Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .vi. Capittel

1

Ga naar margenoot+IOb antwoorde, ende sprac,

2

Och oft waer datmen mijn sonden daer ic mede verdient hebbe die gramscap, woege, ende mijn liden te samen in een waghe leyde,

3

so soude mijn allendicheyt swaerder zijn bouen die sonden als tzant der zee. Daer om zijn mijn woorden vol drucs

[pagina Ff8r]
[p. Ff8r]

4

want die pilen des almachtighen steken in mi, der seluer verbolgentheit, drincket wt al minen geest, ende die veruaernissen gods, striden op mi.

5

Sal ooc die wilde ezele briesscen als hi gras heeft, oft die osse loeyen als hi voor de volle cribbe staet,

6

canmen ooc geeten dat ongesouten is? ofte dat niet met sout gesprengt en is? sal ooc yemant proeuen dat alst geproeft is die doot aenbrengt? Ga naar margenoot* want eender hongeriger sielen duncken bitter dingen soet wesen).

7

Wat mijn siele te voren niet aen en wilde tasten dat is nv mijn spise van allendicheit.

8

Ga naar margenoot+O wie mocht geuen, dat mijn biddinghe geschiede, ende dat mi God gaue dat ic verwachte,

9

dat dye begonst heeft mi bederue, Ende ontbinde zijn hant ende houde mi af,

10

ende dit moet minen troost wesen, dat hi mi quellende met pijnen niet en spare, ic en Ga naar margenoot* sal niet verlochenen) die reden des heyligen,

11

Wat is mijn crachte dat ic soude mogen volherden? ende welc is mijn eynde dat ic verduldich soude zijn

12

Ga naar margenoot+Mine cracht en is doch niet steenen, mijn vleesche en is niet metalen

13

Siet, Ga naar margenoot+ geen hulpe en is in mi, ende mijn nootsakelike vrienden zijn van mi wech gegaen,

14

Wie wech neemt die bermherticheyt van sinen vrient, die verlaet des almachtighen vreese,

15

Mijn broeders zijn gegaen voorbi mi als een beke die haestelijc nederuloeyt in die dellinge der bergen,

16

Nochtans die voor den rijme scromen, ouer dien sal die sneeu vallen,

17

Inder tijt alse verstroyt zijn sullen so sullen si vergaen, ende alst heet wort sullen si versmelten van haerder plaetsen,

18

haeren wech Ga naar margenoot* is ontwonden) si terden opt ongebaende ende sullen vergaen.

19

Ga naar margenoot* Aenmerct) die voetpaden van Theman, die wegen van Saba, ende verwacht een weynich,

20

Si zijn bescaemt om dat ic hoepte, si zijn ghecomen tot mi ende zijn ouerdect met scaemte,

21

ghy zijt nv tot mi gecomen, ende om dat ghi mijn plage siet vreest ghi ooc.

22

Heb ic ooc geseyt, brengt my yet ende bescenct my van uwer hauen,

23

oft verlost mi vander hant des viants, ende neemt mi wt die hant der stercker?

24

Leert mi ende ic sal swigen, ende oft ic yet dole dat ic niet en weet, dat onderwijst mi,

25

Waerom hebdi gelachtert dye woorden der waerheit? aengesien datter niemant en is onder v, die mi soude konnen ghestraffen

26

Ga naar margenoot+Ghi brengt alleen tsamen v reden om te straffen ende v woorden segdi inden wint.

27

Ghi ouerualt ouer een vreese, ende ghi arbeit om uwen vrient omme te keeren,

28

maer volbrengt dat ghi begonst hebt. Geeft hier v oore, ende besiet of ic liege,

29

Ic bid v dat ghi antwoort sonder kiuinge, ende sprekende oordeelt dat rechtuaerdich is,

30

ende ghi sult in mijn tonge geen onrechtueer-[kolom]dicheit vinden, noch in mijn kinnebacken en sal gheen sotheit luyen.

§ Hoe Iob beclaecht dat in dit leuen niet dan arbeyt en is ende beclaecht die dagen zijns leuens.

margenoot+
A

margenoot*
Ten is nyet int he.

margenoot+
B

margenoot*
th. heb niet verloochent.

margenoot+
C

margenoot+
pro. xxvij.a

margenoot*
the. gaet ter siden wt.

margenoot*
theb. si aenmercten

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken