Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAer na dede Iob sinen mont op, ende veruloecte sinen dach,

2

ende sprac,

3

Dien dach moet verloren worden, Ga naar margenoot+ daer ic in geboren ben, ende dien nacht doemen seyde, Daer is een manneken ontfanghen,

4

Den seluen dach moet verkeeren in duysternissen, ende God van bouen en moet den dach niet eyschen, ende dien dach en worde niet verclaert met lichte,

5

Donckerheden ende Ga naar margenoot* schaduwe der doot) moeten hem ver-[kolom]duysteren Ga naar margenoot* Omuanghen moet hi worden vander duysternissen, ende bewonden met bitterheyt,)

6

Den nacht besitte een doncker druyssich onweder, ende en moet niet onder die dagen des iaers gerekent worden, noch int getal der maenden comen,

7

Ga naar margenoot+Dien nacht moet alleen bliuen, ende geen lofs weerdich,

8

Die veruloeckers des daechs moeten dien veruloecken, ende die daer bereyt zijn te verwecken den Leuiathan,

9

Sijn sterren moeten duyster worden in zijnder scemeringe, Hi verwachte tlicht Ga naar margenoot* ende noch des gelijcs en moet hi niet sien den opganc der dageraet,

10

Dat hy niet besloten en heeft die dore des lichaems die mi gedraghen heeft, ende niet wech gehaelt dat ongeluc van mijn oogen,

11

Waerom en ben ic niet gestoruen inder moeder? waerom en ben ic niet vergaen ter stont, doen ic wt den lichaem quam?

12

Waeromme hebben si mi op den schoot genomen? waerom ben ic met borsten ghesoocht? Ga naar margenoot+

13

Dan soude ic nv slapende stille swigen, ende in minen slape hebben ruste

14

metten coningen ende raetsheeren der aerden, die dat woeste timmeren

15

oft met den princen die gout hebben, ende haer huysen vol siluers vullen,

16

oft als een ontijdelike geboorte, ende niet en ware, Ga naar margenoot* als die ontfangen zijn, ende) dat licht niet ghesien en hebben,

17

Ga naar margenoot+Aldaer hebben die ongoddelike dophouden van beroerten, Al daer rusten doch die vele moeyten gehadt hebben van stercheden,

18

daer hebben doch die geuangenen vrede met malcanderen sonder quellinghe, ende en hooren die stemme des Ga naar margenoot* drenghers niet,

19

daer zijn cleyn ende groot, te samen knecht, ende die van sinen heere vry is.

20

Ga naar margenoot+Waeromme is den katiuighen dat lichte gegeuen, ende dat leuen den bedroefden van herten?

21

(die dye doot verwachten, ende en coemt niet, Als die eenen schat wt grauen,

22

ende verblijden wtermaten seer als si een graf hebben vonden,)

23

ende den man wiens wech verborgen is, ende God heeften omuangen met duysternisse?

24

Want mijn suchten coemt eer dan ick ete, mijn huylen vallet daer wt stormende, als water,

25

Want dat ic geureest hebbe, dat is ouer my ghecomen, ende dat ick sorchde, heeft my geraect.

26

En hebbe ic niet gedoochsaem gheweest? en was ick niet stille? en hadde ic niet goede ruste? ende die onweerdighe gramschap is op mi gecomen.

§ Hoe Iob berispt wort om zijnder onlijdtsamheyt, onrechtueerdicheyt, ende om den roem zijnder eyghender rechtueerdicheyt

margenoot+
A

margenoot+
Iere. xx.d.

margenoot*
th. donckerheyt met wolcken
margenoot*
th. ende den domp des daechs make hem afgriselijc

margenoot+
B

margenoot*
th. ende en come niet.

margenoot+
Iere. xx.b

margenoot*
dye ionghe kinderen die

margenoot+
C

margenoot*
oft bedwinghers.

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken