Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ MAer ghi onse God zijt soete ende warachtich, ende lijdsaem, alle saken in ontfermherticheyt beschickende.

2

Want al ist dat wy sondighen, wy zijn uwe, wetende uwe grootheyt, ende ist dat wi niet en sondigen, so weten wi dat wi by v ghetelt zijn.

3

Want v te kennen is volmaecte gherechticheit, ende te weten v gerechticheit ende cracht, is een wortel der onsterflicheit,

4

Want die versieringe der quader consten der menschen, en brocht ons in gheen dwalinghe, noch die schadue der scilderie, dwelc eenen arbeyt sonder vruchte is, ende een beelt gestoffeert met menigherley verwe,

5

wiens aenscouwen den onwisen begeerlicheit geeft, ende hi heeft lief de gelijckenisse eens dooden beelts sonder siele.

6

Beminnaers der quader dingen zijn der doot weert, die hope in sodanige hebben, ende die dye maken, Ga naar margenoot+ ende diese lief hebben, ende diese dienen.

7

Maer een potbacker druckende die moruwe aerde, arbeydelick schept hy elck vadt tot onsen orboore, ende vanden seluen slijcke maecte hi vaten die reyn zijn tot orbor ende des gelijcs die desen contrarye zijn, Ga naar margenoot+ ende die potbacker is rechter, welc dat tgebruyc deser vaten is.

8

Ende hi scept eenen god met onnutten arbeyt vanden seluen slijc, die gene die een luttel te voren van aerde gemaect was, ende een luttel daer na, brengt hi hem weder daer hi af gecomen is, alsmen hem eyscht die schult der sielen die hi hadde.

9

Maer hy heeft sorge niet om dat hi arbeyden sal, noch om dat hi een cort leuen heeft, maer hi strijdet metten goutsmeden ende metten siluersmeden, ende hi volcht ooc die coperwerckers ende hi thoont heerlicheit, om dat hy al ten ydele dinghen schept.

10

Sijn herte is asschen, ende zijn hope is alte ydele eerde, ende zijn leuen is snoder da

11

n slijc Ga naar margenoot+ want hi en weet niet wie hem gemaect heeft ende wie hem de siele ingeblasen heeft die daer [kolom] werct, ende wie hem den leuendigen geest inblies

12

Maer si achten ons leuen ooc een spel te wesen, ende die conuersatie des leuens toeghemaect tot ghewinne, ende datmen dat ooc allesins wt den quade vercrigen moet.

13

Want dese weet dat hi bouen al misdoet, die wt materie der eerden, broosch vaten, ende gesteken afgoden maect,

14

want alle onwise ende onsalige, bouen maten der sielen houeerdich zijn ws volcks vianden, Ga naar margenoot+ hebbende gebot ouer hem.

15

Want si achten alre nacien afgoden goden te wesen, Ga naar margenoot+ die noch gesichte der oogen en hebben om te sien, noch nuesen om wint te vernemen, noch ooren om te hooren, noch vingeren, noch handen om te tasten, ende huer voeten zijn oock traech om te wandelen.

16

Want een mensche heeftse ghemaect, ende die den gheest ontleendt heeft die conterfeytse, want gheen mensche en mach eenen God versieren hem gelijc.

17

Om dat hi sterflic is, so schept hi eenen dooden met ongerechten handen. Hy is selue beter dan die gene dien hi dient. Want hi leefde doch al was hi sterflic, maer de en leefde niet,

18

maer si die dye alder catiuichste zijn, hebben si ooc geeert als goden, die creaturen, nochtans sonder sin, hier by gelegen zijn argher dan die dieren,

19

nochtans en can niemant metten gesichte wt desen dieren yet goets gemercken, want si ontlopen zijn gods lof, ende benedictie.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
Rom. ix.c.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
Psal. c.xiij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken