Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ix. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde hi antwoorde tot mi seggende, Metende metet den tijt in hem seluen, ende tsal zijn als ghi siet, wanneer een deel der teekenen die voorseyt zijn,

2

door sal zijn ghegaen dan sult ghi verstaen dat dien seluen tijt is in welcken die alderhoochste sal beginnen te besoecken de werelt die van hem gemaect is,

3

Ende alsmen in die werelt beroeringe der plaetsen ende verstooringe des volcs, sal sien,

4

dan sult ghi verstaen dat dalderhoochste van desen heeft gesproken vanden dagen die voor v waren van tbeginne,

5

Want gelijck al dat in de werelt gemaect is, beghin ende voleyndinghe te gader heeft, ende die voleyndinge is openbaer,

6

also hebben des alderhoochsten tiden openbaer beginnen in wonderen ende crachten, ende de voleyndingen in de daet ende teekenen,

7

Ende tsal zijn dat alle die salich gemaect sal zijn ende die door zijn wercken mach ontulien ende door tgelooue in welc ghi ghelooft hebt,

8

sal verlaten worden vanden voorseyden periculen, ende hi sal sien mijn salichmakinge, in mijn lant, ende in mijn palen, want ic heb mi vanden beginne geheylicht.

9

Ende dan sullen si in allenden zijn die mijn weghen nv misbruyct hebben, ende die sullen in pijninge woonen dyese hebben verworpen in versmadinge,

10

want die mi niet ghekent en hebben leuende, weldaden vercregen hebbende,

11

ende die mijn wet hooueerdelijc versmaet hebben, doen si noch vryheyt hadden

12

ende doen hen noch ruymte open was om berou te bewijsen, en verstonden si niet, maer versmadent, dese moetent na die doot in pijninghe bekennen.

13

Ga naar margenoot+Hier om en wilt niet meer curioos zijn, hoe de ongodlike gepijnicht sullen worden, maer ondersoect hoe die rechtueerdighe salich sullen worden gemaect ende ter welcker werelt, ende om welcke die werelt, ende wanneer

14

Ende ic antwoorde ende sprac,

15

Ic heb te voren gesproken ende nv segge ic, ende ic sal namaels seggen, datter meer zijn die verdoemt zijn dan die behouden sullen worden,

16

ghelijc die vloet [kolom] vermenichfuldicht wort bouen der droppele Ende hi antwoorde tot mi zeggende,

17

Also danich den acker is, sodanich zijn die zaden ooc ende hoe danich die bloemen zijn so danich zijn die verwingen ooc, ende hoe danigen wercker sodanich is ooc dat scepsel, ende hoedanich de ackerman, also is ooc de bouwinge, want het was den tijt der werelt,

18

Ende nv als ick hen was bereydende desen die nv zijn eer de werelt wert, in welcke si woonen souden, so en weder seyde mi niemant

19

Doen wert elc ende nv ghescapen in dese werelt die nv bereyt is mits een onbrekelike als oogstmaent, ende een onondersoekelike wet zijn haer zeden verdoruen,

20

Ende ic aenmerckte die werelt, ende siet daer was pericule, om de ghedachten, die daer in toe ghecomen zijn,

21

Ende ic sacht ende ic spaerdese ouer zeer, ende ick hielt mi tdruyuenkornken vander druyue ende een plantinge van grooter afcomst

22

Aldus verga de menichte die sonder sake geboren is, ende mijn druyfkeernken worde behouden, ende mijn plantinge want ic hebse met grooten arbeyt volbracht.

23

Ga naar margenoot+Maer ist dat ghi v noch .vij. ander dagen onder windet, so en sulter ghi niet in vasten

24

ghi sult int velt der bloemen gaen, daer geen huys ghetimmert en is ende ghi sult alleen vanden bloemen des velts eten, ende ghi en sult gheen vleesch smaken, ende ghi en sult gheenen wijn drincken, maer alleen bloemen,

25

Bidt den alderhoochsten sonder ophouden, ende ic sal comen ende spreken tot v.

26

Ende ic ginc so hi mi seyde int velt gheheeten Ardath, ende ic sadt daer in de bloemen, Ende ic adt vanden cruyden des ackers, ende haer spise is mi tot satheyt geworden,

27

Ende tgesciede na seuen dagen, dat ic ruste op hoy, ende mijn herte wert weder verstoort, gelijc te voren,

28

Ende minen mont is openghedaen ende ic begonste voor den alderhoochsten te spreken ende ic seyde,

29

O HEERE v seluen ons vertoonende, so zijt ghi onzen vaderen vertoont inde woestine, welcke niet betreden en wert ende die onuruchtbaer is, doen si wt Egypten gingen ende seggende seyt ghi

30

Ghi Israel hoort mi, ende ghi zaet van Iacob aenmerct mijn redenen,

31

Siet ic saeye mijn wet in v, ende si sal in v vruchte doen, ende ghi sult daer in heerlijc gemaect worden inder eewicheyt

32

Want onse vaderen die wet ontfangende en hebbense niet ghehouden, ende si en bewaerden v wetelijcheden niet, ende die vrucht der wet en is niet barende geworden, noch en vermocht niet want hi was dine

33

Want diese ontfaen hadden vergingen, niet bewarende dat in hen gezaeyt was,

34

Ende siet tis de gewoen-

[pagina Dd1r]
[p. Dd1r]

te dat als daerde dat saet ontfaen heeft, oft die zee het schip, oft een vat spise oft dranck als dat verdoruen is daert in ghesaeyt is, oft daert inghelaten is,

35

so worden oec mede verdoruen tghene dat gesaeyt, oft dat in ghelaten is, oft die dingen die ontfaen zijn, ende dye dingen die ontfaen zijn en bliuen by ons nyet.

36

Maer ons en is so niet gheschiet, Wi die die wet ontfaen hebben, sondighende verghinghen wi, Ga naar margenoot+ ende ons hert datse ontfaen had,

37

want die wet en verghinc nyet, maer si bleef in haren arbeyt

38

Ende als ic dese dinghen in mijn hert sprac, so sach ic met minen ooghen, ende ic sach een vrouwe ter rechter siden, Ende siet dese droech rouwe ende screyde met luyder stemmen, ende si leedt grote smerte inden moede, ende haer cleederen waren van een geschoort ende asschen op haer hooft,

39

Ende ic liet die ghedachten daer ic in peysde, ende ic keerde mi tot haer, ende ic seyde haer,

40

Waer om weent ghy ende lijdt smerte inden moet? Ende si seyde tot my,

41

Mijn heere, laet my dat ic my bescreye ende ic noch smerte daer toe doe, want ick ben zeer bitter van moede, ende ic ben zeer vernedert,

42

Ende ick seyde haer, Wat hebt ghy gheleden? Segget mi, Ende si seyde tot my

43

Ic v dienersse was onuruchtbaer, ende en baerde niet, hebbende eenen man .xxx. iaren

44

ende ic bidde den alrehoochsten dese .xxx. iaren nacht ende dach alle vren, ende alle daghe,

45

Ende het geschiede nae .xxx. iaer dat God my v dienstmaerte verhoorde, ende sach mijn vernedertheyt, ende aenmercte minen druck, ende gaf mi eenen sone, ende ick wert zeer ouer hem verblijt, ende mijn man ende alle mijn borghers, ende wi eerden zeere den stercken,

46

Ende ick voede hem op met grooten arbeyt,

47

Ende het gheschiede doen hy op ghewassen was, ende quam om een huysurouwe te nemen, maecte ic eenen dach der brassinghen.

§ Hoe die propheet Esdras menigherhande ghesichten sach, daer hi af verscrict was.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken