Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vormen. Jaargang 3 (1938-1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vormen. Jaargang 3
Afbeelding van Vormen. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Vormen. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.91 MB)

Scans (483.51 MB)

ebook (5.56 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vormen. Jaargang 3

(1938-1939)– [tijdschrift] Vormen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Romans

Hendrik Prijs: De Stad op het einde en Het Huis met de Glycines. Uitgave Oostlandreeks, Tongeren.

Deze jonge Limburgsche romanschrijver die een paar jaren geleden debuteerde met een bundel novellen heeft ons steeds buitenmate weten te boeien door den eigenaardigen verteltrant waarover hij beschikt. Door de mengeling van beschaafde en dialectische taalelementen wist hij een stijl te scheppen die wij in de Vlaamsche litteratuur maar al te zelden aantreffen: sappig en kleurrijk en tegelijk beeldend. Ook in de twee nieuwe romans die Hendrik Prijs thans in het licht zond, treffen wij deze kwaliteiten aan. Al staan zij, voor wat het onderwerp betreft, diametraal tegenover elkaar, in de uitwerking ervan herkennen wij duidelijk zijn humor en zijn spot, zijn twee bijzonderste hoedanigheden die hij met Willem Elschot en met zijn stadsgenoot Joris Vriamont, gemeen heeft.

In ‘De Stad op het einde’ waarin Prijs vooral verwijlt in irrëele gebieden, lijkt hij ons (voorloopig althans) minder op zijn plaats. Des te sterker valt dit op na de lectuur van ‘Het Huis met de Glycines’ dat enkele weken later verscheen en waarin de auteur er waarlijk in gelukt een paar typen ‘levend’ te maken. De naturalistische uitbeeldingswijze en zijn bijna wreedaardig sarcasme geven aan dit boek een zeer persoonlijken toon die, alhoewel hij ongekunsteld aandoet, een soberheid verraadt die wij slechts kunnen loven. Ik weet het wel, ook hier vertelt Prijs wel eens zoo knap dat men hem, en terecht, gemis aan psychologische uitdieping kan verwijten, ook hier is zijn taal niet altijd zuiver en schrikt hij niet terug voor een paar platheden die met humor

[pagina 206]
[p. 206]

niets gemeen hebben, en die de waarde van zijn werk slechts kunnen verminderen. Zijn kleurrijken, volkschen en sappigen verteltrant zijn op zichzelf reeds boeiend genoeg om hem met meer dan gewone belangstelling te blijven volgen.

Pieter G. BUCKINX

Henriette van Eyk: Als de wereld donker wordt... Amsterdam, Uitg. Querido, 1938, 158 blz.

Henriëtte Van Eyk, die door sommigen voor de eenige humoriste van de Nederlandsche Letteren gehouden wordt, heeft hier haar eigenaardig en persoonlijk talent over een zestal wintervertellingen versnipperd. Door de afwezigheid van concentratie op een centraal gegeven bezit het boek niet de innerlijke spanning en den menschelijken toon van ‘Gabriël’, de geschiedenis van het mager mannetje. Het geeft echter een goed inzicht in deze schrijftechniek, die in den grond niets anders is dan de techniek van de teekenfilmpjes. Zij forceert gaarne de verhoudingen, zij toovert de kleuren om tot zelfstandige lichamen, en de geluiden tot muziek. Zij steunt op de logica van het fantastische en ongerijmde. En zij komt natuurlijk uit de hersenen. Vandaar een humor, die het er niet op aanlegt den lezer te doen lachen: de monkel volstaat. Men zal echter toegeven dat het genre zeer bedenkelijke grenzen heeft.

R.F. LISSENS

P. Paul en Valere de Wolf: In den dobbelen arent. Kortrijk, Uitg. Steenlandt, 1938, 158 blz. -25 fr.

Volgens een formule die o.m. reeds door Anton Thiry werd aangewend in zijn ‘Gasten in het huis ten halven’ hebben de auteurs in en rond de herberg-afspanning ‘In den dobbelen arent’ een aantal levensgeschiedenissen van dorpstypen bijeengebracht. Het geheel is nochtans organischer dan bij Thiry. Veruit de meeste typen staan, wat bij Thiry niet het geval was, werkelijk in verband met de herberg. Daarenboven bewegen zij zich allen in de schaduw van den dubbelen arend, symbool van de vreugde en den kommer van deze levens.

Het prospectus verklapt dat we met jonge auteurs te doen hebben. Wij willen het aannemen, alhoewel het werkje niet specifiek jeugdig aandoet, tenzij door de onbelangrijkheid van de ervaringen en het onpersoonlijke van den stijl. Deze laatste is geknipt op het Walschappatroon. Ten bewijze deze regelen: ‘'s Zondags preekte meneer pastoor over den moord, over al de verschrikkelijke dingen die er gebeurd waren, en ik moet u allemaal om een gebed verzoeken voor Juffrouw Jeanne Mertens, alhier Maandagavond schielijk overleden.’

R.F. LISSENS

A.M. de Jong: Merijntje Gyzen's jonge jaren. IV. Een Knaap wordt Man. - Querido, Amsterdam.

Weinig ouders kunnen voor zich zelf realiseeren dat hun kinderen volwassen worden. Ook A.M. De Jong kan zich in zijn verteederenden toon niet ontmaken van het kleine jongetje, dat Merijntje Gyzen eens geweest is, - zelfs niet wanneer hij in dit achtste deel van zijn cyclus ons wil doen gelooven, dat de knaap man wordt. Het geeft aan het werk,

[pagina 207]
[p. 207]

dat toch al zoo omslachtig is en weinig essentieel, iets onwaarachtigs en verliteratuurd.

Op zijn gewone, te woordenrijke manier verhaalt De Jong hoe de gevoelige M. Gyzen zijn adolescentie begint onder de bekoring van een vampachtige vrouw, die het met sadistisch genoegen op zijn deugd heeft gemunt, hoe hij zich bijtijds van haar losrukt en naar de stad vlucht, waar zijn ingeboren drang naar rechtvaardigheid hem opgetogen in de armen voert van het vooroorlogsch socialisme.

Het is nu maar te hopen dat De Jong zich met deze oplossing zóó gevleid voelt, dat hij het overbodig acht, aan dit moeizaam volgeschreven achtste boek nog andere toe te voegen.

Bert RANKE


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Merijntje Gijzen's jonge jaren (4 delen)

  • over Als de wereld donker is...


auteurs

  • Pieter G. Buckinx

  • R.F. Lissens

  • Bert Ranke

  • over P. Paul

  • over Alice Sara Wolff-Gerzon

  • over Hendrik Prijs