Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xviij. Capit.

1

Ga naar margenoot+ENde Iosaphath hadde groote rijcdom ende eere, Ga naar margenoot+ ende wert Achabs swagher,

2

Ende na twee iaren trock hi af tot Achab te Samarien, Ende Achab liet voor hem ende voor dat volc dat bi hem was, veel schapen ende runderen slaen, Ende hi arbeyde seer, om hem met woorden daer toe te brengen, dat hi op trecken soude te Ramoth in Galaad,

3

Ende Achab die coninc van Israel sprac tot Iosaphat den Coninck van Iuda, Trect met mi tot Ramoth in Galaad, Hi sprac tot hem, Ic ben als ghi, ende mijn volc als v volc, wi sullen met v inden strijt wesen.

4

Maer Iosaphath sprack totten coninc van Israel, Ga naar margenoot+ Ic bidde v, vraecht huyden den HERE raet,

5

Ende die coninc van Israhel vergaderde die propheten vier hondert mannen, ende sprac tot hen, Sullen wi te Ramoth in Galaad trecken inden strijt, ofte sullen wi rusten? Si spraken, Trect op, God salse in des conincs hant geuen.

6

Maer Iosaphat seyde, En isser niewaers nyet noch een Propheet des HEREN, dat wijt van hem ooc vraechden?

7

Die coninc van Israel sprack tot Iosaphat, Daer is noch een, daer wi den HERE door vraghen mogen, maer ic ben gram op hem, want hy en propheteert mi geen goet, maer altoos quaet te weten, Micheas Iemla sone, Iosaphath seyde, Heere coninc, en spreect also niet

8

Ga naar margenoot+Ende die coninc riep eenen van sinen camerlinghen, ende seyde, Roept haestelijc tot hier Micheam Iemla sone,

9

Ende die coninc van Israhel, ende Iosaphat die coninc van Iuda saten, elc op sinen conincliken stoel, met coninclike cleederen gecleet, Si saten in eenen vloer voor dye duere aen die poorte te Samarien, ende alle die propheten propheteerden voor hen,

10

Ende Zedechias Chanan sone maecten hem yseren hoornen, ende sprac, So spreect die HERE, Hier mede suldi dye Siriers stooten, dat ghyse vernielt.

11

Ende alle die propheten propheteerden ooc also, ende spraken, Trect op tot Ramoth in Galaad, Ga naar margenoot+ ende ghi sult geluckich wesen, die HERE salse in des conincs handen geuen.

12

Ende die bode die ghegaen was om Micheam te roepen, sprac tot hem, ende seyde, Siet der propheten redenen zijn eendrachtelijc goet [kolom] bootschappende voorden Coninc, Daerom bidde ick v, dat uwe redene van hen niet verscheyden en si, noch anders en luyde, maer segt ooc geluckige dinghen.

13

Micheas sprack Alsoo warachtelijck als die HEERE leeft, Wat mijn God mi seggen sal, dat sal ic spreken,

14

Ende doen hi totten coninck quam, seyde die coninc tot hem, Micheas sullen wi te Ramoth in Galaad inden strijdt trecken, Ga naar margenoot+ oft sullen wi moeten rusten? Hi sprac, Trect op, ende het sal v al wel gaen, ende die vianden sullen in uwe handen ghegeuen worden.

15

Maer die coninc sprac tot hem, Ic beswere v noch eens dat ghi mi niet en segt, dan die waerheyt inden name des HEEREN.

16

Ga naar margenoot+Doen sprac hi, Ic sach geheele Israel verstroeyt op die berghen, ghelijck schapen die gheenen herder en hebben, Ende die HEERE sprac, Dese en hebben gheenen Heeren, elcke trecke weder thuys met vreden,

17

Doen sprac dye coninc van Israel tot Iosaphath, En seyde ict v niet? Hy en propheteert ouer mi gheen goet, maer dat quaet is.

18

Hi sprac, Daeromme hoort des HEREN woort, Ic sach den HEERE sitten op sinen stoel, ende alle dat hemelsche heyr stont bi hem tot zijnder rechter ende tot zijnder slincker siden

19

Ende die HERE sprac, Wie sal Achab den coninc van Israhel bedrieghen, dat hi op trecke ende valle te Ramoth in Galaad? Ende doen dese aldus, die gene also seyde,

20

so quam daer eenen geest voort, ende tradt voor den HERE, ende sprac, Ic sal hem bedrieghen, Die HEERE sprac tot hem, Waer mede?

21

Hy seyde, Ic sal wt varen, ende eenen valschen gheest der logenen zijn, in alle zijnder propheten monde, Ga naar margenoot+ Ende hi sprac, Ghi sult hem bedrieghen, Ghy sullet vermoghen te doen, Vaert derwaerts, ende doet also,

22

Nv siet, die HEERE heeft eenen valschen geest der logenen gegeuen in deser uwer propheten mont, ende die HERE heeft quaet tegen v gesproken.

23

Ga naar margenoot+Doen tradt daer toe Zedechias Chanana sone, die sloech Micheam op zijn kinnebacken, ende sprac, Door welcken wech is die geest des HEREN van mi ghegaen, dat hi door v spreken soude?

24

Micheas sprack, Siet, ghi sullet selue sien, als ghy in die binnenste camer coemt, dat ghi v sout versteken,

25

Die Coninc van Israel sprac, Neemt Micheam, ende laet hem bliuen bi Amon der stadt amptman, ende bi Ioas Amalech sone,

26

ende segt, So seyt die coninc. Legt desen in die geuangenisse, ende spijset hem met brode ende water des drucks, tot dat ick weder come met vreden,

27

Micheas sprac, Coemt ghi weder met vreden, soo en heeft dye HERE

[pagina bb7v]
[p. bb7v]

niet door mi gesproken, Ende hi sprack, Hoort ghi volcken alle.

28

Also trock op die coninc van Israel, ende Iosaphat die coninc van Iuda, tot Ramoth in Galaad,

29

Ende die coninc van Israel sprack tot Iosaphat, Ga naar margenoot* Ic sal mijn cleederen veranderen, ende also inden strijt comen, maer doet ghi uwe cleederen aen) Ende die coninck van Israel vercleede hem, ende quam also inden strijdt,

30

Maer die coninc van Syrien hadde sinen ouersten van den ruyteren te paerde geboden, Ghi en sult niet strijden, noch tegen groot, noch tegen cleyne, Maer tegen den coninc van Israel alleene

31

Ga naar margenoot+Als nv die ouerste ruyters Iosaphat sagen dachten si, ende seyden, Het is die coninc van Israel, ende trocken rontsomme, om op hem te strijden, Maer Iosaphat riep totten HEERE ende halp hem, ende God keerdese van hem,

32

Want doen die ouerste vanden rosuolck saghen, dat hi die coninck van Israel nyet en was, keerden si hen van hem af,

33

Ende het gebuerde dat een man Ga naar margenoot* schoot eenen pijl int wilde,) ende schoot den coninc van Israel tusscen zijn maghe ende longhere, Doen sprac hi tot sinen voerman, Keert v hant, ende voert mi wten heyr, want ic ben ghewont.

34

Ende den strijt Ga naar margenoot* nam een eynde) in dien dage, Ende dye coninc van Israel stont op sinen wagen tegen die Siriers, tot des auonts toe, Ende hy sterf doen dye Sonne onderghinck.

§ Hoe Iosaphat ghestraft wert door den propheet Iehu Ende wat raet dat Iosaphat totten rechters hadde

margenoot+
A
margenoot+
iij.re. xxij.a

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
iij.re. xxiij f

margenoot+
E

margenoot+
iij.regum. xij

margenoot+
F

margenoot*
th. vercleet v: ende coemt inden strijt met uwen cleederen

margenoot+
G

margenoot*
the. sinen boghe spien hart.

margenoot*
the. wies

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken