Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vormen. Jaargang 4 (1939-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vormen. Jaargang 4
Afbeelding van Vormen. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Vormen. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (313.53 MB)

ebook (5.52 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vormen. Jaargang 4

(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Roman

Jeanne van Schaik-Willing: Uitgestelde Vlucht. 1938. N.V. Em. Querido's Uitgevers-Mij, Amsterdam.

Een novellenbundel met hoogten en laagten.

De Nacht van Bethlehem, een goedgeschreven variatie op een oud thema, doet allesbehalve nieuw aan. Na de ontgoochelende Sonate lijkt De vampier een boeiend stukje, rijk aan psychologische notities van een ongemeene kieschheid en die een gevoelige intelligentie verraden. Meteen valt de beheersching op van een rijk en vloeiend Nederlandsch. Eenig-mooi is de beeldende vijver-

[pagina 33]
[p. 33]

passage (blz. 52) uit De dochter van den kunstenaar, een overigens knappe novelle, die alleen ontgoochelt met de slotscène, wanneer het oorspronkelijk teeder en nog onbestemd ontvluchtingsverlangen ietwat te luid-romantisch losbreekt. Van een te nevelig uitrafelen van zielstoestanden is het verhaal De lusteloozen een treffend voorbeeld. Het is waarlijk niet de schuld van de lezer, wanneer zijn vermogens hem hier bij het ontraadselen van menig mysterie in de steek laten; een psychologie, die al te dikwijls verstoppertje met zichzelf speelt, moet op de duur ontstemmen. Men vraagt zich tevens af, waarom in deze novelle de fataliteit zoo schromelijk de meer aannemelijke motieven verdringt. Vooral met deze vraag stemt de lectuur van De lusteloozen tot diepe lusteloosheid.

Naast deze novelle van 1924 steekt het klare, frissche stukje De doode vogel (van 1930) opmerkelijk af. Men kan hier meten wat de schrijver sinds 1924 nog aan klaarheid en psychologisch inzicht heeft gewonnen.

Leerzaam is ook de vergelijking tusschen Rik's terugkeer (1917) - van een ijle, geforceerde verbeelding, en als dusdanig ook zeer jeugdig proza, waarin geen enkele maal het geluid van een personage weerklinkt - en de recente bladzijden door klaarheid en preciesheid en een vlot dialoog bewondering afdwingt.

Talrijke fragmenten in deze bundel nopen er toe, met belangstelling elk volgend werk van Jeanne van Schaik-Willing te gemoet te zien.

RENE BERGHEN.

Victor E. van Vriesland: De ring met de aquamarijn. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij. Amsterdam.

De ring met de aquamarijn is het eerste van vier verhaaltjes, los en aristocratisch geschreven, met een 18e eeuwsche charme.

Naast het markante boek Afscheid van de wereld in drie dagen komen deze stukjes voor als verpoozingen van de schrijver, het derde schier banaal van onderwerp, maar hoe luchtig en plezierig verteld! Want het gansche boekje bekoort meer door de toon dan door de stof.

De ring met de aquamarijn is handig aangezet en ofschoon de ontknooping een lichte ontgoocheling brengt, weet ik toch niet wie in een zoo kort short story veel beter zou slagen.

In het laatste verhaaltje, Drie maal acht uur, tracht de schrijver ons op een meer dramatisch plan te boeien, maar hij brengt ons jammer genoeg niet die indruk van echtheid bij, die zoo overtuigend, mondain en sierlijk spreekt uit de vorige drie, waarvan het onderwerp zich nederiger, soms onbelangrijk aanmeldt, maar dan behandeld met het raffinement van een geestig taalvirtuoos.

RENE BERGHEN.

Arnold Zweig: ‘De Vriendt keert weer’. Roman. Salamander-reeks. Querido, Amsterdam.

In 1924 viel de Joodsch-Hollandsche dichter Jacob Israël de Haan te Jeruzalem als slachtoffer van een politieken moord. Dit noodlottig einde van een onzalig politicus, tevens een door tegenstrijdigheden innerlijk verscheurd mensch, heeft Arnold Zweig de figuur ingegeven van Dr. Jizchak Jozef de Vriendt, die de held is van een boek, dat reeds in 1932 in het Duitsch verscheen, en thans in Nederlandsche vertaling, door Querido wordt herdrukt in de, op enkele misgrepen na, voortreffelijke Salamander-reeks. ‘Ik heb niet J.I. de Haan bedoeld, toen ik Dr. de Vriendt schilderde’, verklaart de schrijver in zijn nawoord; ‘ik heb alleen een schaduw van hem genomen, die ik als alle andere figuren uit mijn boek met mijn bloed en gedachten voedde. Maar dat was de bedoeling: dat men uit dit boek leerde begrijpen hoe menschen van het soort van J.I. de Haan er tijdens hun leven aan toe konden zijn, en dat een rechtvaardiger beoordeeling van zulke tweespaltige zielen ook in het

[pagina 34]
[p. 34]

kamp van zijn politieke tegenstanders noodig was en bij degenen, die zich over hem ergerden, toen hij in zijn Hollandsche geboorteland ronddoolde - een tijdgenoot, voor wien in deze burgerlijke wereld moeilijk een plaats was te vinden’. Dr. Jizchak de Vriendt die Zweig scheppend heeft ontdekt is een van die tragische naturen, die met scherp bewustzijn van de kloof in hun karakter, nochtans beter-willend en opwaarts-strevend, aan hun eigen gespletenheid noodzakelijk ten gronde gaan, zoodra ze hun platonische wereld van droom en verbeelding vaarwel zeggen om in het werkelijke leven een zending te vervullen. De Vriendt is een man met buitengewone begaafdheid, hartstochtelijk in zijn overgave als in zijn vooroordeelen, onhandig dweeper door een absoluut gebrek aan realiteitszin. Naar het Heilig Land getogen uit vrome, godsdienstige motieven, vindt hij ginds een Zionistische beweging, die dank zij een grenzelooze offervaardigheid der immigranten, en spijts den tegenstand der Arabieren, de slapheid van het Engelsch bestuur, en de onverschilligheid van de breede lagen der Joden over de heele wereld, de grootsche taak vervult, een nieuw Joodsch vaderland te stichten, - doch die in wezen niets verschilt van het politieke en sociale streven eener welkdanige nationale minderheid, en aldus zijn eigen bovenzinnelijke verbeeldingen van een geestelijk herwordend volk Israëls pijnlijk teleurstelt. De Vriendt, gehaat als vijand in het eigen kamp, wordt een der leiders van een anti-Zionistische groep godvruchtige Joden, die zich de Thora-getrouwen noemen, zendt een onbezonnen manifest aan de regeering, waarin aansluiting wordt gezocht bij de Zionistisch-vijandige Arabieren, en wordt als verrader van zijn volk, door een stamgenoot op straat neergeschoten.

Wat heeft dezen man bezield, om zonder aandacht voor welke omstandigheden ook, het streven van zijn eigen volksgenooten te bemoeilijken? ‘Wat ik eigenlijk wil?’ schrijft hij kort vóór zijn gewelddadigen dood. ‘Wat ieder oprecht schrijver wil: de waarheid om haarszelfs wil, de gerechtigheid terwille van den mensch, erbarmen ter wille van de gemeenschap en liefde om Gods wil. De moed, het eigen volk te trotseeren, het te wijzen op de fouten, die het begaat, is eigenlijk sedert de Profeten vanzelfsprekend.’ En toch is deze man geen heilige en geen standbeeld, doch een smartelijk verscheurde in zijn vleesch, die een verhouding heeft met een Arabischen knaap; een gemartelde in den geest, die in oogenblikken van oppersten twijfel verzen schrijft, die in hun verbitterde negatie, één rauwe, hoonende Godslastering zijn. De Vriendt is nochtans geen schijnheilige, hij is eerder kinderlijk oprecht, maar vooral is hij een rampzalig mensch. Tijdens zijn leven een verrader in de oogen zijner vijanden, voor zijn vrienden bijna een heilige, houdt hij op tot eenige partij te behooren, wanneer na zijn dood een nagelaten verzenbundel plots een ontstellend licht werpt in deze duistere ziel. De privaat-docent Dr. Heinrich Klopfer vindt het eenig juiste woord: ‘Deze man was een dichter. We hadden dit moeten weten. We zullen goed op de bladen passen’. Er ligt een onuitgesproken, ontroerende teederheid in deze woorden.

Arnold Zweig is ongetwijfeld een knap romancier. Zooals steeds, schrijft hij niet alleen het verhaal van één mensch, maar tevens een interessante brok geschiedenis van het Joodsche volk. Hij doet dit op boeiende, en uit oogpunt van verhalend proza, volkomen aanvaardbare wijze. Maar het ontgaat ons niet, dat de romanschrijver het op vele plaatsen wint van den kunstenaar. Het kleurig Palestijnsche kader, met daarbij de scherp gestelde situaties op leven en dood, die een burgerlijke guerilla tusschen Joden en Arabieren meebrengt, het dagelijksch omgaan met vuurwapens, deze elementen werken vanzelf een exotische charme met spannende momenten in de hand, maar het wil ons voorkomen dat de auteur zich nogal gewillig vermeit in het scheppen van een soms prettige, doch zeer vluchtig bekorende atmosfeer, die een ietsje te veel een goedkooper genre van avonturenroman in gedachten roept. 's Schrijvers gemakkelijk visualiseerende werkwijze wekt voortdurend

[pagina 35]
[p. 35]

associaties aan filmische procédés, en leidt tot het mededeelen van volkomen overbodige, soms kinderachtige details. De bindfiguur van Mr. Irmin, chef van de Secret Service te Jeruzalem, een nonchalante Brit met latente gevoelsreserve, is een type dat door diverse cineasten reeds herhaaldelijk, doch steeds met gewaarborgd commercieel succes werd geëxploiteerd. Nogmaals, dit alles is prettige lectuur, doch het vermindert in niet geringe mate de intensiteit van een werk, dat zich tot taak had gesteld, de zeer bijzondere tragiek van een menschenziel te achterhalen.

Ook is het jammer dat de vertaling van Nico Rost zoo duidelijk de sporen draagt van slordige haastigheid, waardoor chineezerijen als de hier volgende helaas geen zeldzaamheid zijn in den tekst: ‘allen hadden deelgenomen aan den wereldoorlog en nu waarschijnlijk geen lust van de mogelijkheid om nog meer te beleven, die een moderne oorlog hun bood, afstand te doen.’

Bert RANKE.

Hendrik Conscience: De Loteling; Blinde Rosa; Rikke-Tikke-Tak. De Sikkel, Antwerpen, 1939.

Uit piëteit voor den mensch Conscience, maar zeker zoo veel uit liefde voor diens werk zet Eug. De Bock zijn poging voort alom de ‘grootheid’ van den Vlaamschen erflater te doen aanvoelen. Als we goed beseffen vanwaar we gekomen zijn, moeten we wéten wat Conscience voor ons geweest is. De Bock geeft de nieuwe generaties de gelegenheid te weten waaraan ze hun politicolitteraire opstanding danken, verwaarloost ook niet te wijzen op de ‘vaak smettelooze vertelkunst’, waarvan Conscience's landelijk novellen-werk überhaupt ook getuigt. Wij kunnen deze bijdrage tot nationaal en traditioneel besef niet dan loven.

Paul DE VREE.

De Zwerftocht van Belcampo. N.V. Uitg.-Mij. ‘Kosmos’, Amsterdam - Gen. f. 2,25; geb. f. 2,90.

Belcampo is de schuilnaam van een academisch gevormd man die, het gedwongen leegloopen beu, gedurende acht maanden Europa doorzwerft, den kost verdienend met snelportretteekenen, en in dit boek uitverkoop houdt van zijn herinneringen. Deze worden gelukkiglijk niet opgeblazen tot delireerende verrukkingen, noch uitgeplozen, gerangschikt en weer saamgelezen tot nuttig handboek voor den toerist. Belcampo biedt in de eerste plaats de persoonlijke wederwaardigheden van een mensch, vooral in contact met andere menschen.

Dit maakt zijn boek boeiend en interessant. Bovendien beschikt hij over een kruidenden humor, die soms galgenhumor wordt, en hoewel soms wat kinderlijk geforceerd, het boek redt van een vermoeidheid, die vooral de tweede helft merkbaar bedreigt. Een warme levenslust en een groote menschenliefde, echter nergens hinderend ten toon gespreid, vormen juist daardoor, den sympathieken gemoedsinslag van deze reisherinneringen. Men vraagt zich alleen af, hoe dergelijke gevoeligheid vereenigbaar kan zijn met de platte kleingeestigheid, waarmee godsdienst en kristendom worden gehoond.

Bert RANKE.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Uitgestelde vlucht

  • over De ring met de aquamarijn


auteurs

  • René Berghen

  • Paul de Vree

  • Bert Ranke

  • over Hendrik Conscience