Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen sprack Samuel tot alle Israhel, Siet, ic heb uwe stemme ghehoort, in alle dat ghi mi geseyt hebt, ende heb eenen Coninc ouer v gemaect.

2

Ende nv siet, daer ghaet uwe Coninc voor v henen. Maer ic ben out, ende grijs gheworden, ende mijn sonen zijn by v, ende ic ben voor v henen gegaen, van mijnder ioncheyt aen tot op desen dach, Siet, hier ben [kolom] ic,

3

Antwoort teghen mi voor den HERE, ende sinen gesalfden, oft ic yemants ossen oft ezelen genomen hebben, oft ic yemanden gewelt ende onrecht hebbe ghedaen, oft ic yemanden verdruct hebbe, oft ic van yemants hant een gheschenc genomen hebbe Ga naar margenoot* ende ic sal dat huyden versmaden enden v weder gheuen.)

4

Si seyden. Ghy en hebt ons gheen ghewelt, Ga naar margenoot+ noch onrecht ghedaen, noch ons verdruct, noch van yemants handt yet ghenomen

5

Hi sprac, die HERE si ghetuyghe teghen v ende zijn ghesalfde in desen daghe, dat ghy niet in mijnder hant gheuonden en hebt. Sy seyden, Ia ghetuygen sullen wi zijn.

6

Ende Samuel sprac totten volcke. Ga naar margenoot+ Die HEERE dye Moysen ende Aaron ghemaect heeft, ende onse vaders wt den lande van Egipten gheleyt heeft Ga naar margenoot* is hier tegenwoordich).

7

So tredet nv herwaerts dat ic tegen v verclage voor den HERE, ouer al die rechtuaerdicheyt des HEREN die hy aen v ende uwen vaderen ghedaen heeft.

8

Als Iacob in Egipten gecomen was, so riepen uwe vaderen totten HERE, ende hi seynde Moysen ende Aaron, Ga naar margenoot+ ende hy leyde uwe vaderen wt Egipten, Ga naar margenoot+ ende settese in dese plaetse te woonen.

9

Maer doen si des HEEREN haers Gods vergaten, so Ga naar margenoot* leuerde) hise in de handen van Sifara des hooftmans tot Azor, ende onder die macht der Philistinen, ende onder de macht des Conincs der Moabiten, die streden tegen hen.

10

Ende riepen weder totten HERE, ende spraken. Wi hebben ghesondicht dat wi den HERE verlaten hebben, ende Baalim ende Astharoth ghedient. Maer verlost ons nv vanden handen onser vianden, Ga naar margenoot+ ende wi sullen v dienen.

11

Doen sandt die HEERE Ierobaal, Badan Ga naar margenoot* ende Samson, ende Barach), ende Iephte, ende Samuel, ende verloste v rontsomme van uwer vianden handen, ende ghi woondet sonder vreese. Ga naar margenoot+

12

Ga naar margenoot+Maer doen ghi saecht, dat Nahas dye Coninck der kinderen Ammon teghen v quam so seydy tot my. Niet Ga naar margenoot* also) maer een coninc sal gebot ouer ons hebben, Aenghesien dat nochtans de HERE v god in v regneerde.

13

Nv dan is teghenwoordich uwe coninck, dien ghi vercoren ende begeert hebt. Want siet, Dye HERE heeft ouer v eenen coninck ghegheuen.

14

Ist dat ghi nv den HEERE vreeset ende hem dient, ende zijn stemme hoort, ende den mont des HEEREN niet ongehoorsaem en zijt, so suldy beyde, ghi ende uwe Coninc, dye ouer v gebot heeft, den HERE uwen God volghen.

15

Maer ist dat ghi des HEEREN stemme nyet en hoordt, maer sinen monde

[pagina q7v]
[p. q7v]

ongehoorsaem zijt, so sal die hant des HEREN tegen v ende tegen uwe vaders zijn.

16

Ga naar margenoot+Ooc coemt nv herwaerts staen ende siet dat groot dinc dat dye HERE voor uwen oogen doen sal.

17

En ist nv niet der tarwen oost? Maer ic sal den HERE aenroepen, dat hy sal laten donderen ende regenen, dat ghi verstaen ende sien sult dat groot quaet, dat ghi voor den HERE gedaen hebt, dat ghi v eenen coninc begeert hebt.

18

Ende doen Samuel den HERE aenriep, liet die HEERE opten seluen dach donderen ende regenen.

19

Doen vreesde dat volc den HERE ende Samuel seer, ende spraken alle tot Samuel. Bidt den HERE uwen God voor uwe knechten, dat wij niet en steruen, want bouen alle onse sonden hebben wi ooc dat quaet gedaen, dat wi ons eenen Coninck begheert hebben.

20

Samuel sprac totten volcke, en wilt nyet vreesen. Ghi hebt (tis waer) dat quaet al gedaen, nochtans en wijct nyet achter vanden HERE, maer dient den HERE van geheelder herten,

21

ende en wijct na die ydelheit niet, die v niet en batet, ende en can v niet verlossen, want het een ydel dinc is.

22

Want die HERE en sal zijn volck nyet verlaten, om zijns grooten naems wille, want die HERE heuet Ga naar margenoot* ghesworen) v te maken, hem seluen tot eenen volcke.

23

Maer het si verre van my, mi seluen also aenden HERE te besondighen, dat ick af soude laten voor v te bidden, ende ic sal v leeren den goeden ende oprechten wech.

24

Vreest alleen den HERE, ende dient hem getrouwelic wt geheelder herten, want ghi hebt gesien, hoe grote dingen hi met v gedaen heeft

25

Maer ist dat ghi qualic doet, so suldi beyde ghi ende uwe coninc vergaen.

§ Hoe Saul ende Ionathas die Philistinen sloegen, Ende hoe die kindren van Israel in die speluncken hen voor die Philistinen borchden, Hoe Saul in samuels afwesen tegen gods gebot brantoffer offerde.

margenoot+
A

margenoot*
th. ende hebt verborgen, so sal ict weder geuen

margenoot+
B

margenoot+
eccl. xxvi.d
margenoot*
Ten is niet int he.

margenoot+
Genesis xlvi.
margenoot+
Iudi. iiij.d.

margenoot*
th. vercoft.

margenoot+
Iudi. vi.c.

margenoot*
Ten is niet int heb.
margenoot+
i.reg. viij.c i.regum. ij.

margenoot+
C
margenoot*
thebre. ghi.

margenoot+
D

margenoot*
th. begonst


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken