Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde het is Holoferni den prince des ruterscaps der Assyriers gebootscapt [kolom] dat hen die kinderen van Israel bereyden om te wederstaen, ende dat si die weghen der berghen hadden besloten,

2

Ende hy wert ontsteken in grooter gramscappen, met veel raserie, ende hi riep alle die princen Moab ende leytslieden Ammon,

3

ende seyde hen, Segt mi wie dit volc si, die de gheberchten belegget, oft welcke, ende hoedanige, ende hoe groot haer steden zijn, welcke ooc haer cracht si, oft welc haer menichte si, oft wat coninc haers ruyterschaps si,

4

ende waerom dese meer dan alle die gene die int oosten woonen, ons versmaet hebben, ende en zijn ons niet te gemoete wtghegaen dat si ons hadden ontfangen met vrede?

5

Doen antwoorde Achior die hertoge alle der kinderen Ammon, seggende, Mijn heere, ist dat ghi v geweerdicht te hooren, ic sal die waerheyt voor v seggen van desen, volcke, dat in die bergen woont, ende daer en sal geen valsch woort wt minen mont gaen,

6

Ga naar margenoot+Dit volck is wt den geslachte der Chaldeen, Ga naar margenoot+

7

dit heeft eerst in Mesopotamien ghewoont, want si niet en hebben willen volgen die goden haerder vaderen, die inden landen der Chaldeen waren,

8

verlatende die zeden haerder vaderen, die in veelheyt der goden waren,

9

hebben si eenen God des hemels gheoeffent, die hen ooc geboden heeft, dat si van daer souden wtgaen, ende woonen in Carram, Ende als den honger alle dat lant had bedect, Ga naar margenoot+ so togen si af in Egypten, Ende daer werden si cccc. iaer alsoo vermenichfuldicht, dat haer heyr niet getelt en mocht worden,

10

Ende alsse die coninc van Egypten had beswaert, ende hadse onder zijn iock gebrocht in timmeringe zijnre steden in mortel ende backsteenen, so riepen si tot haeren HEERE, ende hi sloech alle dlant van Egypten met menigerley plagen

11

Ende alsse die Egyptiners van hen wt hadden geworpen, ende die plage van hen ophielt, ende wildense weder vangen, ende tot haeren dienst weder roepen, doen dese vluchten

12

soo dede God des hemels die zee open, so dat die wateren aen beyde siden vast werden gemaect als eenen muer, Ga naar margenoot+ ende dese droochs voets den gront der zee doorwandelende door gingen

13

In welcke plaetse als hen een ontellick heyr der Egyptinaers veruolchde, ist also met water bedect, datter nyet een bleef die de daet den nacomelinghen vercondighen mochte,

14

Doen si ooc wt waren gegaen van die roode zee, so trocken si in die woestinen des berchs Sina, in welcken noyt mensch woonen en mocht, noch, sone des menschen en heeft gerust,

15

Daer zijn hen die bitter fontey-

[pagina Ee4v]
[p. Ee4v]

nen versoet, om te drincken. Ende si hebben veertich iaerlicsce spijse vanden hemel vercregen,

16

Ende soo waer si inghinghen, sonder gheschutte, ende sonder schilt, ende sweert, streedt haer God voor hen, ende verwant,

17

Ende daer en was niemant die desen volck hinderde, dan alst afginck vanden dienst des HEEREN zijns Gods,

18

Maer also dicwil als si behaluen hem hueren God, eenen anderen dienden, so zijn si ghegeuen tot eenen roof, ende den sweerde ende tot versmaetheyt

19

Maer alsoo dicwil alst hen beroude, dat si af waeren gheghaen vanden dienst huers Gods, so heeft hen God des hemels cracht gegeuen te wederstaen,

20

Daerna wierpen si neder den coninc der Chananeen, ende Iebuseen ende Pherezeen, ende Eueen, ende Amorreen, ende alle die machtighe in Esebon, ende si besaten huer landen ende steden,

21

Ende goede dinghen waren met hen, so lange als si niet en sondichden in dat aensicht haers Godts, want haer God hatet ongherechticheyt

22

Want oock voor dese iaren als si af waren gegaen vanden weghe dien hen God gegeuen had, dat si daer in wandelen souden, soo zijn si mits striden verdreuen van veel nacien, ende haerder menighe werden gheuanghen gheleyt in eens anders lant.

23

Ga naar margenoot+Maer nv onlancs zijn si weder gekeert totten HEERE haeren Godt, wt der verstroyinghe daer si in verstroyt waren, ende zijn vereenicht ende clommen op alle dese berghen, ende besitten Ierusalem weder, daer dye heylighe dinghen der heylighen zijn,

24

Hierom mijn heere onderuraecht nv, ofter eenighe ongherechticheyt haerder is in dat aensicht haers Godts, So laet ons opclimmen tot hen, want leuerende salse haer God v leueren ende si sullen onder tioc uwer mogentheyt zijn gebrocht,

25

Maer en isser geen misdaet des volcs voor haeren God, so en moghen wise niet wederstaen, want haer God salse bescermen, ende wi sullen alder aerden tot een versmaetheyt zijn,

26

Ende tis ghesciet, doen Achior afliet dese woorden te spreken, soo zijn alle die groote heeren Holofernis toornich geworden, ende dachten hem te dooden, seggende tot malcanderen,

27

Wie is dese, die daer seyt, dat die kinderen van Israel wederstaen souden mogen den coninc Nabuchodonosor, ende zijn heyrscaren, ongewapende menschen, sonder cracht, ende sonder wetentheyt der consten des strijts?

28

Hierom, op dat Achior bekenne dat hi ons bedriecht, so laet ons op dese gheberchten climmen, ende als haer machtighe ge-[kolom]uangen zijn, dan sal hi metten seluen doorsteken worden metten sweerde,

29

op dat alle volc wete dat Nabuchodonosor een god der aerden is, ende dat behaluen hem gheen ander en is.

§ Hoe Holofernes geboot Achior gebonden te leyden tot Bethulien ende si bonden hem aen eenen boom, ende die kinderen van Israel ontbonden hem.

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
Gene. xij b

margenoot+
Exod. ij.a

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken