Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Cap.

1

Ga naar margenoot+DAer na ghinghen Moyses ende Aaron binnen ende spraken tot Pharao, Dit seyt die HEERE die God van Israel, Laet mijn volck gaen, dattet mi Ga naar margenoot* offerande doe) in die woestijne,

2

Pharao antwoorde, Wie is die HEERE, dat ick zijn stemme hooren sal? ende Israel laten gaen? Ick en kenne dien HERE niet, Ic en sal Israel oock niet laten gaen

3

Si seyden der Hebreeuscher God heeft ons gheroepen, so laet ons drie dachreysen wech gaen in die woestijne, ende den HERE onsen God offeren, op dat ons noch pestilencie, noch swaert toe en come,

4

Doen sprack die Coninck van Egypten tot hen, Waeromme doedy, ghi Moyses, ende ghi Aaron, dattet volck zijn werck laet staen? gaet henen tot uwen last,

5

Voort sprack Pharao, Ga naar margenoot* Siet dat volck des lants is vele, Ghi siet dat die schare ghewassen is, hoe veel te meer ist dat ghi hen ruste gheuet van haere wercken.)

6

Daerom beual Pharao inden seluen daghe Ga naar margenoot* den meesters der wercken ende den schatters des volcs,) seggende,

7

Ghi en sult den volcke niet meer stroo Ga naar margenoot* geuen) dat si bacsteenen barnen, gelijck te voren, maer laetse seluer gaen ende stoppelen vergaderen,

8

ende tghetal der bacsteenen dat si gisteren ende eergisteren gemaect hebben, dat suldy hen euen wel opleggen, Ga naar margenoot+ ende niet verminderen, want si gaen ledich daerom roepen si ende seggen, Laet ons gaen ende offeren onsen Gode,

9

Men ouerualle die lieden met arbeyde, ende laetse dien volbrengen dat si hen niet en keeren aen de logenachtige woorden

10

Ga naar margenoot* Daerom ginghen wt die meesteren des wercs, ende die schatters totten volcke, ende seyden) Aldus seyt Pharao, Ic en geue v gheen stroo,

11

gaet seluer ende haelt stroo, daer ghijt vinden moecht, maer van uwen arbeyde en sal v niet gemindert worden,

12

Doen wert dat volc verspreyt in al tlant van Egypten, dattet stoppelen vergaderde.

13

Ga naar margenoot+Ende die ouerste des wercs stonden volherdende, ende seyden, Voldoet uwe dachwerc, gelijck ghi dedet, doenmen v stroo gaf,

14

Ende die wercmeesteren der kinderen van Israel die Pharaos scatmeesters ouer hen gestelt hadden, werden gheslagen, ende hen gheseyt, Waerom en hebdy niet voldaen die ma-[kolom]te van bacsteenen, noch heden, noch gisteren, gelijck in voorleden tijden?

15

Ende die wercmeesteren der kinderen van Israel quamen, ende riepen tot Pharao, seggende, Waerom doedy aldus tegen v knechten?

16

Men en geeft uwen knechten gheen stroo, ende die bacsteenen worden in gelijc getal geboden, ende siet wi uwe knechten worden geslagen met geesselen, ende men doet onrechtuaerdichlijc tegen uwe volc,

17

Pharao sprac, Ghi lieden zijt ledich, daerom segdy, Laet ons gaen ende offeren den HEERE,

18

daerom gaet, ende werct, men en sal v geen stroo geuen, ende v gewoonlijc ghetal der bacsteenen suldy voldoen.

19

Ende die meesteren der wercken der kinderen van Israel saghen hen seluen gestelt in quaet om datmen hen seyde, Ga naar margenoot+ Niet met allen en sal vermindert worden vanden werck der bacsteenen, van elcken dage,

20

Ende si zijn tegen gecomen Moysi ende Aaron, die teghen hen ouer stonden, ende waren wtghegaen van Pharao,

21

ende seyden tot hen, Die HERE moet sien ende oordeelen, want ghi hebt onsen rueck doen stincken voor Pharaone ende sine knechten, ende hebt hem een swaert ghegeuen om ons te dooden

22

Ende Moyses quam weder totten HEERE, ende sprack, HERE, waerom hebdy dat volck ghequelt? Waerom hebdy mi ghesonden?

23

want sint dat ick in ben ghegaen tot Pharao, ende met hem ghesproken heb, in uwen naem, so heeft hi v volck ghequelt, ende ghi en hebt v volck niet verlost.

§ Hoe God belouet tvolck te verlossen wt die macht van Egypten, ende tvolck en gelooft Moysi niet.

margenoot+
A
margenoot*
th. vyere.

margenoot*
th. siet dat volck is vele, ende ghi wiltse noch laten vyeren van haren lasten.

margenoot*
th. den ouersten des volcs, ende haer officiers.

margenoot*
the. vergaderen ende gheuen.

margenoot+
B

margenoot*
h. Doen ginghen die ouerste des volcs, ende haer officiers, ende seyden tot den volcke.

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken