Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Ga naar margenoot* hi) ginck ooc tot Gasa ende sach aldaer een vrouwe die gemeyn was, ende is tot haer ingegaen.

2

Als die Philistinen dat gehoort hadden, ende dat rumoer ouerluyt ginc, dat Samson inder stadt gecomen was, so omringdensi hem, ende leiden bewaerders inder stadt poorten. ende waren den heelen nacht wakende, op dat als den morgenstont gecomen ware, dat si hem dooden souden.

3

Samson sliep totter midder nacht, ende greep beide die dueren aen der stadt poorte met beyden posten, ende hiefse wt met een grendele, ende settese op zijn scouderen, ende droechse op dye hoochte des berchs, dye voor Hebron leet

4

Ga naar margenoot+Daer na creech hi een wijf lief die woonde aen die Ga naar margenoot* valleye) Sorec, wiens naem was [kolom] Dalila,

5

tot dier quamen der Philistinen ouersten op, ende seyden. Bedriecht hem, ende onderuraghende leert ende besiet waer inne dat hi sulcke groote cracht heeft, ende hoe wi zijns machtich moghen worden, ende hem verwinnen, ende als hi gebonden is quellen, ende wi sullen v geuen elc duysent ende honeert silueren penninghen.

6

Ga naar margenoot+Ende Dalila sprack tot Samson, Ic bidde v, segghet my, waer inne dat v groote machte si, ende waer mede men v binden mach? Ga naar margenoot* dat ghi dan niet wt en kont ghecomen)

7

Samson antwoorde haer. Waert datmen mi bonde met seuen versche zelen Ga naar margenoot* van zeenuen ghemaect) die noch niet verdorret en zijn, so soude ic onsterc worden, ende als een ander mensche zijn.

8

Doen brachten der Philistinen ouersten tot haer op, seuen versche zeelen, die noch niet verdorret en waren ende si bant hem daer mede,

9

maer men leyde hem laghen bi haer inder cameren, ende si sprac tot hem. Die Philistinen ouer v Samson. Hi brac die zeelen ghelijck als eenen met speecsele gesponnen draet breect, als hi die hitte des viers riect, Ga naar margenoot+ ende ten is niet bekent gheweest, waer inne dat zijn groote cracht ware.

10

Doen sprac Dalila tot Samson. Siet ghi hebt mi bedroghen ende mi gheloghen Nv so segt mi doch, waer mede mach men v binden?

11

Hi antwoorde haer. Waert dat si mi bonden met nieuwen stricken, daer noyt genen arbeyt mede gheschiet en is, so worde ick onsterc ende anderen menschen ghelijc.

12

Doen nam Dalila nieuwe stricken ende bant hem daer mede ende seyde, die Philistinen ouer v Samson. Maer men leyde lagen op hem inder cameren, ende hi tracse van sinen armen Ga naar margenoot* als eenen draet van eenen weefwebbe)

13

Dalila sprac wederom tot hem Hoe lange bedriechdi mi, ende spreect logentale, thoont mi doch waer mede ghy moet ghebonden zijn? Hi antwoorde haer. Waert dat ghy seuen locken mijns hoofts vlochtet in eenen vlechtbant die hierrontsomme gebonden is, ende vestichdese met eenen naghel, so sal ic onsterc zijn.

14

Si dede so, ende sprac tot hem, die philistinen ouer v samson Hi ontwaecte van sinen slaep ende troc die gheulochten locken met naghel ende vlechtbanden wt.

15

Doen sprac Dalila tot hem. Hoe cont ghi geseggen dat, dat ghi mi lief hebt, so uwe herte doch niet met mi en is? driemael hebdi mi gelogen, ende mi niet geseit, waer in v grote cracht si.

16

Als si hem lastich viel, ende alle dage met haeren woorden quelde, ende en liet hem geen tijt om te rusten, so wert zijn siele mat totter doot toe

[pagina p5v]
[p. p5v]

vermoeyt,

17

Ga naar margenoot* Doen ontdede hi die waerheit vander sake) ende sprac tot haer. Daer en is noyt gheen scheermesse op mijn hooft gecomen, want ic ben een Nazareus Ga naar margenoot* dat is ghewijt) Gode van mijns moeders lijf aen. Waert dat mijn hooft gescoren waer, so soude mijn cracht van mi wijcken, dat ic onsterc werde ende gelijc als alle andere menschen.

18

Doen Dalila sach dat hi haer alle zijn herte gheopenbaert hadde, so seynde si ende dede der Philistinen ouerste roepen ende segghen. Coemt noch eens hier op, want hi heeft mi alle zijn herte gheopenbaert.

[afbeelding]

Doen quamen der Philistinen vorsten op Ga naar margenoot*) ende brachten dat gelt met hen in haerder hant

19

Ga naar margenoot+Ende si liet hem slapen op haeren schoot Ga naar margenoot* ende dede zijn hooft rusten op haer knien) ende riep eenen barbier ende schoer hem af die seuen vlechten zijn hoofts, ende si begonst hem Ga naar margenoot* wech te stooten ende te veriagen). Doen was terstont zijn cracht van hem geweken,

20

ende si sprac tot hem. Die Philistinen ouer v Samson. Doen hi van sinen slape ontwaecte, so dacht hi in sinen moet. Ick sal gaen wt, so ic dicwils te voren gedaen hebbe, ende salder mi door vechten. Ende en wiste niet dat die HEERE van hem gheweken was.

21

Als die Philistinen hem gegrepen ende aen getast hadden, staken si zijn oogen wt, ende leyden hem af tot Gasa, ghebonden met boeyen, ende deden hem in die gheuangenisse, daer hi in gesloten was malen.

22

Als nv dat haer zijns hoofts begonst weder te wassen daert af gheschoren was,

23

So quamen der Philistinen vorsten ende vergaderden hen om haer luyden God Dagon eenen grooten offer te doen, ende te verbliden in maeltijden, so seyden si. Ga naar margenoot+ Onse God heeft ons onsen viandt Samson in onsen handen ghegheuen,

24

Des ghelijcs als hem dat volc sach, loefden si haeren God, ende si seyden, Onse God heeft onsen viandt in onse handen ghegheuen, die ons onse landt bedorf, ende onser vele versloech,

25

Doen Ga naar margenoot* si inder maeltijden verblijdt waren ende brasten), [kolom] so geboden si Samson te halen, dat hi voor hen luyden soude spelen. Doen haelden si Samson wt die gheuangenisse, ende hi speelde voor hen, Ende si stelden hem tusschen twee calomnen.

26

Samson sprac totten knechte die hem by der hant leyde. Laet mi dat ic die calomnen aen taste, op die welcke dat huys staet, dat icker aen lene, ende een weynich ruste.

27

Dat huys was vol van mannen ende vrouwen. Ende der Philistinen vorsten waren oock alle daer, ende op dat dack ende solder by drie duysent mannen ende vrouwen, dye aensagen hoe Samson speelde,

28

Maer hi riep den HEERE aen, ende seyde, HEERE God gedenct mijns, ende gheeft mi mijn stercheit wederomme, mijn God, op desen tijt, op dat ic mi voor mijn beide oogen eens wrake mach ontfanghen. Ga naar margenoot*)

29

Ga naar margenoot+Ende hi greep die twee middelste calomnen, op die welcke dat huys gheset was, ende daer op dat hem hielt, deene in zijn rechte hant, die ander in zijn slincker hant,

30

ende sprac. Mijn siele sterue metten Philistinen Ga naar margenoot* Ende als hi die calumnen sterckelijcken tegen malcanderen ontstucken smeet) so viel dat huys op die vorsten, ende die menichte des volcs, ende hi doodender meer steruende, dan hi binnen sinen leuen ghedoot hadde.

31

Doen quamen zijn broeders neder, ende alle zijns vaders huys, ende namen zijn lichaem, ende droeghen hem opwaerts, ende begroeuen hem in zijns vaders Manue graf tusschen Saraa ende Esthaol. Hi oordeelde Israel twintich iaer.

§ Van Micha ende sinen afgod, ende datter in dien tiden geen coninc en was in Israel, ende een yegelijck dat hem recht dochte wesen dede hi, ende vanden iongelinc van Bethlehem Iuda, ende van sinen priester.

margenoot+
A
margenoot*
the. simson

margenoot+
B
margenoot*
thebr. beke

margenoot+
C
margenoot*
th. datmen v dwinge

margenoot*
ten is nyet int heb.

margenoot+
D

margenoot*
th. gelijc een snoere

margenoot*
th. ende seyde haer alle zijn herte
margenoot*
th. Nazir ten is nyet int heb.

margenoot*
th. tot haer

margenoot+
E
margenoot*
ten is nyet int heb
margenoot*
th. te dwinghen.

margenoot+
F

margenoot*
th. haer luyden herte vrolic was.

margenoot*
th. aen dye philistinen

margenoot+
G

margenoot*
th. ende neichde hem traechlijc


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken