Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xiij. Capittel.

1

MAer alle menschen in de welck die kennisse, Gods niet en is, die zijn ydel, ende van desen die niet goet en schinen, en mochten si hem niet bekennen, die is, noch die wercken aenmerckende, en hebben si niet bekent wie die constenaer waer,

2

maer oft vyer oft wint, oft die haestende lucht, oft den omloope der sterren, oft te vele groote water, oft die sonne ende mane regeerders des aertrijcs meynden si goden te wesen,

3

Ende oft si meynden die goden ghenuechte te hebben in deser ghedaente, so sullen si weten dat die heere van desen veel schoonder is, want die scepper der ghedaenten heeft alle dese dinghen ghestelt,

4

Ende oft si haer cracht ende wercken verwonderen, so laetse oock verstaen van dien dat die ghene die dese dingen ghemaket heeft, stercker is dan die.

5

Ga naar margenoot+Want van die grootheyt der ghedaenten ende der creatueren, mach die schepper deser dinghen kenlick ghesien worden,

6

Maer nochtans is in desen minder clachte, Want dese dolen messchien, God soeckende ende willende vijnden,

7

Want ooc als si in sinen wercken conuerseren, soo ondersoecken si ende houden dat vaste, dat die dinghen goet zijn diemen siet,

8

Ende weder omme, en salmen desen oock niet vergheuen,

9

want ist dat si so vele weten mochten, dat si die werelt mochten doormercken, hoe en vonden si der werelt heere niet lichteliker,

10

Want si zijn onsalich ende haer hope is onder die dooden, die ghene die die wercken der menschen handen, goden hebben geheeten, gout ende siluer, vijndinghe der const, ende die gelijckenisse der dieren, of eenen onnutten steen, welc dat werc eender ouder hant is.

11

Oft ist dat eenich constenaer die een timmerman is, rechthout vanden bossche hieu, Ga naar margenoot+ ende alle die scale des houts gheleerdelick afscaefde, ende zijn conste neerstelic gebesiget hebbende, Ga naar margenoot+ een onnut vat make tot orboringe zijns leuens

12

ende misbruyck die ouerbliuende spaenderen des wercs, tot bereydinghe der spijsen,

13

ende dat hi die ander van desen dat hi niet en beseghede een cromme hout vol weeren, neerstelic wt groeue door zijn ydelheyt, ende hy dat beelde door wetenisse inder conste, make dat ghelijck eens menschen beelde,

14

Ga naar margenoot+ oft dat eenighen dieren gelijck make ende hijt dan bestrijke met rooder varwen, ende dat hijt roodtachtich make zijn verwe, met vernisse ende blancketsel, ende alle vlecke die daer inne is ouerstrijkende.

15

Ende hi sal hem een weerdighe woonninghe maken, ende aen die want settende, ende met yser

[pagina E5v]
[p. E5v]

vast makende,

16

op dat messchien niet en valle, hem voorsiende, wetende dat hem seluen niet helpen en mach, Want het is een beelt, ende hem is een hulpe van noode,

17

ende ghelofte doende van sinen goede, van sinen kinderen, ende vanden bruyloften, onderuraecht hijt van dien beelde, Hi en schaemt hem niet te spreken metten ghenen die sonder ziele is,

18

ende hi bidt den crancken, om ghesontheyt, ende den dooden, bidt hi om dat leuen, ende hi aenroepten tot een hulpe, die seluer onnut is,

19

ende hi bidt om den wech, van hem die niet wandelen en mach, ende van vercrijghinghe ende van wercken, ende van alder dinghen gheschiedenisse, bidt hi van hem, die in allen dinghen onnut is.

margenoot+
B

margenoot+
esa. xliiij.b
margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken