Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+SAmuel sprac tot Saul, Die HERE heuet mi gesonden, dat ic v tot eenen coninc soude saluen ouer zijn volc van Israel. Dus hoort nv die stemme Ga naar margenoot*) des HEEREN.

2

Aldus spreect die HERE Ga naar margenoot* der heyrscaren). Ic hebbe bedacht wat Amalech Israel dede ende hoe hi hen den wech verleide, doen hi wt Egipten troc,

3

aldus trect nv, ende slaet die Amalekiten, ende vernieltse met al dat si hebben. En spaert hem niet, maer doot beide man ende wijf, kinderen ende suygelingen, ossen ende scapen kemelen ende ezelen.

4

Hierom geboot Saul dit den volcke, ende hi teldese Ga naar margenoot* als lammeren) twee hondert duysent voet volcs, ende thien duysent mannen wt Iuda,

5

Ende doen Saul quam totter Amalekiten stadt, leegerde hi een lage aen die beke,

6

ende dede den Cyneus volc seggen. Gaet henen, wijct ende trect af vanden Amalekiten, dat ic v niet messchien met hen en vinde. Want ghi dedet ontfermherticheit aen alle die kinderen van Israel, doen si wt Egipten reysden. Ende die Cyneen ghinghen wech wt dat middel van Amalech.

7

Ga naar margenoot+Doen sloech Saul die Amalekiten van Heuila aen tot Sur toe, die voor Egipten leghet,

8

ende greep Agag der Amalekiten coninc leuende, ende allet volc doode hi met des zweerts scharpte.

9

Maer Saul ende dat volc spaerden Agag, ende die cudden der schapen, ende rinders, ende wat gemestet was, ende die lammeren, ende al wat goet was, ende en wildens niet vernielen, Maer wat snoode ende onduechlic was, dat vernielden si.

10

Doen geschiede des HEEREN woort tot Samuel, ende sprac.

11

Het berouwet mi dat ick Saul tot eenen coninc gestelt hebbe. Want hy [kolom] heeft mi achter gelaten, ende mine woorden niet beuesticht. Daerom wert Samuel bedroeft ende riep den heelen nacht totten HERE.

12

Ende Samuel maecte hem vroech op dat hi Saul smorgens ontmoeten soude, ende hem wert gebootscapt dat Saul tot Charmelim comen ware, ende hadde hem een triumpheliken wagen opgerecht ende was weder om getrocken, ende tot Galgala af gecomen Ga naar margenoot* Samuel is doen gecomen tot Saul, ende Saul offerde den HERE brantoffer vanden eersten buet vruchten des roofs, die si gebrocht hadden van Amalech)

Als nv Samuel tot Saul quam,

13

soo sprack Saul tot hem. Gebenedijt zijt ghi den HERE, Ga naar margenoot+ Ic heb des HEREN woort volbracht.

14

Samuel antwoorde. Wat geroep der schapen is dat dan in minen ooren, ende dat gheroep der rinderen dat ic hoore?

15

Saul sprac. Vanden Amalekiten hebben sise ghebracht, Want tvolck spaerde die beste scapen ende rinderen, om die te offeren den HEERE uwen Gode, dat ander hebben wi verslagen.

16

Maer Samuel antwoorde Saul, Laet mi spreken ende ic sal v segghen wat die HERE tot mi gesproken heeft desen nacht, Hi seyde, Segget op.

17

Samuel sprack. En ist niet also, doen ghi cleyn waert voor uwen oogen, so wert ghi dat hooft gemaect onder die geslachten van Israel? ende die HERE salfde v tot eenen coninc ouer Israel?

18

Ende dye HEERE sandt v opten wech, ende sprac. Trect henen, ende verslaet die sondaers, die Amalekiten, ende strijt tegen hen, tot dat ghise alle te niet doet,

19

Waerom en hebdi des HEREN stemme niet gehoort? Waerom hebdi v totten roof gekeert, ende quaet gedaen voor die oogen des HEEREN?

20

Ga naar margenoot+Saul antwoorde Samuel. Ic hebbe ommers die stemme des HEREN ghehoort, ende ben henen getrocken den wech dien mi de HERE seynde, ende heb Agag der Amalekiten coninc gebracht, ende die Amalekiten verslagen,

21

Maer tvolc heeft vanden roof genomen, schapen ende rinderen, die beste ende eerste vruchten vanden genen dier verslagen zijn, om den HERE uwen Gode te offeren in Balgala

22

Samuel sprac. Meynt ghi dat die HERE lust heuet aen offer ende brantoffer, ende niet meer aen die ghehoorsaemheit der stemmen des HEREN? Want gehoorsaemheyt is beter dan offerhande, ende aenmercken beter dan dat vet van rammen te offeren.

23

Want ongehoorsaemheyt is gelijc een toouerie sonde, ende wederspannicheyt is die sonde der afgoderie. Om dat ghi dan des HEREN woort verworpen hebt, so heuet hi v ooc verworpen, dat ghi niet en moecht coninck zijn.

[pagina r1v]
[p. r1v]

24

Ga naar margenoot+Doen sprac Saul tot Samuel. Ic heb ghesondicht, dat ic des HEREN beuel, ende uwe woorden ouergetreden hebbe, wt vreese des volcs, ende hoorde haer stemme.

25

Ende nv draecht mijn sonde ende keert met my omme, dat ic den HERE aenbidde.

26

Ende Samuel sprac tot Saul. Ic en sal niet met v omme keeren, want ghi hebt des HEREN woort verworpen, ende die HERE heeft v ooc verworpen dat ghi niet coninc en soudt zijn ouer Israel,

27

Ende als hem Samuel om keerde, dat hi wech soude gaen, so greep hi hem by eenen tappe van sinen roc, ende hi scoorden.

28

Doen sprac Samuel tot hem Die HERE heeft dat conincrijc van Israel huyden van v geschoort, ende uwen naesten gegheuen die beter is dan ghi,

29

Oock en sal die verwinder in Israel niet sparen, ende niet met droefheit ghebuycht worden, want hy en is gheen mensche die hem soude laten berouwen dat hi ghedaen heeft.

30

Ga naar margenoot+Hi sprac, Ic heb gesondicht, maer eert my nv voor die ouders mijns volcs, ende voor Israel, ende keert met mi om, dat ic den HERE uwen God aenbede.

31

Alsoo keerde Samuel wederom na Saul. Ende Saul aenbadt den HERE.

32

Maer Samuel sprac. Laet herwaerts tot mi brengen Agag der Amalekiten coninc, Ende Agag die seer vette beuende is tot hem gebracht. Ende Agag sprack. Scheyt also die bitter doot,

33

Samuel sprack. Ghelijc v zwaert vrouwen sonder kinder gemaect heuet, so sal ooc v moeder sonder kinder wesen onder den wiuen. Aldus hieu Samuel den Agag in stucken voor den HERE in Galgala.

34

Ga naar margenoot+Ende Samuel ginc tot Ramath, maer Saul troc opwaerts tot sinen huyse Ga naar margenoot* te Gabaa)

35

Ende Samuel en sach Saul voort niet meer, tot aen den dach zijns doots. Maer nochtans bescreyde Samuel droeflic Saul, om dattet den HERE berouwet hadde, dat hi Saul tot eenen coninc ouer Israel gemaect hadde.

§ Hoe Saul verworpen, ende Dauid coninc gesalft wert, Hoe dat God dat herte aensiet, Ende Dauid vanden scapen gehaelt ende Coninc ghemaect wert.

margenoot+
A
margenoot*
th. der woorden

margenoot*
th. zebaoth.

margenoot*
th. te Talaim.

margenoot+
B

margenoot*
ten is nyet int hebr.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G
margenoot*
th Gibeath Saul


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken