Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dauids .xvij. Psalm, doen hi verlost was vander hant Saul. Ga naar margenoot+ § Domine qui es fortitudo mea.

2

Ga naar margenoot+HERE die mijn stercheyt zijt, ic sal v beminnen,

3

die HEERE is mijn vasticheyt, mijn toeulucht, ende mijn verlosser. Mijn God, mijn hulper, ende ick sal in hem hopen, Mijn beschermer ende hoorne mijnder salicheyt, ende mijn ontfangher.

4

Ic sal den HERE aenroepen met louen, ende ick sal van minen vianden verlost worden.

5

Want dye pijnen des doots omuingen mi, Ga naar margenoot+ ende die beken der quaetheyt veruaerden mi.

6

Die pijnen der hellen omuingen mi, ende die stricken des doots verrasten mi,

7

In minen druc riep ic den HERE aen, ende ic heb geroepen tot minen God, Ende hi heeft verhoort mine stemme van sinen heiligen tempel, ende minen roep is gecomen voor hem tot sinen ooren,

8

Die aerde beefde, ende wert beweecht, ende die fundamenten der bergen zijn veruaert ende beroert, want hi toornich was op hen,

9

Ga naar margenoot+Dompe ginc op in zijnder gramscap, ende tvier is ontsteken van sinen aensichte, ende die colen zijn ontfunct van hem

10

Hi neychde den hemel ende daelde daer af ende schemeringhe was onder zijn voeten.

11

Ende hi clom op den Cherubim, ende vlooch Ende hi vlooch op die vederen des wints.

12

Hi sette die duysternisse zijn schuylhol ende teender tenten rontom hem, ende die doncker wateren in die wolcken der lucht

13

Sijn wolcken vergingen van sinen schijnsel in sinen aensien, hagel ende vier colen

14

Ende die HERE donderde vanden hemele, ende de hoochste liet wt zijn stemme hagel ende vier colen,

15

Ga naar margenoot+Ende hi scoot zijn pilen wt, ende verstroydese, hi vermenichfuldichde den blixem ende veruaerdese,

16

Doen sachmen die waterfonteynen ende die fundamenten des aertrijcs werden ontdect. HERE van uwen berispen is dit geschiet, vanden inblasen des gheests van uwer gramscapen,

17

Hi seynde wt vander hoochten ende haelde mi, ende nam mi wt veel wateren,

18

Hi verloste mi van mijnen alderstercsten vianden, ende vanden ghenen die mi haetten, want si waren bouen mi versterct,

19

Sy hebben my voorcomen inden dach mijnder quellingen, [kolom] ende die HERE is mijn hulper geworden,

20

Ga naar margenoot+Ende hi leyde mi wt in dat ruyme, hy behielt mi, want hy wilde mi,

21

Ende dye HERE sal my lonen na mijn rechtueerdicheyt, hi sal mi betalen na dye reynicheyt mijnder handen.

22

Want ic hebbe die weghen des HEREN bewaert, ende en heb niet ongodlijc gedaen tegen minen God.

23

Want alle zijn oordeelen zijn voor mijn aenschijn, ende zijn rechtueerdicheyden en verworpe ic niet van mi,

24

ende ic sal sonder vlecke bi hem zijn, ende sal mi behoeden van mine sonden,

25

Ende die HERE sal mi vergelden na mijn rechtueerdicheit, ende na die reynicheyt mijnder handen int aensien van sinen oogen,

26

Met den heyligen suldi heylich zijn, Ga naar margenoot+ ende met den onnooselen onnoosel,

27

Ende metten wtuercoren suldi wtuercoren zijn, ende met den verkeerden suldi verkeert zijn,

28

Want ghy sult dat ootmoedige volc salich maken, ende de ooghen der hooueerdiger vernederen.

29

Want ghi verlicht mijn keerse, HERE mijn God wilt verlichten mine duysternisse.

30

Ga naar margenoot* Want met v sal ic van becoringhe verlost worden,) ende met minen God sal ic ouer den muere ghaen.

31

Ga naar margenoot+Mijn God sinen wech is onbeulect, die wtspraken des HEREN zijn met vier ondersocht hi is een beschermer met allen die in hem hopen,

32

Want wie is God sonder die HERE? oft wie is God sonder onse Godt?

33

God die mi heeft omgordet met cracht, ende heeft myne weghen ombeulect gheset.

34

Hi volmaecte mijn voeten gelijc den hinden, Ga naar margenoot+ ende stellet mi op die hoocheyt,

35

Hi leert mijn hant strijden, ende heeft minen arm gestelt als eenen stalen boge,

36

Ende ghi hebt mi gegeuen beschermenisse van uwer salicheyt, ende uwe rechte hant ontfinck mi. Ende v leeringe heeft mi berispt tot int eynde, ende uwe leeringe sal mi seluer leeren,

37

Ghi hebt mijn ganghen onder mi verbreyt, Ga naar margenoot+ ende mine voetstappen en zijn niet cranck geweest.

38

Ic sal mijn vianden veruolgen, ende aengripense ende niet omme keeren tot dat si gebreken,

39

Ic salse ontwee breken, ende si en sullen niet mogen staen, si sullen onder mijn voeten vallen,

40

Ghy hebt mi opghescort met stercte totten strijt, ende ghi hebt onder mijn voeten gheworpen, die hen tegen mi setten,

41

Ghi hebt mi mijn vianden tot eenen rugge gegeuen, ende die mi haten hebdi verstroyt,

42

Si riepen totten HERE, maer daer en was gheen diese ghesont maecte, noch hi en verhoordese niet,

43

Ic salse tot stucken stoten gelijc stof voort aensicht vanden wint, ic salse te niet doen gelijck dat slijc opter straten,

44

Ga naar margenoot+Ghi sult mi vander wedersegginge des volcs verlossen, ende tot een hooft onder die heyden setten

[pagina Hh5v]
[p. Hh5v]

45

Een volck dat ick niet en kende, heeft mi gedient. Int hooren der ooren ist my ghehoorsaem gheweest,

46

Maer die vremde kinderen hebben mi gheloghen. Die vremde kinderen zijn veroudet, ende hebben manck gheghaen in haer paden.

47

Die HEERE leeft, ende mijn God si gelooft ende die God mijnder salicheyt moet verheuen worden.

48

God ghi die mi wrake geeft, ende maect die volcken onderdanich, ghi zijt mijn verlosser, van minen toornigen vianden.

49

Ende ghi sult mi verhoogen vanden ghenen die hen teghen mi setten, Ghy sult my van den quaden man verlossen.

50

Daerom sal ic v Ga naar margenoot* belijden) HEERE onder die heydenen, ende in dinen naem sal ic een psalm seggen

51

Die groot maect die salichyt van sinen Coninc, Ga naar margenoot+ ende ontfermherticheyt doet aen sinen gesalfden Dauid, ende sinen zade tot inder eewicheyt.

margenoot+
int heb. den xviij psalm

margenoot+
A

margenoot+
ij.re. xxij

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
ij.re. xxij.a

margenoot*
the. Want met v can ic den crijschman verslaen.

margenoot+
E

margenoot+
ij.re. xxij.c.

margenoot+
F

margenoot+
G

margenoot*
th. dancken.

margenoot+
ij.re. xxij.d Rom. xv.d

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken