Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt zijn die volcken die de HERE liet bliuen, dat hi Israel aen hen soude proeuen, die vander oorloghe der Cananiten niet en wisten,

2

alleen daerom dat die geslachten der kinderen van Israel souden weten ende leeren striden, die te voeren daer af niet en wisten

3

te weten, die vijf heeren der Philistinen, ende alle die Cananiten, ende Zidoniten, ende Hethiten, die aen den berch Libano woonden, vanden berge BaalHermon aen, tot datmen coemt tot Hemath,

4

die selue liet hi bliuen, om Israel daer aen te proeuen, datmen onderuonde, oft si den gebode des HEEREN gehoor gauen, dye hi haeren vaderen geboden hadde, door die hant van Moysen.

5

Doen nv die kinderen van Israel woonden onder die Cananiten, Hethiten, Amoriten, Pheresiten, Heuithen, ende Iebusiten,

6

so namen si van haeren dochteren tot wiuen, ende gauen haer dochteren der ghenen sonen ende dienden der genen afgoden,

7

ende deden quaet voor den HERE, ende vergaten haers HEREN haers Gods, ende dienden Baalam ende Ga naar margenoot* Astaroth)

8

Doen verbalch die gramscap des HEREN ouer Israel, ende Ga naar margenoot* leuerdese) onder die handen Cusam Risathaim den coninc tot Mesopotamia, ende die kinderen van Israhel dienden alsoo Cusam Risathaim, acht iaer.

9

Doen riepen die kinderen van Israel totten HERE, Ga naar margenoot+ ende die HERE verwecte hen eenen salichmaker diese verloste. Othoniel die sone Kinas Calebs ioncsten broeders

10

ende die gheest des HEREN quam ouer hem, ende wert rechter in Israel, ende trock wt totten stride, ende die HERE ghaf den coninck van Sirien Cusan Risathaim in sine handen also dat sine hant ouer hen te sterck wert.

11

Doen was dat lant veertich iaren stille, ende Othoniel die sone Kinas sterf.

12

Maer die kinderen van Israel deden noch voort meer quaets voor den HERE. Doen stercte die HERE Eglon den Coninck der Moabiten teghen die kinderen van Israel om dat si quaet deden teghen den HERE,

13

ende vergaderde tot hem die kinderen Ammon, ende die Amalachiten, ende hi trock henen, ende sloech Israhel, ende nam die palm stadt in [kolom]

14

ende die kinderen van Israel dienden Eglon der Moabiten coninc achtien iaren.

15

Doen riepen si daer na totten HERE, ende die HERE verwecte hen eenen salichmaker Ga naar margenoot* Aioth) den sone Gera, des soons Iemini, die was een man Ga naar margenoot* die beyde zijn handen gebruyct voor) zijn rechterhant.

Ende doen die kinderen van Israel door den seluen gauen sonden aen Eglon der Moabiten coninck,

16

so maecte hem Aioth eenen twee snidenden stootdegen Ga naar margenoot* die eenen hecht te midden hadde) een spanne lanc ende gorden onder zijn cleet, op zijnder rechter dgyen,

17

ende bracht die giften Eglon der Moabiten coninck. Eglon was een seer vet man,

18

ende doen hi die ghifte ouer hadde geleuert, so verliet hi dat volc, die de gifte gedragen hadden, ende keerde om van Galgala daer afgoden waren, ende seyde totten coninck.

19

Ic hebbe O Coninck v wat heymelijcs te seggen Ende hi hiet swighen, ende si ghingen wt van hem alle die om hem stonden.

20

Ga naar margenoot+Ende Aioth quam tot hem in, Hi sadt in dat getafelde somerhuys dat voor hem alleen was. Ende Ga naar margenoot* hi) sprac. Ic heb tot v gods woort te seggen.

21

Doen stont hi op van sinen stoel Aioth stack zijn slincke hant wt, ende nam den stootdeghen van zijnder rechter dgyen, ende stieten hem in sinen buycke,

22

also dat ooc den hecht, den yser na daer in volchde, ende dattet vette den hecht besloot, want hi en track den deghen wt sinen buycke niet, maer lieten int lichaem so hien dien gestooten hadde, also dat den dreck Ga naar margenoot* door die heymelike natuerlike plaetse) van hem ginc.

23

Maer Aioth ginc achter ter dueren wt, ende dede die duere achter hem toe ende slootse.

24

Doen hi wt was, so quamen sine knechten in, ende saghen, dat die duere des somerhofs ghesloten was, ende spraken, hy is misschien ten stoele gheghaen inden ghetafelden somerhuyse.

25

Maer doen si so langhe wachteden tot dat si hen scaemden, Want niemant en dede dye duere open, si namen den sluetel ende dedense op, Ga naar margenoot+ Siet doen lach haer Heere opter aerden doot.

26

Aioth was ontlopen die wile dat si vertoefden, ende ghinc voor by die afgoden van daer hi wederom ghecomen was, ende vluchte tot Seirath toe.

27

Ende doen hi daer in quam, so blies hy dye basoene opt geberchte Ephraim, ende dye kinderen Ephraim trocken met hem vanden geberchte, ende hi voor hem henen,

28

ende hi sprac tot hen. Volghet mi na, Want die HEERE

[pagina o6v]
[p. o6v]

heeft v die Moabiten Ga naar margenoot* onse) vianden in Ga naar margenoot* onsen) handen gegeuen. Ende si veruolchdense, ende si vercregen die hauen aen de Iordane in, die tot Moab gaet, ende en lietender niemant ouer gaen

29

ende sloegen die Moabiten in dier tijt bi thien duisent mannen, altemael Ga naar margenoot* vroeme ende stercke) mannen, also datter niet een van hen luyden en ontquam.

30

Aldus werden die Moabiten in dien tijt onder die hant der kinderen van Israel vernedert. Ende dat lant was tachtentich iaren stille van striden,

31

Daer na was Samger die sone Anat, die sloech seshondert Philistinen met eenen ploech coutere, ende bescermde Israel oock.

§ Hoe die vrouwe Iahel Sisaram met eenen naghele int slaep van sinen hoofde door die herssenen door nagelde.

margenoot+
A

margenoot*
th. Aseroth

margenoot*
th. vercochtse.

margenoot+
B

margenoot*
the. Ehud.
margenoot*
th. ontuchtich met

margenoot*
ten is nyet int heb.

margenoot+
C
margenoot*
th. Ehud.

margenoot*
ten is nyet int heb.

margenoot+
D

margenoot*
theb. uwe.
margenoot*
theb. uwe.

margenoot*
th. edele ende strijdtbaer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken