Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot Moysen segghende,

2

Spreect met den kinderen van Israel, ende segt tot hen, Als ghi comen sult int lant uwer wooninghen, dat ick v gheuen sal,

3

ende ghi den HEERE offerhande doen wilt, het si een brandtoffer, oft een offerhande der vreedtsamiger wt een bisondere ghelofte, oft een vrywillich offer, ofte uwe feestoffer, op dat ghi den HEERE eenen soeten rueck maect, vanden runderen oft vanden schapen sal hi offeren.

4

Wye dat den HEERE zijn ghaue offeren wilt, die offere tot een spijsoffere, een thiendendeel bloemen vanden meel, met olie gemengt, een vierendeel van Hin,

5

ende wijn tot drancoffer, oock een vierendeel van Hin, tot den brantoffer, ofte tot eenen anderen offer, daer een lam gheoffert wort

6

Oft daer eenen ram gheoffert wort, suldy dat spijsoffer maken van twee thiende deelen van bloemen vanden mele, met olye ghemengt, een derdendeel van Hin,

7

ende wijn tot drancoffer ooc een derdendeel van Hin, dat suldi den HEERE tot eenen soeten ruecke offeren.

8

Maer als ghy vanden ossen bereydet eenen offer, Ga naar margenoot+ om gheheel te verbranden, oft een ander offerhande, dat ghy een gelofte [kolom] veruult, oft vreedsame offerhande offert

9

soo suldi tot elcken osse gheuen drie thiendendeel bloemen vanden mele ghemengt met olie een half Hin,

10

ende wijn tot drancoffer, oock een half Hin, Dat is een offer den HEERE tot eenen soeten rueck,

11

Alsoo suldi doen

12

met alle ossen, met alle rammen, met alle lammeren, ende ionghe bocxkens

13

Ga naar margenoot*,) Alle leens als die ingheboren huer heylighe offerhande offeren,

14

so sullen ooc die vremdelinghen doen haer offerhanden,

15

Een gebot ende rechte sal wesen v ende den vremdelinghen des lants.

16

Ende die HEERE sprack tot Moysen, segghende,

17

Spreect tot den kinderen van Israel, ende segt hen,

18

Als ghi int lant coemt, dat ick v gheuen sal,

19

ende ghi eten sult vanden broode des lants, soo suldy den HEERE die eerstelingen van Ga naar margenoot* uwer spijsen) af scheyden, om te gheuen

20

ghelijck ghi vanden dorschuloer af scheyden sult uwe eerste vruchten,

21

soo suldi van uwen toespijsen ende deech den HERE die eerstelingen geuen Ga naar margenoot*)

22

Ende als ghi door onwetentheyt eenich van desen gheboden ouertreet, die die HERE tot Moysen ghesproken heeft, Ga naar margenoot+ ende al wat die HERE v door Moysen gheseyt heuet,

23

van dien daghe aen, doen hi begonste te ghebieden, tot op uwen nacomelinghen

24

Als die gemeynte yet vergheet, Ga naar margenoot+ soo sal die gantse ghemeynte offeren een calf vander cudde, vanden runderen tot eenen brantoffere tot eenen soeten rueck den HEERE, met sinen Ga naar margenoot* heylighen offer,) ende vochtighe offerhanden, alsoo dat betaemt, ende eenen bock tot eenen offer voor die sonden,

25

Ende die priester sal voor alle die ghemeynte der kinderen van Israel bidden, so salt haer vergeuen zijn, want het is een onwetentheyt, Ende si en hebben niet met opset ghesondicht, niet te min als si offeren sondoffere om te onsteken den HEERE, voor haer sonden, ende haer eerstelinghen

26

soo salt vergheuen worden der gantser gemeynten der kinderen van Israel, ende ooc den vremdelinghen die onder v luyden woonen, want alle dat volck is in sulcker onwetentheyt.

27

Ist dat een ziele door onwetentheyt sondicht, die sal een iarighe geyte tot een offer voor die sonde offeren,

28

Ende die priester sal voor haer bidden, dat si onwetende ghesondicht heeft voor den HERE, ende hi sal haer vergiffenisse verweruen ende het sal haer vergheuen worden,

29

Ende een wet salt zijn

[pagina i4v]
[p. i4v]

dat ghi voor die onwetentheyt doen sult, beyde den ingeborenen onder den kinderen van Israel, ende den vremdelinghen die onder v woonen.

30

Ga naar margenoot+Maer als een ziele wt hoouaerdien yet doet, het si een ingheboren oft vremdelinck die heeft den HEERE wederspannich gheweest, soo sal die ziele wtgheworpen worden, van haeren volcke,

31

want si heeft des HEEREN woort versmaet, ende zijn gheboden laten staen, daeromme sal si wtgheworpen worden, ende sal haer boosheyt draghen.

32

Ende tis geschiet doen die kinderen van Israel in die woestine waren, dat si vonden eenen man hout raepen, op den Sabboth dach,

33

Ende die hem daer op beuonden hadden, doen hi hout raepte, die brachten hem tot Moysen ende Aaron, ende voor alle die ghemeynte,

34

ende si sloten hem in den kercker, Want si niet en wisten watmen hem doen soude,

35

Die HEERE sprack tot Moysen, Die man sal die doot steruen, Alle die ghemeynte sal hem met steenen doot worpen, buyten den leghere,

36

Doen leyde hem die gheheele gemeynte, buyten den legher ende steende hem ter doot, soo die HEE Moysi gheboden hadde.

37

Ende die HEERE sprack tot Moysen,

38

Spreect tot den kijnderen van Israel, ende segt tot hen, Ga naar margenoot+ dat si hen fraengien maken, aen die hoecken van haeren cleederen, onder allen uwen nacomelinghen, ende gheel snoerkens aen die hoecken van die fraengien,

39

☞ Als si die sullen aensien, dan sullen si aendachtich zijn, al der gheboden des HEEREN, Ga naar margenoot* ende niet nauolghen haer gedachten, ende open ouerspel doende, door verscheyden dinghen)

40

maer sullen meer gedencken ende doen alle mijn gheboden, ende heylich zijn, uwen Gode,

41

Ick die HEERE uwe God die v wt Egypten landt gheleyt heeft, om dat ick uwe Godt zijn soude. Ga naar margenoot*)

§ Hoe dat Chore, Dathan, ende Abyron met haeren aenhanghers teghen Moysen ende Aaron murmureerden, ende hoese die aerde met alle haeren goeden verslonde, ende leuende ter hellen daelden.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot*
h. naer tgetal deser offeren, daer na sal ooc tgetal der spijsofferen ende drancofferen zijn

margenoot*
the. deeghe

margenoot*
th. bi uwe nacomelinghen

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot*
th. spijsoffer

margenoot+
D

margenoot+
Exod. xl.d

margenoot*
th. ende doense, ende niet na ws hertenduncken oordeelen, noch nae uwen oogen hoereren.

margenoot*
th. Ick die HEERE uwe Godt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken