Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe HERE sprack tot Moysen, Gaet in tot Pharao, ende ghi sult tot hem segghen, Dit seyt die HERE, Laet mijn volck [kolom] wtgaen, op dattet mi offerande doe,

2

Ist dat ghijt weyghert, siet, so sal ick al uwe palen met vorsschen plaghen,

3

dat die ryuier sal van vorsschen wt crielen, die sullen opcomen, ende gaen in v huysen, in v camer, op v bedde, ende oock in uwer knechten huysen, ende dijns volcs huysen, in uwe backouenen, ende Ga naar margenoot* int ouerschot van uwer spijsen,)

4

Ga naar margenoot+Ende die vorsschen sullen tot v ende tot uwen volck, ende tot alle uwen knechten comen.

5

Ende die HERE sprack tot Moysen, Segt Aaron, Rect v hant wt ouer die vloeden, ryuieren Ga naar margenoot* ende broeken,) ende brengt die vorsschen ouer tlant van Egypten,

6

Ende Aaron recte zijn hant wt ouer die wateren van Egypten, ende die vorsschen quamen daer wt, ende si bedecten tlant van Egypten.

7

Die tooueraers deden oock also met haeren Ga naar margenoot* toouerijen) ende brochten ouer Egypten die vorsschen.

8

Ende Pharao riep Moysen ende Aaron, ende sprack, Bidt den HERE, dat hi die vorsschen van mi ende van minen volcke neme, ende ick sal dat volck laten gaen, dattet den HERE offere,

9

Ga naar margenoot+Moyses sprack tot Pharaonem, stelt mi wanneer ick voor v, voor uwe knechten, ende voor v voolck bidden sal, dat die vorsschen van v, ende van uwen huyse verdreuen worden, ende alleene inder ryuieren blijuen,

10

Ende hi antwoorde, morghen, Moyses antwoorde, Ick sal also doen, so ghi gheseyt hebt, op dat ghi bekennen moecht, dat daer niemant en is, ghelijck die HEERE onse God,

11

ende dan so sullen die vorsschen van v, ende van uwen huyse, ende van uwe knechten ende van uwen volcke ghenomen worden, ende alleen inden stroom blijuen.

12

Ga naar margenoot+Aldus ghinghen Moyses ende Aaron van Pharao, ende Moyses riep totten HEERE, om die belofte ouer die vorsschen, die hi Pharao toegheseyt hadde,

13

Ende die HERE dede also Moyses gheseyt hadde, ende die vorsschen storuen inden huysen, dorphuysen, ende inden ackeren,

14

ende si vergaderdense in groote hoopen, hier eenen hoop, ende daer eenen hoop, ende dat lant Ga naar margenoot* verrotte) daer af.

15

Als Pharao sach, dat hem ruste ghegheuen was, heeft hi zijn herte Ga naar margenoot* verswaert) ende en hoordese niet, so die HERE gheboden hadde.

16

Ende die HERE sprack tot Moysen, Segt Aaron, steect uwe roede wt, ende slaet dat stof der aerden, op datter weechluysen comen in alle lant van Egypten,

17

Si deden also, ende Aaron stack zijn hant wt met zijn roede, ende sloech in dat stof der aerden, ende het werden wantluysen aen die menschen, ende aen dat vee, Al dat stof des lants wert veran-

[pagina d4v]
[p. d4v]

dert in wantluysen in alle Egypten lant.

18

Ga naar margenoot+Die tooueraers deden oock also met haer Ga naar margenoot* toouerije) om luysen te doen comen, maer si en conden niet, ende die luysen waren aen den mensche ende aen dat vee.

19

Doen spraken die toueraers tot Pharao, dat is Gods vinger Maer Pharaos herte wert verstoct, ende en hoordese niet, Also die HERE geseyt hadde.

20

Ende die HERE sprack tot Moysen, Staet morghen vroech op, ende gaet voor Pharao, hi sal aen twater gaen, ende segt tot hem. Dit seyt die HERE, Laet mijn volck gaen, dattet mi offerande doe,

21

want en doedijt niet, siet, so sal ick seynden op v, ende op uwe knechten, op v volck, ende in v huysen Ga naar margenoot* alle geslachten der vlieghen) ende alle der Egyptinaren huysen, ende dat velt, ende al datter op is, sal veruult worden met Ga naar margenoot* vlieghen van verscheyde manieren)

22

Ende ick sal in dien daghe wonderlijck maken dat lant Ga naar margenoot* Iessen) daer mijn volck in is, so dat daer gheen Ga naar margenoot* vlieghen) zijn en sullen, op dat ghi weten sult, dat ick die HERE ben, midden opter aerden,

23

ende ick sal een Ga naar margenoot* deylinge) stellen, tusschen minen ende uwen volcke, morghen sal dat teeken geschieden.

24

Ende die HERE dede also, ende in Pharaos huys, Ga naar margenoot+ ende in zijnder knechten huysen quamen Ga naar margenoot* zeer swaere vlieghen,) ende op al Egypten lant, ende tlant wert verdoruen van dusdanighen Ga naar margenoot* vlieghen).

25

Ende Pharao riep Moysen ende Aaron, ende sprack tot hen, Gaet wech, ende offert uwen Gode in dit lant,

26

Moyses antwoorde, ten mach also niet zijn, Want wi sullen der Egyptinaers grouwel onsen Gode den HEERE offeren. Ga naar margenoot* Want waert dat wi voor die Egyptinaers ooghen dooden, dat si eeren ende aenbidden, si souden ons met steenen oueruallen)

27

Drie dach reysen sullen wi gaen in die woestijne, ende den HERE onsen God offeren, also hi ons geboden heeft.

28

Pharao antwoorde, Ick sal v laten gaen, dat ghi den HERE uwen Gode offert inder woestijnen, maer en trect niet voorder wech, ende bidt voor mi.

29

Ga naar margenoot+Ende Moyses seyde, Ick sal na dat ick van v wtghegaen ben den HEERE bidden, dat morghen inden daghe van Pharao, ende sine knechten, ende van sinen volcke die Ga naar margenoot* vlieghen) wech gaen, maer en bedriecht ons niet meer, so dat ghi den volcke niet toe en laet den HEERE te offeren.

30

Ende Moyses ginck wt van Pharao, ende badt den HEERE,

31

ende die HEERE dede na sine woorden, ende nam de Ga naar margenoot* vliegen) wech van Pharao ende van sine knechten, ende van sinen volcke, datter niet een ouer en bleef,

32

Ende Pharaos [kolom] herte wert Ga naar margenoot* verswaert) so dat hi noch dese reyse oock en liet dat volck niet gaen.

§ Hoe God Egypten sloech metter sterften der beesten, ende swerende blasen ende meten haghel, ende donre, ende verschrickelijke blixemen, ende Pharao wert weder verhart.

margenoot+
A

margenoot*
the. in uwe deech.

margenoot+
B

margenoot*
the. zee.

margenoot*
th. besweringhen.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
the. stanck

margenoot*
h. verstoct

margenoot+
E
margenoot*
the. besweren.

margenoot*
the. quade wormen.
margenoot*
the. quade wormen.

margenoot*
th. Gosen.
margenoot*
the. quade wormen.

margenoot*
th. verlossinghe.

margenoot+
F
margenoot*
th. scadelijke quade wormen
margenoot*
the. quade wormen

margenoot*
the. Want waert dat wi der Egyptinaren grouwel voor haer oogen offerden, en souden si ons niet steenighen.

margenoot+
G
margenoot*
the. quade wormen

margenoot*
the. quade wormen

margenoot*
h. verhart

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken