Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xx. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen trocken die kinderen van Israel wt, ende vergaderden een ghemeyn-

[pagina p7v]
[p. p7v]

te als eenen man, van Dan tot Bersabee, ende vanden lande Galaad tot den HEERE tot Maspha,

2

ende gingen te hoope van allen hoecken, alle tvolc van allen geslachten van Israel inder gemeynten Gods, vier hondert duisent mannen te voet, die alle strijtbaer waren.

3

Ende ten was niet verborgen voor die kinderen van Ben Iamin, dat die kinderen van Israel opwaerts tot Maspha getrocken waren.

Ende die leuite die man vander vrouwen die gedoot was, als Ga naar margenoot* hi gheuracht was) hoe so groten boosen quaet toe gegaen was?

4

antwoorde ende sprac. Ic quam tot Gabaa in BenIamin met mijnder Ga naar margenoot* huysurouwen) om snachts daer te bliuen,

5

siet doen omringden die borgers van Ga naar margenoot* dier stadt) des nachtes thuys daer ic in geherbercht was, ende wouden mi dooden. Ende si hebben mijn Ga naar margenoot* huysurouwe) met ongelooflike oncuysheit gequelt, also dat si gestoruen is,

6

doen greep ic mine bislapersse, ende hebse in stucken ghesneden, ende seyndese in alle palen Ga naar margenoot* ws erfs) want noyt en is sulcken ongeoorloefden stuck, ende so groten sonde in Israel gesciet

7

Ghi kinderen van Israel ghi zijt hier alle tegenwoordich, hout raet ende ondersceit wat v te doen staet.

8

Ga naar margenoot+Ende alle tvolc staende antwoorde als met eens menscen redene, wi en sullen niet wech gaen in onsen wooningen, noch niemant en sal in zijn huys wijken,

9

maer dat sullen wi nv doen tegen Gabaa int gemeyn,

10

Laet ons nemen thien mannen van hondert, ende hondert van duysent, ende duysent van thien duysent, wt allen geslachten van Israel, dat si spijse brengen om theyr te voeden, dat wi moegen vechten tegen Gabaa BenIamin, ende betalen hen na haer Ga naar margenoot* misdaet dat si verdienen)

11

Also vergaderden hen totter stadt alle mannen van Israel als eenen man met eenen ghedachte ende eenen raet,

12

ende si sonden boden tot alle den geslachte Ben Iamin, die seggen souden Hoe coemt dat dus grooten sonde onder v geuonden is?

13

Geeft nv die Ga naar margenoot* mannen) van Gabaa die dit leelike stuck bedreuen hebben, dat si steruen, dat dit quaet wt Israel wech gedaen worde.

Ga naar margenoot+ Maer die kinderen van Ben Iamin, en wilden die stemme haerder broederen der kinderen van Israel niet hooren,

14

maer si vergaderden hen wt den steden tot Gabaa, om wt te trecken teghen die kinderen van Israel, om daer teghen te vechten, ende die van Gabaa te helpen,

15

ende op dien dach werden ghetelt die kinderen van BenIamin wt den steden Ga naar margenoot* vijfentwintich) duysent mannen, dye dat zwaert wttrocken, sonder die borghers van [kolom] Gabaa,

16

dier werden seuen hondert ghetelt wtgelesen stercke mannen die metter slinckerhant vechten als metter rechterhant, ende so met slingeren stenen worpende, datsi een haer raken mochten ende dat sonder missen

17

Maer die mannen van Israel, sonder die van Ben Iamin, werden ghetelt, vier hondert duysent die dat zwaert voerden, ende alle strijdtbaer mannen, dye alle ten strijdt bereyt waren.

18

Ende si stonden op, ende quamen totten huyse gods Ga naar margenoot* dat is in Silo) ende vraechden God raet, ende spraken, wie sal int heyr die hooftman vanden strijt zijn, teghen die kinderen van Ben Iamin? Die HEERE sprac, Iudas sal v hooftman zijn.

19

Terstont maecten hen die kinderen van Israel smorgens vroech op, ende legerden hen by Gabaa,

20

ende Ga naar margenoot* ghingen van daer) om te striden tegen BenIamin, ende begonsten Ga naar margenoot* die stadt) te bestormen. Doen ghinghen die kinderen BenIamin wt Gabaa, ende sloegen op dien dach vanden kinderen van Israel tweentwintich duysent mannen doot.

22

Die kinderen van Israel betrouwende noch in haer stercte ende menichte van getale, Ga naar margenoot+ hebben haer scharen wederom in ordinancie geschict op die selue plaetse daer si te voren gestreden hadden,

23

nochtans also datsi te voren op clommen ende screyden voor den HEERE, tot den nacht toe, ende hem raeturagende ende segghende. Sullen wi meer voort gaen om te strijden tegen die kinderen van BenIamin, onse broederen oft niet? Die HEERE antwoorde hen. Trect op ende begint den strijt.

24

Ende tsanderen daechs als die kinderen van Israel teghen die kinderen BenIamin te stride ghecomen waren,

25

so ghinghen die kinderen BenIamin onuersienlic met eenen ghedruys wt der poorten van Gabaa ende liepen hen teghen, ende hebben in haer so grooten moort ghedaen, dat si neder wierpen ende versloeghen achtien duysent mannen, die alle dat zwaert trocken.

26

Hierom trocken alle die kinderen van Israel ende quamen totten huyse Gods, ende weenden sittende aldaer voor den HEERE, ende vasteden dien dach totten auont toe, ende offerden brantoffer ende vreedsame offerhande,

27

ende Ga naar margenoot* vraechden) na haeren staet. Die Arcke des verbonts Gods was daer doen ter tijt,

28

ende Phinees die sone Eleazer Aarons sone was die ouerste van den huyse. Ende si vraechden den HEERE ende seyden. Sullen wij meer optrecken om te striden teghen de kinderen van BenIamin onse broederen, ofte rusten? Die HEERE sprack tot hen. Trect

[pagina p8r]
[p. p8r]

op, morgen sal icse in uwen handen gheuen

29

Ga naar margenoot+Ende die kinderen van Israel stelden lagen rontomme die stadt Gabaa,

30

ende die derde reyse leyden si haer heyr wt teghen BenIamin, ghelijck si ter eerster ende tweeder reyse te voren ghedaen hadden,

31

Ende ooc dye kinderen BenIamin gingen cloeckelic met een ghedruys wter stadt, ende hebben haer vianden die vluchtich waren, verde buyten veruolcht, dat si sommighe van hen quetsten gelijc ten eeersten ende den tweeden daghe, ende si versloegen die haeren rugge keerden door twee paden, waer af den eenen liep in Bethel, ende den anderen in Gabaa, ende wierpen neder omtrent dertich mannen

32

Ga naar margenoot* Want si) meyndense te slaen so si voren gedaen hadden Ga naar margenoot* Ende si veynsden die vluchte met conste, ende hielden raet dat sise aftrecken wilden vander stadt, ende gelijc vooruluchtich souden sise leyden tot die voorghenoemden toe paeden.)

33

Doen stonden op alle die mannen van Israel van haerder plaetsen, ende scicten haer ordine in die plaetse die ghenoemt is BaalThamar, ende die gestelde lagen die omtrent der stadt waren quamen alleynskens te voorschijne ende deden hen open,

34

ende ghingen voort vanden Ga naar margenoot* westen eynde der stadt) Ende noch Ga naar margenoot* thien) duysent mannen van alle Israel, ende verwecten die inwoonders der stat om te strijden.

Ende den strijt is hart ende zwaer gheworden teghen die kinderen van BenIamin, ende si en mercten niet dat hen die doot van allen siden toe quam,

35

ende die HEERE sloech BenIamin int aensien der kinderen van Israel, ende Ga naar margenoot* si) versloegen op dien dach vijf ende twintich duysent ende hondert mannen alle strijtbaer mannen Ga naar margenoot* diet swaert trocken)

36

Ga naar margenoot* Want die kinderen BenIamin siende dat si die nederste waren, begonsten te vlieden als die kinderen van Israel dit sagen, ghauen si hen plaetse om te vlieden, om) dat si comen souden totten bereyden laghen die si omtrent der stadt geleyt hadden,

37

dewelcke als si geringhe wt haeren holen Ga naar margenoot*) quamen, ende BenIamin den rugge keerde den ghenen die hen sloech, hebben si in die stadt getrocken, ende die gheslaeghen met die scharpte des zwaerts.

38

Ga naar margenoot+Die kinderen van Israel hadden een teeken ghegheuen, den ghenen die si in die laghen geleyt hadden Ga naar margenoot*, dat als si die stadt ingenomen hadden dat vier ontsteken souden dat si thoonen souden dat die stadt gewonnen waer) als den roock om hooch ghinck, [kolom]

39

Ende als die kinderen van Israel dat sagen daer si inden strijt waren, want die kinderen BenIamin meynden dat si vloden, so veruolchden sise naersteliker, ende versloegen van haeren heyr dertich mannen Ga naar margenoot+)

40

Ende si sagen gelijc een colomne van roock vander stadt opuaren. Ende als BenIamin oock achterwaert sach, so sach hi dat die stadt ingenomen was, ende die vlamme Ga naar margenoot* hooch opghaen,

41

ende dat die ghene die hen te voren veynsden te vlieden, haer aenschijn om keerden ende hen sterkeliker weerden) Als dit die kinderen BenIamin sagen, keerden si hen om ter vluchte Ga naar margenoot*)

42

ende beghonsten te ghaen na den wech der woestinen, ende daer veruolchdense dye vianden oock.

Daer en bouen die de stadt aenghesteken hadden, liepen hen teghen

43

Ga naar margenoot* ende so ist gheschiet, dat si van beiden siden vanden vianden geslagen werden, ende daer en was gheen rust der steruender, si zijn gheuallen ende verslagen geweest, aen die oost side der stadt Gabaa)

44

Ende tghetal der gheenen die daer in die plaetse doot geslagen waren was achtien duysent mannen, allegader stercke oorloochs volck.

45

Als si dat saghen die ouerbleuen waren van BenIamin, vloden si ter woestijnen, ende reysden ter steenroetsen die Remmon heet, ende tsamen loopende in die vluchte, ende in verscheyden weghen treckende, Ga naar margenoot+ versloegen si vijf duysent mannen, ende doense noch voort vloden, volchden sise na Ga naar margenoot*) ende versloegender noch twe duysent.

46

Ende so ist geschiet dat Ga naar margenoot* alle die in de oorloge) vielen van BenIamin in versceiden plaetsen, waren .xxv. duysent mannen Ga naar margenoot* alle wel bereit om te striden)

47

So bleuen ouer van alle dat ghetal BenIamin die ontgaen mochten ende vlieden in die wildernisse, ses hondert mannen, ende saten in die steenroetse Remmon, vier maenden.

48

Ende die kinderen van Israel wederom gecomen zijnde, versloegen dat ouerblijf der stadt vanden mannen tot den beesten toe Ga naar margenoot* met den swaerde, ende die verslindende vlamme heeft vernielt alle die steden ende ghehuchten van BenIamin)

§ Hoe dat gheslachte van BenIamin, dwelc byna te niete was gedaen, om des Leuijts mishandelde vrouwen wille, nv wederom gesterct wert, Ende hoe si nemen die maechden vanden danse, Daer en was noch gheen coninc onder Israel, Maer eenen yegelijcken wat hem goet dochte wesen, dat begonsten hi te doen.

margenoot+
A

margenoot*
th. hem kinderen van Israel vraechden

margenoot*
th. byslaperse.

margenoot*
the. Gibea.
margenoot*
th. bislaperse.

margenoot*
th. des erfs van israel.

margenoot+
B

margenoot*
th. die si in israel gedaen hebben.

margenoot*
th. kinderen belial.
margenoot+
C

margenoot*
th. sesentwintich.

margenoot*
ten is nyet int heb.

margenoot*
th. een yegelijc van israel ginc wt
margenoot*
the. Gibea.

margenoot+
D

margenoot*
th. die kinderen van israel vraechden de HEERE

margenoot+
E

margenoot*
th. in Israel Want dye kinderen beniamin
margenoot*
th. maer die kinderen van Israel spraken, laet ons vluchten dat wise vander stadt opter straten brengen.

margenoot*
th. hole Gaba.
margenoot*
th. twintich

margenoot*
the. die kinderen van israel.
margenoot*
th. in beniamin de alle dat sweert voerden

margenoot*
th. want die kinderen beniamin sagen dat si geslagen waren gauen hen dye mannen van israel ruymte.

margenoot*
th. bi gibea

margenoot+
F
margenoot*
th. metten sweerde ouer hen te vallen

margenoot+
th. ende dachten, sy zijn door ons geslagen gelijc inden eersten strijdt

margenoot*
th. ten hemel Ende die mannen van israel keerden hen omme ende verscricten dye mannen Beniamin, want si saghen dattet quaet nopen soude

margenoot*
th. voor die mannen van israel.

margenoot*
th. ende versloegen Beniamin, ende veruolchdense tot Menuah ende vertredense tot voor gibea tegen der zonnen opganc

margenoot+
G
margenoot*
th. tot Gideom

margenoot*
the. Die in dien dage.
margenoot*
the. die dat swert voerden, ende alle strijdtbaer mannen

margenoot*
the. al watmen vant, ende al watmen in die stadt vant, werpen si int vier.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken