Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .vij. Ca.

1

Ga naar margenoot+MAer aen zijn huys timmerde Salomon derthien iaer, dat hijt geheelijc vol timmerde.

2

Te weten hi timmerde een huys vanden woudt Libanon, hondert ellenbogen lanc vijftich ellenbogen wijdt, ende dertich ellenbogen hooch, int viercante wandelinghen met calomnen van geschaefde Cederen.

3

Ende tafelde dat decsel bouen aen ooc met cederen, dat vanden vijf ende veertich calomnen onderhouden wert, want elcke rye hadde vijfthien calomnen,

4

also dat altoos drie calomnen gelijck tegen malcanderen ouer stonden,

5

also dat elcken pant tegen malcanderen ouer tusschen die calomnen metten calomnen viercantich was.

6

Ga naar margenoot+Ende hi maecte een Ga naar margenoot* portael) met calomnen vijftich ellenbogen lanc, ende dertich ellenbogen wijdt.

6

Ende noch een portael voor dien met calomnen, ende met een dicke pileerne.

7

Daer toe een portael tot eenen conincs stoel, daer den rechterstoel was, ende maectese tot een vonnis portael, ende bescuttet met cederen vanden pauiment aen, tot weder totten vloer.

8

Daer toe zijn huys Ga naar margenoot* daermen in soude sitten om te vonnissen) dat portael is gemaect gelijck die andere. Ende maecte oock een huys als dat portael, voor Pharaos dochter, dye Salomon tot eender huysurouwe genomen hadde.

9

Dit was al van costelijcke steenen, na der [kolom] maten ghehouwen, met sagen gesneden op alle siden, vanden fundamente tot aen dat hoochste der wanden, daer toe ooc buyten totten groten voorhof toe.

10

Die fundamenten waren ooc van costelike ende grote steenen, thien, Ga naar margenoot* oft) acht ellenbogen groot,

11

ende daer op costelike gehouwen steenen nader maten, ende cederen

12

Maer den grooten voorhof al omme hadde drie ryen van gehouden steenen, ende een rye van geschaefden cederen. Also ooc den voorhof aent huys des HEEREN van binnen, ende dat portael vanden huyse.

[afbeelding]

13

Ga naar margenoot+Ende die coninc sandt henen ende liet halen Hyram van Tyro

14

eender weduwen sone, wten geslachte Nepthalim, ende zijn vader was een man van Tyro geweest, die een meester was in metael, vol wijsheden verstant ende consten om te arbeyden alderhande metael werck, Doen die totten coninc Salomon quam, maecte hi alle zijn werc.

15

Ende maecte twee metalen calomnen, elc achthien ellenbogen hooch, ende een coorde van .xij. ellen was die mate, die ginc rontsomme beyde dye calomnen.

16

Ende hi maecte .ij. knoopen van metael gegoten, om bouen op die calomnen te setten, ende elcken knoop was vijf ellenbogen,

17

ende aen elcken knoop bouen op die calomnen waren seuen geulochten reepkens, als ketenen ende netten. Beyde die knopen waren gegoten werc. Seuenuoudige netwerck in eenen knoop, ende seuenuoudighe netwerc in dandere,

18

ende hi maecte aen elcken knop twee ryen granaet appelen rontsomme aen een reepken daer mede dat die knoop bedect wert.

19

Ende die knopen waren als die lelien voor dat portael vier ellen groot.

20

Ende de granaet appelen inder ryen

[pagina v2v]
[p. v2v]

rontsomme waren twee hondert reepkens, bouen ende onder aen die scakele, die om den buyc des knoops ginc, aen elcken knoop op beyde colomnen.

21

Ende hi rechte die calomnen op voor dat portael des tempels. Ende die hi ter rechter hant sette, hiet hi Iachin, ende die hi ter slincker hant sette, hiet hi Boaz.

22

Ende hi stelde een werc bouen op die calomnen als lelien. Also wert voleyndt dat werck der calomnen.

[afbeelding]

23

Ga naar margenoot+Ende hi maecte een gegoten zee thien ellenboghen wijdt, vanden eenen boorde totten anderen rontsomme, ende vijf ellen hooch. Ende Ga naar margenoot* netkens dertich ellen lanc liepen aldaer) rontsomme.

24

Ende om die selue zee die thien ellen wijdt was, ghingen knoopen aen haeren boort, rontsomme die zee henen. Die knopen waren .ij. ryen gegoten.

25

Ende si stonden op .xij. ossen der welcker drie noortwaerts gekeert waren, drie westwaerts, drie zuyden waert, ende drie oostwaert, ende die zee bouen daer op, also dat alle haer achterste deelen binnen waerts waren.

26

Die Ga naar margenoot* dicte des ketels was van drie oncen, ende sinen boort was als eens ketels mont als een opgegaen lelie. Ende daer gingen twe duysent baten in, Ga naar margenoot* ende drie duysent metreten)

27

Hi maecte ooc thien metalen ondersetsels, elc was vier ellenboghen lanc ende breedt, ende drie ellenboghen hooch.

28

Maer dat stuenwerc was also ghemaect, dattet siden hadde tusschen lijsten.

29

Ende aen die siden tusschen de lijsten waren leeuwen, runders, ende Cherubim, ende des ghelijcken bouen in die vergaderinghe, ende die siden waren ghemaect aen die lijsten, die ouer ende onder dye leeuwen, ende runderen waren, also dat si onder [kolom] [afbeelding] waerts gherecht waren.

30

Ende elc stuensel hadde vier metalen raders met metalen assen, Ende op die vier hoecken waren scouderen ghegoten, elc tegen die ander ouer siende onder aenden ketel lenende.

31

Ga naar margenoot+Maer den mont vanden ketel van binnen int hoochste des hoofts, ende dat ghene dat van buyten verthoonde, was int ronde een cubitus, ende het hadde altesamen anderhaluen cubitus, ende daer waren puckelkens aenden hals. inden velden die viercant waren, ende niet ront

32

Die vier raders, die daer stonden onder aen die siden vanden stuenselen, ende dye asschen vanden raderen waren onder aen tgestuensel aen een geuoecht. Elc rat was anderhalf cubitus hooch,

33

ende het waren raders alsmen aen die wagen plach te maken, ende haer asscen nauen, speeken, ende velgen, waren al gegoten

34

ende die vier schouderen op die vier hoecken van elcken stuensel waren ooc gegoten ende aen een gheuoecht.

35

Ga naar margenoot+Ende aen Ga naar margenoot* dat alder opperste) vanden gestuente was een rondicheyt van anderhaluen cubitus, also gemaect, datmen den ketel daer bouen op mochte setten, hebbende zijn ghegrauen ende gehouwen wercke, wt hem seluen.

36

Ende hi graefde in die tafelen van metale, ende in die hoecxkens Cherubim, leeuwen, ende palmboomen, Ga naar margenoot* na die ghelijckenisse van eenen staenden mensche, dat si sceenen niet gehouwen te weesen, maer aengheset scheenen te wesen rontsomme).

37

In deser manieren maecte hi ooc thien stuensels met een ghegoten, ende een mate ghelijc wt ghehouwen.

[pagina v3r]
[p. v3r]

38

Ende hi maecte thien metalen ketels, also dat veertich Baten in eenen ketel ghinck, ende was vier ellenboghen groot, ende op elcken stuensel was eenen ketel, dat is, thien stuensels,

39

Ende hi sette vijf stuensels aen den rechten hoecke des Ga naar margenoot* tempels,) ende die ander vijf aen den slincken hoeck, Maer die zee sette hi ter rechter hant Ga naar margenoot* voor aent zuyt waert teghen den oosten.)

40

Ga naar margenoot+Ende Hiram maecte potten, pannen, ende beckens, ende voleynde alsoo alle die wercken die die coninck Salomon aen den huyse des HEEREN maken dede,

41

Te wetene, die twee calomnen, ende die kenlijcke knoopen bouen op die twee calomnen, ende daeromme twee geulochten netkens, om te bedecken die twee coordekens ende knoopen opten calomnen,

42

Ende die vier hondert granaet appelen, aen die twee gheulochten netkens, te wetene, twee rijen granaet appelen, aen een netken, te bedecken die twee kenlijcke knoopen opten calomnen,

43

Daer toe die thien stuensels, ende thien ketels bouen daer op,

44

ende die zee ende twaelf ossen onder die zee,

45

Ende die potten ende pannen ende beckens, Ende alle dese vaten die Hiram den coninc Salomon maecte, totten huyse des HEREN waren van finen metael,

46

Inden lantschappen die Iordane lietse die coninck ghieten in dicke leemachtighe aerde, tusschen Socoth ende Zarthan,

47

Ende Salomon stelde alle die vaten int huys des HEEREN, ende om der grooter menichte soo en wasser gheen seker ghewichte des metaels.

48

Ooc maecte Salomon al die vaten die totten huyse des HEEREN behoorden, te wetene,

49

eenen gulden altaer, een gulden tafele, daer die brooden diemen voor den HEERE leyt, op ligghen, vijf candelaren ter rechter hant, ende vijf candelaren ter slincker hant, voor Ga naar margenoot* die plaetse der antwoorden) vanden alder suyuersten goude, met ghulden lelie bloemen, lampen, ende snutters,

50

daer toe Ga naar margenoot* cruyken, crauwels, moertierkens, flesschen, ende wierooc vaten) vanden alden suyuersten goude, Oock waren die harren aender dueren aenden huyse van binnen, int alder heylichste der heyligen, ende aen die duere des huys, vanden tempel des HEEREN alle ghader gulden.

51

Ende hi volbracht allet werc, dat die coninck Salomon maecte aen den huyse des HEEREN, Ende hi bracht daer inne alle wat zijn vader Dauid gheheylicht hadde van siluer, Ga naar margenoot+ van goude, ende vaten, ende settet inden schat des huys des HEEREN.

[kolom]

§ Hoe die arcke inden tempel gebracht wert, ende eenen neuel allet huys veruulde, Ende hoe Salomon den tempel gebenedide, ende badt dat alle die daer inne aenbaden mochten verhoort worden.

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot*
th. poortael

margenoot*
the. daer hi in woonde inden achtersten hof tusscen dat huys ende

margenoot*
th. ende

margenoot+
C

margenoot+
D
margenoot*
th. een cordeken .xxx ellen lanck was de mate.

margenoot*
th. haer dicte was een hant breet.
margenoot*
ten is nyet int heb.

margenoot+
E

margenoot+
F
margenoot*
th. hooft

margenoot*
th. elck aen malcanderen rontsomme.

margenoot*
theb. huys
margenoot*
th. voren tegent zuyden

margenoot+
G

margenoot*
th. choor.

margenoot*
th. schalen, scotels, beckens, lepels ende pannen

margenoot+
ij.par. v.a

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken