Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HEt wert ooc eenen dieren tijt in Dauids tiden drie iaer aen walcanderen. Ende Dauid beuraechde Ga naar margenoot* antwoorde) des HEREN, Ende die HERE sprac. Om Sauls wil, ende om dat bloet zijns huys wil, dat hi die Ga naar margenoot+ Gabaoniten) gedoot heeft.

2

Doen liet dye Coninc die Gabaoniten roepen, ende sprac tot hen, (die Gabaoniten en waren niet vanden kinderen van Israel, maer ouergebleuen vanden kinderen der Amoriten, maer die kinderen van Israel hadden hen ghesworen, ende Saul sochtse te slaen, in sine nijdinge liefde voor die kinderen van Israel ende Iuda)

3

Aldus sprac dan Dauid totten Gabaoniten. Wat sal ic v doen? ende welcke sal nv die versoeninge zijn der misdaet, op dat ghi die erffenisse des HEREN ghebenedijt.

4

Die Gabaoniten spraken tot hem. Ons en is geen clachte van siluer oft gout, maer tegen Saul ende zijn huys, noch wi en willen niet datter eenige mensche wt Israel gedoot worde. Totten welcken sprac die coninck. Wat Ga naar margenoot* wildy) dan dat ic v doen sal?

5

Si spraken totten Coninck Den man die ons gewreuen ende booslic verdruct heeft, sullen wi also vernielen, datter niet een van zijn gheslachte ouer en bliue in allen den palen van Israel.

6

Gheeft ons seuen mannen wt sinen kinderen, dat wise den HERE Ga naar margenoot* hanghen aen cruycen) tot Gabaa Sauls voormaels des wtuercorenen des HEREN. Ga naar margenoot+ Die Coninc sprac. Ick salse v gheuen,

7

Maer dye Coninc spaerde MephiBoseth, Ionathas sone, des soons sauls, om des eets wille des HEREN, dye tusschen hen was, te weten, tusschen Dauid ende Ionathan sauls sone.

8

Maer die twee sonen Respha, dye dochter Ahia, die si saul gebaert hadde, Ar-[kolom]moin, ende Mephiboseth, daer toe dye vijf sonen Michal, der dochter sauls, die si Adriel ghebaert hadde den sone Barsellai des Malothiters, nam di Coninc,

9

ende gafse in der Gabaoniten handen, die hinghen si aen cruycen opten berch voor den HEERE. Aldus vielen dese seuen tot eenen male, ende storuen inder tijt des eersten oosts, als die gersten oost aengaet.

10

Ga naar margenoot+Doen nam Respha Ahias dochter een Ga naar margenoot* haren cleet) ende spreydet opten steen int begin des oogsts, tot dat water vanden hemel op hen druypte, ende en liet die vogelen des hemels sdaechs daer op niet rusten, noch des nachts die dieren des velts.

11

Ende het wert dauid gebootscapt, wat Respha die dochter Ahia sauls bislaperse gedaen hadde.

12

Ende Dauid ginc henen, ende nam Sauls gebeenten, ende Ionathas zijns soons ghebeenten vanden borgeren tot Iabes in Galaad, die si vander straten Bethsan gestolen hadden, daerse die Philistinen henen gehangen hadden inder tijt, doen die Philistinen Saul sloegen opten berch Gelboe,

13

ende brachtse van daer opwaerts, ende vergaderdese tsamen metten gebeenten der gehangenen,

14

ende begroeuen die met sauls ende zijns soons Ionathas gebeenten, inden lande Beniamin, ter siden inden graue zijns vaders Cis. Ende dedent alsoot die coninc geboden hadde. So wert God na desen den lande weder versoent.

15

Ga naar margenoot+Maer daer verhief hem weder een oorloghe vanden Philistinen tegen Israel, Ga naar margenoot+ ende Dauid trock, ende zijn knechten met hem, ende streden teghen die Philistinen. Ende Dauid wert moede,

16

ende Iesbi van Nob die een was vanden Arapha, ende tgewichte zijnder spiesen was .iij hondert vncen gewichten metaels, ende hi had een nieu Ga naar margenoot* zwaert aen gegort) die gedacht dauid te slaen.

17

Maer Abisai die sone Seruie halp hem, ende sloech den Philistijn doot. Doen zwoeren Dauids mannen, ende spraken. Ghi en sult niet meer met ons wt trecken inden strijt op dat ghy dye keerse in Israhel nyet wt en doet.

18

Doen stondt daer noch die tweede oorloghe op te Ga naar margenoot* Nobe) tegen die Philistinen. Doen sloech Sobochai die Husathijt dien Sephi die welcke vanden kinderen Rapha ooc een was Ga naar margenoot* vanden geslachte der ruesen).

19

Ende daer verhief noch die derde oorloge, tot Gob tegen die Philistinen, inden welcken sloech Ga naar margenoot* Adeodatus) dye sone Ga naar margenoot* Saltus, een barduerwercker) een Bethlehemijt, den Goliath den Gethiter, die welcke een spies had,

[pagina t4v]
[p. t4v]

wiens staf was als eenen weefboom.

20

Ende daer stont noch dye vierde oorloghe op te Geth, daer was een hooftman, die hadde ses vingheren aen zijn handen, ende ses teenen aen zijn voeten, dat is .xxiiij. int getal, ende hi was ooc geboren van Arapha.

21

Ende doen hy vermaledide Israel ende spijt seyde, so sloech hem Ionathas die sone Semmaa, Dauids broeder.

22

Dese vier waren van Arapha te Geth gheboren, ende vielen door Dauids handt, ende zijnder knechten.

§ Van dat liedt dat Dauid den HERE sanc, om dat god hem verlost hadde van sinen vianden.

margenoot+
A
margenoot*
th. dat aensicht
margenoot+
th. Gibaoniten

margenoot*
th. segt ghi

margenoot*
th. op hanghen
margenoot+
B

margenoot+
C
margenoot*
th. sack

margenoot+
D
margenoot+
i.Re. xvij.a

margenoot*
the. harnas aen

margenoot*
th. Gob
margenoot*
Ten is nyet int he.

margenoot*
th. Elhanan
margenoot*
the. IaereOrgim


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken