragen voor wie ze nu eigenlijk geschreven zijn. Wat moet een beginnende Van de Woestijne-lezer met een gedetailleerd onderzoek naar mystieke aspecten in één bepaald gedicht, zoals Hans Vandevoorde ons voorschotelt? En wat moet de wetenschappelijke collega met de bijdrage van Leo Jansen, die in enkele pagina's in zeer grove trekken de visie van Van de Woestijne op aard en wezen van de poëzie schetst? Om als leeswijzer bij het Verzameld Werk te dienen zijn de bijdragen in ieder geval te particulier: veeleer zijn het interessante wetenswaardigheden voor de doorgewinterde Van de Woestijne-liefhebber. Wie bij het lezen van de epische gedichten wel een handreiking kan gebruiken zal die in deze bundel, net zo min als in het Verzameld dichtwerk vinden. Alleen de bijdrage van Paul Claes biedt wat aanknopingspunten bij het lezen van het epische werk, maar verder dan een interpretatie van het motief ‘zon’ gaat ook Claes niet.

Het zou absoluut onterecht zijn om te beweren dat Karel van de Woestijne als dichter tekort wordt gedaan. Er is aandacht voor zijn werk, het wordt geëditeerd, er wordt over geschreven. De vraag is alleen of zijn dichtwerk met de recente uitgaven een breder publiek zal krijgen dan tot nu toe het geval was. De editie is prachtig maar de gedichten van Van de Woestijne zullen vermoedelijk voor veel lezers enkele drempels bevatten die door de woord- en tekstverklaringen van de editeurs niet volledig weggenomen worden; de essaybundel is goed geschreven en geeft interessante inkijkjes in enkele aspecten van zowel het dichtwerk als de historische persoon van Van de Woestijne, maar voor de lezer die niet op de hoogte is van de dichter en zijn werk en tijd blijven het particuliere inzoomingen zonder noemenswaardige relevantie voor de lectuur van zijn werk. Ook de in de essaybundel opgenomen brieven aan Emmanuel de Bom en de foto's van Van de Woestijne zijn aardige toevoegingen voor liefhebbers van het werk van de Vlaming maar ook niet meer dan dat. Het lezerspubliek dat in deze dagen Karel van de Woestijne wil eren heeft zodoende de beschikking over veel meer materiaal dan in 1928; of dat publiek ook groter is, is de vraag.

 

Jaap Faber


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jaap Faber

  • over Karel van de Woestijne

  • over Anne Marie Musschoot

  • over Hans Vandevoorde

  • over Hans Groenewegen