Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde de HEERE sprac tot Abram, Gaet wt v lant, ende wt v maechscap, ende wt ws vaders huys, ende comt in een lant, dat ic v thoonen sal,

2

Ende ick sal v tot een groot volc maken, Ga naar margenoot+ Ende ick sal v ghebenedien, ende ic sal uwen naem groot maken, Ende ghi sult ghebenedijt zijn,

3

☞ Ick salse ghebenedien, die v gebenedien, Ende ick salse vermaledien, Ga naar margenoot+ die v vermaledien, Ende in v sullen ghebenedijt worden alle gheslachten der aerden.

4

Ende doen ghinck Abraham wt, also hem die HEERE beuolen hadde, Ga naar margenoot+ ende Loth troc met hem. Abram was .lxxv. iaer out, doen hi wt Aran trock.

5

Ende also nam Abram zijn wijf Sarai, ende Loth zijns broeders sone, met alle haerder hauen, die si beseten hadden, ende die zielen die si gemaect hadden in Aran, ende reysden wt na dlant Canaan,

6

Ende als si in tselue lant gecomen waren, doorleet Abram doort lant, totter stadt van Sichem, ende totten Ga naar margenoot* heerlijcken) dale, Ga naar margenoot+ Want tot dier tijt woonden daer Cananiten int lant.

7

Doen openbaerde die HEERE Abraham, ende sprac tot hem, uwen zade, sal ick dit lant geuen. Ende hi stichte aldaer, den HEERE die hem openbaerde, eenen altaer.

8

Daer na ginc hi van daer, aen eenen berch, die tegent oosten der stadt Bethel lach, ende sloech aldaer zijn tenten op, dat hi Bethel ten westen, ende Hai ten oosten hadde, ende maecte aldaer den HEERE ooc eenen altaer, ende aenriep den naem des HEEREN.

9

☞ Daer na troc Abram voordere, ende trock zuydtwaert.

10

Ga naar margenoot+Ende in dat lant quam eenen dieren tijt. Ende doen troc Abram af, in Egipten, dat hi hem daer onthouden mochte, als [kolom] een vremt man, want den dieren tijt was zeer machtich in den lande.

11

Ende doen hi na bi Egypten quam, seyde hi tot sinen wiue Sarai Ga naar margenoot*) Ic weet, dat ghi een schoon vrouwe Ga naar margenoot*) zijt,

12

ende dat als nv v die van Egipten sullen sien, soo sullen si seggen, Siet dat is zijn huysfrouwe, ende sullen mi dooden, ende v behouden,

13

Daerom bid ick v, segt toch, dat ghi mijn suster zijt, om dat mi des te bat si, om uwent wille, ende mijn ziele Ga naar margenoot* leuendich) bliue, om uwen wille.

14

Ende als hi nv in Egypten quam, saghen die Egiptenaeren dat wijf, dat si zeer schoon was

15

Ga naar margenoot+ende Pharaos Princen bootschapten hem dat, ende presense voor hem. Doen wert si in Pharaos huys gebracht,

16

Ende men dede Abram wel, om haeren wille, Ende hi hadde schapen ende runderen, ende ezelen, ende knechten, ende maerten, ende ezelinnen, ende kemelen.

17

Maer die HEERE gheesselde Pharaonen met groote plagen, ende zijn huys, om Sarai Abrams wijfs wille.

18

Doen riep Pharao Abram tot hem, ende seyde, waerom hebdy mi dat gedaen? Waerom en seydy mi niet, dattet uwe wijf was?

19

Waerom seydy dan dattet uwe suster was? om dat icse mi tot eenen wiue soude nemen? Ende nv siet, daer is uwe wijf, neemt v wijf, ende gaet wech.

20

Ende Pharao geboot, den mannen van Abram, ende si geleyden hem, ende zijn wijf, ende alle dat hi hadde.

§ Hoe Abram dat lant deylde met sinen broeder Loth, ende hi ontfinc die belofte van God dat lant te ontfanghen hi ende zijn zaet.

margenoot+
A

margenoot+
§ Een gebenedijge

margenoot+
§ vermaledijen is veruloeken

margenoot+
B

margenoot*
the. more
margenoot+
Ninus die eerste coninc sloech die penningen. Semiramis Nini huysurouwe een wonderlike vrouwe was doerluchtich

margenoot+
C

margenoot*
the. siet
margenoot*
th. aensichte

margenoot*
the. bi den leuen

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken