Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij.Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe ongoddelijcke seyden, nyet oprechtelijc bi hen seluen denckende, Den tijt ons leuens is cleyne, ende met verdriet, ende daer en is gheen vercoelinge in dat eynde des menschen, ende daer en is niemant die bekent is die weder gekeert is vander hellen,

2

want wi zijn wt niet geboren, ende hier na sullen wi wesen, als oft wi niet en waren geweest, want rooc ende gheblaes is in onsen nuesgaten, ende die reden der voncken, om onse herte te beweghen,

3

want onse lichaem sal wtgedaen assche zijn, ende die gheest sal wtgestort worden, als een saechte lucht,

4

Ga naar margenoot+Ende onse leuen sal doorgaen als die spuere der wolcken, ende sal ontbonden worden, als eenen neuel, die vander sonnen stralen verdreuen is, ende van haerder hitten beswaert. Ende onsen naem sal byder tijt vergeten worden, ende niemant en sal gedachtenisse onser wercken hebben.

5

Want onsen tijt is eenen doorganc des schaduwe, ende daer en is gheen wederkeeringhe ons eynds, want het is beseghelt, ende niemant en coemt weder.

6

Hier om coemt ende laet ons die goeden ghebruycken die zijn, ende laet ons die creatuere besighen snellijc als in onser ioncheyt.

[pagina E1v]
[p. E1v]

7

Laet ons, Ga naar margenoot+ ons met costelijcken wijn ende salue veruullen, ende en laet ons die bloeme des tijts niet voor by ghaen,

8

Laet ons, ons met roosen croonen, eer si verslensen,

9

daer en si gheenen beemt, dien onse oueruloedige wellusticheyt niet door en ghae, Nyemandt van v en si van onser wellust wtghesloten, Laet ons in allen plaetsen teekenen ende blischappen laten, want dit is ons deel, ende dit is onse lot.

10

Ga naar margenoot+Laet ons den rechtuaerdigen armen verdrucken, ende en laet ons die weduwe niet sparen, noch den ouden, noch den grijsen van veel tijts, met ontsich eeren,

11

Maer onse stercheyt si die wet der onrechtuaerdicheyt, want dat onsterc is, dat wort onnut beuonden,

12

Hier om laet ons den rechtuaerdigen bedriegen, want hi is ons onnutte, ende contrarie onsen wercken, ende hi verwijt ons die sonden der wet, ende hi beruchtet teghen ons, die sonden onser leeringen,

13

Hi beroemt hem Gods kennisse te hebben, ende hi noemt hem seluen, een sone Gods,

14

Hi is ons tot een voortbrenginge onser gedachten gheworden, Hi is ons ooc swaer om sien,

15

want zijn leuen is anderen onghelijck, ende zijn weghen zijn verandert,

16

wi zijn als lueghenachtighe, van hem gheacht, ende hi onthout hem van onsen weghen, als van onreynicheyden, ende hi prijst voor onse leuen deynde der rechtuaerdigen, ende hi beroemt hem dat hi Godt tot eenen vader heeft.

17

Hierom laet ons sien, oft zijn woorden warachtich zijn, Ga naar margenoot+ ende laet ons ondersoecken, die dinghen die hem comen sullen, ende so sullen wi weten, dwelck zijn wterste sullen zijn

18

Want is hi die waerachtighe sone Godts, so sal hi hem ontfangen, Ga naar margenoot+ ende hi sal hem verlossen, vanden handen der ghenen die hem teghen zijn,

19

Laet ons hem schandelijcke versmaetheyt ende pijnen vragen, op dat wi zijn eerweerdicheit weten, ende zijn lijdtsaemheit prouen.

20

Laet ons hem met die alder leelicste doot verdoemen want dat aenschouwen sal zijn na zijn woorden

21

Dese dinghen dachten si ende doolden, want haer quaetheyt heeftse verblindt,

22

Ende si en wisten Gods verholentheden niet, noch si en hoepten gheenen loon der gerechticheyt, noch si en oordeelden die eere der heyliger sielen niet, Ga naar margenoot+

23

Want Godt schiep den mensche onuerderffelijc, ende hi maecten nae dat beelt zijnre gelijckenisse,

24

Maer midts des duyuels nydicheyt is die doot op die aerde gecomen,

25

Ende si volghen hem nae die van zijnder partie zijn.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
Isaie. lvi.e

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
Matthei xxvij.b.

margenoot+
genesis. i.d. ende v.a. eccl. xvij.a.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken