Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxij. Capittel.

[kolom]

1

Ga naar margenoot+IOsias was acht iaer out, doen hi coninc wert, ende regeerde eenen dertich iaer te Ierusalem, Ga naar margenoot+Sijn moeder hiet Idida Adaias van Besecat dochter,

2

ende dede dat den HEERE wel behaechde, ende wandelde in al zijns vaders Dauids wege, ende en weke niet noch ter rechter, noch ter slincker hant af.

3

Ende int achtienste iaer des conincs Iosie sandt die coninck Saphan Azalia sone des soons Mesulam den scriuere in des HEEREN huys, ende sprack tot hem,

4

Ghaet op tetten grooten priester Helchiam, datmen tghelt Ga naar margenoot* smilte) dat inden tempel des HEEREN geoffert is, ende dat die bewaerders der dueren vergadert hebben vanden volcke,

5

datment den arbeyders gheue, door die meesters van des HEEREN huys, ende die sullent gheuen den wercluyden die aen den tempel des HEEREN wercken, dat si vermaken, wat veruallen is aent huys,

6

te weten den timmerluyden ende metsers ende deckers ende datmen hout, ende ghehouwen steenen coopen sal, om thuys te vermaken,

7

Maer datmen nochtans gheen rekeninge van hen en neme, vanden ghelde dat onder haer handen gedaen wort, maer dat si dat opt gelooue handelen.

8

Ende die hooghe priester Helchias sprack, Ga naar margenoot+ totten scriuer Saphan, ☞ Ick hebbe dat wetboeck gheuonden int huys des HEEREN Ende Helchias ghaf dat boeck Saphan, ende hi laest,

9

Ende Saphan die scriuer quam totten coninck ende seyde hem weder, dat hi hem beuolen hadde, ende sprack, Vwe knechten hebben dat gelt te samen Ga naar margenoot* gesmolten), dat inden huyse geuonden is, ende hebbent den arbeyders ghegeuen die gestelt zijn aen des HEREN huys,

10

Ock seyde Saphan die scriuer den coninc ende sprack, Helchias die priester ghaf mi een boeck, Ende als Saphan den boeck hadde ghelesen voor den coninck,

11

ende doen die coninck hoorde die woorden des wetboecs, schoorde hi zijn cleederen,

12

Ga naar margenoot+Ende die coninck gheboot Helchie den priester, ende Ahikan Saphans sone, ende Achabor Michaias sone, ende Saphan den scriuer, ende Asaia des conincs knechte, ende sprac,

13

Gaet henen ende vraecht den HEERE raet voor mi, voor dat volck ende voor gheheel Iuda, van die woorden des boecks dat gheuonden is, want het is een groote verbolgentheyt des HEEREN die ouer ons ontsteken is, om dat onse vaders die woorden deses boecs niet gehoort en hebben, dat si gedaen hadden al wat ons daer inne gheschreuen is.

14

Doen ghinck Helchias die priester, Ahi-

[pagina z1v]
[p. z1v]

kan, Achbor, Saphan, Ga naar margenoot+ ende Asaia, tot der propheterssen Olda, Sellums Thecue soons wijf, des soons Harahas des wachters der cleederen, ende si woonden te Ierusalem int tweede deel,

15

ende si spraken met haer. Ende si antwoorde hen, Soo spreect die HEERE die God van Israel, Segt den manne die v tot mi ghesonden heeft,

16

siet, ick sal quaet ongeluc ouer dese stadt ende haer inwoonders brenghen alle die woorden der wet die die coninc van Iuda heeft ghelesen,

17

☞ om dat si mi verlaten, ende anderen vremden Goden offerhande ghedaen hebben, dat si mi vertoornen met al die wercken haerder handen, Daeromme sal mijn verbolghentheyt haer, ouer dese plaetse ontsteken ende niet wt geblust worden.

18

Maer den coninck van Iuda die v ghesonden heeft, om den HEERE raet te vragen, sult ghi aldus seggen, So seyt die HERE die God van Israel, Om dat ghi ghehoort hebt die woorden des boecs,

19

ende v herte veruaert is, ende ghi zijt verootmoedicht voor den HEERE, als ghi hoordet wat ick gesproken hebbe, teghen dese stadt ende haer inwoonders, dat si tot een verwoestinge ende eenen vloeck sullen zijn, ende hebt uwe cleederen gheschoort, ende hebt geweent voor mi, So heb ick v verhoort, spreect die HEERE

20

Daeromme sal ick v tot uwen vaderen verghaderen, dat ghi met vreden in v graf verghadert wordet, ende dat uwe ooghen niet en sien alle dat quaet ongheluck, dat ick ouer dese plaetse brenghen sal.

§ Hoe Iosias die woorden des verbonts voor tvolck las ende dede die afgoden wt Iuda ende Samarien wt roeyden, ende der priesters ghebeente wert opten altaer verbrant, ende die worden des propheterssen Gods werden veruult, men hielt daer een feeste van paesschen.

margenoot+
A
margenoot+
ij.paralip. xxxiiij.

margenoot*
thebr. hem gheue,

margenoot+
B

margenoot*
the. vergadert

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken