Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xx. Ca.

1

Ga naar margenoot+NA desen quamen vergadert te samen Moabs kinderen, Ammons kinderen ende met hen die Ammoniten om tegen Iosaphat te strijden,

2

Ende men quam, ende bootscaptet Iosaphat, ende men sprack, Daer coemt een groote menichte tegen v, van ouer ghene side der zee van Syrien, ende siet, si zijn te Hazazon Thamar, dat is Engaddi,

3

Maer Iosaphat was veruaert, ende heeft hem seluen gheheel gegeuen om den HERE te Ga naar margenoot* bidden) ende liet een vasten wt roepen onder geheel Iuda,

4

Ende Iuda quam te samen om den HERE te Ga naar margenoot* bidden) Oock quamen si alle gader van Ga naar margenoot* haeren steden,) den HERE te verbidden,

5

Ende doen Iosophat stont onder dat midden van die ghemeynte van Iuda ende Ierusalem inden huyse des HEEREN, voor den nieuwen voorhof,

6

ende sprac.

Ga naar margenoot+ HEERE onser vaderen Godt, Ghy zijt Godt inden hemel, ende hebt heerschappie ouer alle conincrijcken der heydenen? Ende in uwe handen is cracht ende macht, Ende daer en is niemant die teghen v wederstaen mach,

7

En hebbet ghi niet onse God, die inwoonders van desen lande gedoot voor die oogen van uwen volcke van Israel, ende hebbet ghegheuen Abrahams ws lief hebbers zade eewelic,

8

ende si hebben daer in gewoont

[pagina bb8r]
[p. bb8r]

ende v een heylige plaetse tot uwen name daer inne ghetimmert ende seyden.

9

Als een ongeluc tswaert Ga naar margenoot* des oordeels) oft pestilencie, oft dieren tijt ouer ons coemt, so sullen wi staen voor desen huise voor v aensichte (want Ga naar margenoot* aldaer) wort uwen name aengeroepen) Ende wi sullen roepen tot v in onsen noot, so suldijt verhooren ende ons helpen.

10

Ga naar margenoot+Nv dan siet Ammons kinderen Moab, ende die vanden geberchte Seir, ouer die welcke ghi die kinderen van Israel niet en liet door trecken, doen si wten lande van Egipten reysden, maer moesten voor hen wijcken, ende en hebben die niet dootgeslagen,

11

die doen nv daer teghen ende arbeyden ons wt te worpen wt die erue die ghi ons ghegheuen hebt.

12

En suldyse daerom niet oordeelen? want in ons en is geen so groten cracht, dat wi wederstaen moghen teghen desen grooten hoop, die tegen ons coemt, ende ouerualt, Maer want wi niet en weten, wat wi doen sullen, so is dat alleen onse toeuluchte ouerbleuen, dat wi op lichten onse oogen te sien tot v.

13

Ende gheheel Iuda stont voor den HERE met haeren cleyne kinderen, wijuen ende sonen.

14

Maer daer was Iahasiel Sacharias sone, des soons Banaie, des soons Iehiel, des soons Mathanie de Leuite wt Asaphs kinderen, die geest des HEREN quam midden inder scharen,

15

ende sprac. Aenmerct geheele Iuda ende ghi inwoonders van Ierusalem, ende ghy Coninc Iosaphat. So spreect die HERE tot v, En wilt niet vreesen, noch v verslaen voor desen grooten hoope, want Ga naar margenoot* den strijdt en is v niet, maer Gods)

16

Morghen suldy tot hen af trecken. Want si sullen op climmen aen een hoochte genaemt Ziz, ende ghi sultse vinden aen die hoochte der beken tegen die woestine Ieruel.

17

Want ghi en sult niet zijn die stridet, maer staet alleen met betrouwen onueruaert. Ende ghi sult sien die hulpe des HEREN ouer v Iuda ende Ierusalem, Ga naar margenoot+ en wilt niet vreesen noch en verslaet v niet, morghen suldi trecken teghen hen wt, ende die HERE sal met v zijn.

18

Doen viel Iosaphat met sinen aensicht opter aerden, ende geheel Iuda, ende dye inwoonders van Ierusalem vielen plat lancs ter aerden, voor den HEERE, ende aenbaden den HERE.

19

Ende die Leuiten wt Kahaths kinderen, ende die kinderen Chore loefden den HERE den God van Israel met luyder stemmen, opwaerts.

20

Ende als si des morghens vroech op ghestaen waren, trocken si wt totter woestine Thecue. Ende doen si wt trocken stont Iosaphat int midden van hen, ende sprac. Hoort toe na mi ghi mannen van Iuda, ende ghi inwoon-[kolom]ders van Iherusalem.

Ghelooft aen den HEERE uwen God, so suldy seker vrij zijn Ende ghelooft sinen propheten, so suldi geluck hebben.

21

Ga naar margenoot+Ende hi gaf den volcke raet, Ende stelde dye sangers des HEREN, dat si hem louen souden in haer scharen, dat si voor die gewapende souden trecken, ende seggen met een stemme, Belijdt den HERE Ga naar margenoot* want hi goet is) want zijn ontfermherticheit duert eewelijc.

22

Ende doen si begonsten met dancken ende louen te singen, liet die HERE die gestelde lage, die tegen Iuda gecomen was, ouer dye kinderen Ammon ende Moab, ende die vanden geberchte Seir, wederom keeren tegen hen seluen, ende si zijn gheslagen geweest.

23

Doen stonden die kinderen Ammon ende Moab, teghen die vanden geberchte Seir, om te verslaen, ende te vernielen. Ende doen si die vanden geberchte Seir te niet hadden gedaen, ende dat volbracht hadden, ooc tegen hen seluen gekeert, smeten si malcanderen vol wonden totter doot.

24

Doen Iuda Ga naar margenoot* totter speluncken) quam, dye aen die woestine leyt, keerden si hen tegen den hoop, Ga naar margenoot+ ende sagen si van verre alle tlant, doen lagen die doode lichamen opter aerden, also datter geen ouergebleuen en was diet cost ontloopen.

25

Ende Iosaphat quam met sinen volcke om der dooden roof te plonderen, Ende vonden onder den roof so veel goets ende cleederen, ende seer costelike vaten, ende ontnament hen, also dat zijt ooc niet draghen en mochten. Ende si en consten binnen drie daghen den roof niet wech ghedoen, want daer was so vele.

26

Opten vierden dach quamen si te samen int dal der gebenedijnge, Want si gebenediden aldaer den HERE, Daer af hieten si die plaetse tot op desen dach, Tdal der gebenedijnghe.

27

Also keerde elc van Iuda ende Ierusalem wederom. Ende Iosaphat voor aent heyr, dat si tot Ierusalem trocken met blijscappen. Want de HERE hadde hen een blijscap gegeuen van haer vianden,

28

ende trocken te Ierusalem in, met psalteren, harpen, ende trompetten tot des HEREN huys,

29

Ende de vreese Gods quam ouer alle conincrijcken des lants, doen si hoorden dat die HERE tegen die vianden van Israel gestreden hadde.

30

Also was Iosaphats conincrijck stille, ende God gaf hem rontsomme ruste.

31

Ende Iosaphat regeerde ouer Iuda, ende was vijf ende dertich iaer oudt, doen hi coninck wert, ende regeerde vijf ende .xx. iaer te Ierusalem. Sijn moeder hiet Azuba, Selachi dochter.

32

Ende hi wandelde in zijns vaders Asa wech, ende en ghinc daer niet af Dat hi dede dat den HERE wel behaechde

33

maer die hoochten en dede hi niet wech nemen

[pagina bb8v]
[p. bb8v]

Want dat volc en hadde zijn herte noch niet gheschict totten God haerder vaders.

34

Wat meer van Iosaphat te segghen is, beyde dat eerste ende dat laetste, dat is gescreuen in dye geschiedenisse Iehu des soons Hanani, dye hi op geteekent heeft inden boeck der coninghen van Israel.

35

Ga naar margenoot+Daer na vereenichde hem Iosaphat dye coninc van Iuda met Ochosia den Coninc van Israel, wiens wercken ongoddelijc waren.

36

Ende hi vereenichde hem, ende leyde mede in, om winninge te deylen, om met hem schepen te maken dat si op die zee souden varen. Ende si maecten een groote vlote schepen in Asiongaber.

37

Maer Elieser Dodans sone van Maresa propheteerde tegen Iosaphat ende sprac.

Daeromme dat ghi v met Ochosiam een verbont vereenicht hebt, so heeft die HERE uwe wercken gescoert. Ende die scepen werden gebroken, ende en mochten niet op die zee varen.

§ Hoe Iosaphat sterf, ende hoe Ioram regeerde die zijn .vi. broeders doode, ende wandelde in Achabs wegen, ende vanden brieuen die Helias tot hem sandt, in welcke brieuen gescreuen was wat doot dat Ioram soude steruen, ende van zijnder langher qualen.

margenoot+
A

margenoot*
th. soecken.

margenoot*
th. soecken.
margenoot*
th. alle den steden van Iuda.

margenoot+
B

margenoot*
th. een oordeel.
margenoot*
th. in desen huyse

margenoot+
C

margenoot*
the. ghi en strijdt niet maer God

margenoot+
D

margenoot+
E
margenoot*
Ten is niet int heb

margenoot*
th. Mizpe.
margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken