Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ICk sal minen lieue, mijns ooms soons liedeken, van sinen wijngaert singhen, Mijn lief heeft eenen wijnghaert, inden Ga naar margenoot+ hoorn, den sone des olijs.

2

Ende hi betuynde dien, ende vercoos die steenen daer wt, ende heeft gheplant eenen wtuercoren wijngaert, ende hi timmerde int midden van hem een thorren, ende oock een wijnpersse timmerde hi daer inne, Ende hi verwachte dat hi druyuen soude voortbrenghen, ende hi bracht wilde druyuen voort.

3

Ende nv ghi inwoonders van Ierusalem, ende ghi mannen van Iuda, oordeelt tusschen mi ende minen wijngaert.

4

Wat ist dat ic meer was schuldich minen wijngaert te doen, ende dat ick hem niet ghedaen en heb? Ist daerom dat ick verbeyde, dat hi druyuen soude voortbrenghen, ende bracht wilde druyuen voort?

5

Ga naar margenoot+Ende nv sal ick v verthoonen, dat ghene, dat ick minen wijngaert doen sal, Ick sal sinen thuyn wech doen, ende hi sal Ga naar margenoot* tot eender roouinghe zijn) ick sal sinen wandt omworpen, ende hi sal Ga naar margenoot* tot een vertredinghe zijn,)

6

Ende ick sal hem verwoest setten, hi en sal niet ghesnoeyt noch ghegrauen worden, ende Ga naar margenoot* breemen) ende doornen sullen in hem opwassen, ☞ ende ick sal den wolcken ghebieden, dat si op hem niet en reghenen.

7

Want des HEEREN der heyrscharen wijngaert is dat huys van Israel, ende die mannen van Iuda zijn zijn lustighe spruyten. Ga naar margenoot* Ick verwachte,) dat hi doen soude oordeel, ende siet Ga naar margenoot* boosheyt,) rechtuaerdicheyt, ende siet roepinghe.

8

Ga naar margenoot+Wee den ghenen die huys aen huys te samen voeghet, ende die den eenen acker aen den anderen acker te samen vergadert, tot Ga naar margenoot* aen die palen der plaetsen, Suldy alleen int midden der aerden woonen?)

9

Dese dinghen zijn in minen ooren, seyt die HEERE der heyrscharen, Ist dat niet veel huysen verlaten ende verwoest en sullen zijn, groote ende schoone sonder bewoonder.

10

Want thien bunder der wijngaerden sul-[kolom]len een Ga naar margenoot* flesken maken, ende dertich mudden zaets sullen drie mudden maken.

11

Wee v die vroech opstaet om dronckenschap na te volghen, ende om te drincken totten auont toe, op dat ghi vanden wijn heet sout zijn.

12

In uwe maeltijden zijn harpen, ende lyren, tamboeren ende fluyten, ende wijn, Ende des HEEREN werck en siet ghi niet aen, noch ghi en merct niet aen dat werck zijnder handen.

13

Ga naar margenoot+Daerom is mijn volck gheuanghen wech gheleyt, wanttet gheen kennisse en hadde, ende haer edele zijn ghestoruen van hongher, ende zijn menichte verdorde van dorste.

14

Daerom heeft die helle haer ziele wtghebreyt, ende heeft haeren mont open ghedaen sonder eenighe palen, ende zijn stercke sullen neder dalen, ende zijn hooghe ende heerlijcke tot haer.

15

Ende die mensche sal ghebuycht worden, ende die man sal vernedert worden, ende die ooghen der hoogher sullen nederghedruct worden.

16

Ende die HERE der heyrscharen sal verheuen worden int oordeel, ende die heylighe Godt sal gheheylicht worden in rechtuaerdicheyt.

17

Ende die lammeren sullen gheweyt worden na haer oordine, Ga naar margenoot+ ende die toecomelinghen sullen, die woestijne die in vruchtbaerheyt verandert is, eten.

18

Wee v, die die onrechtuaerdicheyt trect aen coordekens der ydelheyt, ende die sonde ghelijck een strenghe des waghens.

19

Die segghet hi haeste, ende zijn werck come haestelijck, op dat wi dat sien, ende den raet des heylichs van Israel ghenake ende come, op dat wijt weten.

20

Wee v die quaet goet segget, ende dat goed quaet, die de duysternissen, dat licht, ☞ ende dat licht die duysternissen settet, die dat bitter tot soet settet, ende dat soete tot bitter.

21

Wee v die wijs zijt in uwen ooghen, ende bi v seluen verstandich zijt.

22

Wee v ghi die machtich zijt om wijn te drincken, ende stercke mannen om te menghen die dronckenschap.

23

Die den ongodlijcken rechtuaerdighet om die gauen, Ga naar margenoot+ ende die rechtuaerdicheyt der rechtuaerdigher van hen wech neemt.

24

Daerom ghelijck die tonghe des vyers die stoppele etet, ende die hitte der vlammen afbrant, so sal haer wortele zijn ghelijck een gheynster, ende haer spruyte sal opgaen ghelijck stof, want si hebben die wet des HEEREN der heyrscharen verworpen, ende die wtsprake des heylighen Israels hebben si Ga naar margenoot* gheblasphemeert.)

25

Hierom is die verbolghentheyt des HEEREN ontsteken tegen zijn volc, ende hi heefter zijn hant ouer wtghestrect ende sloech, ende die bergen zijn verstoort, ende haer doode lichaem is gheworden, als

[pagina I3r]
[p. I3r]

eenen dreck int middel der straten, Ga naar margenoot+ In allen desen en is zijn verbolghen gramschap niet afghekeert, maer zijn hant is noch wtghestrect.

26

Ende hi sal een Ga naar margenoot* teeken opheffen verre in die gheslachten) ende hi salt tot hem blasen vanden eynde der aerden, ende siet hi sal haestende snellijck comen.

27

In hem en sal gheen matte noch arbeydende wesen, hi en sal niet sluymeren, noch slapen, noch die gordele zijnder lendenen en sal niet ontbonden worden, noch den riem zijnder schoenen en sal niet ghebroken worden.

28

Want zijn gheschutten zijn scherp, ende alle zijn boghen zijn ghespannen, die clauwen zijnder paerden zijn ghelijck eenen harden steen, ende zijn raderen ghelijck eenen storm des onweders.

29

Sijn briesschen ghelijck des leeuws, ende hi sal briesschen ghelijck die ionghe leeuwen, ende hi sal grimmen, ende hi sal den roof houden, ende hi sal dien omuanghen, ende daer en salt niemant ontnemen.

30

Ende hi sal ouer hen gheluyt gheuen in dien daghe, als dat gheluyt der zee, wi sullen ter aerden sien, ende siet duysternissen des drucs, ende Ga naar margenoot* dlicht) is doncker gheworden in zijn duysternisse.

§ Hoe Esaias den Heere in sinen stoel sach sitten. Ende hoe Esaias ghesuyuert wert, ende ghesonden wert, ende propheteert, dat dat Ioetsche lant verwoest sal worden, ende tvolck verthienen sal moeten.

margenoot+
A
margenoot+
§ Hoorn den sone, dat is, op de hebreeusche maniere, aen een plaetse eens vetten berghes.

margenoot+
B
margenoot*
th. verslonden worden
margenoot*
tg. vertreden worden

margenoot*
th. distelen

margenoot*
th. Hi verwachte.
margenoot*
th. ghewelt

margenoot+
C
margenoot*
the. dat si niet voorder en mogen, op dat si dat lant alleen moghen hebben.

margenoot*
h. bath maken ende een homer zades sal drie Epha maken.

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot*
h. verwect

margenoot+
G

margenoot*
th. baniere opworpen teghen den volcke van verren lande.

margenoot*
th. die zonne

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken