Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DEn last des woestijnen der zee, gelijck die stormen comen wten zuytwesten, also is hi gecomen wter woestinen, vanden vereyselijken lande. Ga naar margenoot+

2

Mi is haer gesichte gebootscapt Die ongelouich is, sal ongetrouwelijken doen ende die een verwoester is, die verwoestet, Gaet op ghi Elam, belegtse ghi Mida, Ick heb alle zijn suchtinghe doen ophouden. Ga naar margenoot+

3

Daerom zijn mijn Ga naar margenoot* lendenen veruult met smerte) Anxt heeft mi beseten, ghelijc die benautheden die de barende beuaen, ic ben geuallen als ict hoorde, ic ben verbaest als ict sach.

4

Mijn herte Ga naar margenoot* is verdroocht, die duysternisse veruaerden mi, Babylon mijn lief is mi ghestelt tot een wonderlijck mirakel.)

5

Stelt die tafele, merct aen inden waecthoren, men ete, men drincke, ghi princen staet op, grijpt den schilt.

6

Want also seyt die HERE tot mi, Gaet stelt eenen beschouwer, laet hem bootschappen al dat hi sien sal.

7

Ga naar margenoot+Ende hi sach eenen waghen van twee ruyteren te paerde, een rijder des ezels, een rijdere des kemels, ende hi mercte naerstelijcken midts veel aenschouwinghe, veel beschouwende. Ga naar margenoot+

8

Ende hi riep als een leeuw, Ick ben staende opten wachters thorren des HEEREN altijt den dach door, ende ick ben staende op mijn bewaringhe gheheel nachten. Ga naar margenoot+

9

Ende siet hier quam een man rijdende den waghen der reysers, ende hi antwoorde, ende seyde, Die stadt Babylon is gheuallen, geuallen, ende al haer ghegroefde afgoden zijn ontstucken gewreuen opter aerden

10

Ga naar margenoot* Mijn dorssinge ende de dochter) mijns dorschuloers, Dat ic gehoort heb vanden HERE der heyrscharen, den God van Israel, dat heb ic v vercondicht.

11

Den last [kolom] van Duma, Een roept tot mi wt Seir, wachter, wat ist vander nacht, wachter wat ist vander nacht?

12

Die bewaerder seyde, Die morghenstonde coemt, Ga naar margenoot+ ende oock den nacht, Ist dat ghi vraghet? vraecht, keert v om ende coemt.

13

Den last in Arabien, inden woude suldy tsauonts slapen, inden wech Dedanim.

14

Brenct den dorstighen water te ghemoete, ghi woonders des Ga naar margenoot+ zuyden lants) Loopt teghen den vooruluchtigen met brooden.

15

Want si zijn geulucht vanden aensichte der swaerden, vanden aensichte des toecomende swaerts, ende van daensichte des gespannen boochs, ende vanden aensichte des swaren oorloochs.

16

Want dit seyt die HEERE tot mi, Ga naar margenoot+ Binnen een iaer, gelijc inden iare eens huerlincs, sal alle die eere Cedar wechgenomen worden.

17

Ende die ouerblijuinghen des getals der stercken schutteren der kinderen Cedar sullen ghemindert worden, Want die HEERE Israels God heuet ghesproken.

§ Van dat woort des Heeren teghen Ierusalem vanden afgoden. Ende hoe haer verderffenisse voorseyt wert, door Nabuchodonosor gheschiet. Ende dwoort des Heeren tot Sobnam den prouoost des tempels.

margenoot+
A
margenoot+
Aba. ij.a.

margenoot+
Iohe. iij.d.

margenoot*
the. dgyen vol swacheyts.

margenoot*
th. beuede ic verscricte, dat ick verbaest was, ende theeft mi oock den lieuen auont tot verscrickinge gemaect.

margenoot+
B
margenoot+
Aba. ij.a.

margenoot+
apo. xiiij.b Iere. xv.a

margenoot*
th. O mijn dorssinghe een sone.

margenoot+
C

margenoot+
the. lants Tema.

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken