Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+SIet een Coninc sal inder rechtuaerdicheyt regeren, ende die princen sullen zijn voor int oordeel.

[pagina K4r]
[p. K4r]

2

Ende die man sal Ga naar margenoot* zijn ghelijck een die verborgen is voor den wint, ende die die hem verborcht voor den stormen des onweders) ghelijck die beken der wateren inden dorste, gelijc die schaduwe der swaerder steenroetsen die in dat landt sonder watere wt steect,

3

Ende die ooghen der sienders en sullen niet verduysteren, ende die ooren der hoorender, sullen naerstelijck aenmercken.

4

Ende dat herte der sotten sal die konste verstaen, ende die tonghe der Ga naar margenoot* stamelaers) sal haestelijck recht wt spreken.

5

Ga naar margenoot+Die onwijs is, en sal voortmeer gheen prince geheeten worden, ende die Ga naar margenoot* bedriechlike) en sal niet meer een Ga naar margenoot* ouerste) heeten.

6

Want die sot, sal soete dinghen spreken, ende zijn herte sal onrechtuaerdicheyt doen op dat hi geueynstheyt volbrenghen mach ende spreken bedriechlicheyt totten HEERE, ende op dat hi die zielen des hongherengens wtmerghele, ende dat hi die lauinghe den dorstighen ontrecke.

7

Ga naar margenoot* Des bedriechelikens) vaten zijn die alder quaetste, Want hi selue sal die ghedachten bi een voeghen, om te verderuen die sachtmoedige, met die redene der luegenen, als hi den armen sprac doordeel,

8

Maer waerlijc, die prince sal dencken dingen die eenen prince waerdich zijn, ende hi sal ouer die hertoghen staen.

9

Ghi rijcke vrouwen, staet op, ende hoordt mijn stemme Ga naar margenoot* betrouwende) dochteren luystert na mijn wtsprake.

10

Na den dach ende dat iaer suldy verstoort worden Ga naar margenoot* betrouwende) want dat wijnsniden is ontbroken, die vergaderende en sal voort meer niet comen.

11

Verwondert ghi rijcke vrouwen, wort verbaest, ghi Ga naar margenoot* betrouwende) ontcleet v, ende ghi sult beschaemt worden Schort op uwe lendenen op uwe borsten,

12

schreyt ouer dat begheerlijcke lantschappe, ouer den vruchtbaren wijnghaert.

13

Ouer die aerde mijns volcs zijn Ga naar margenoot* bramen) ende doornen gesteken, Hoe veel temeer ouer alle huysen der blijschappen der verhuegen der stadt.

14

Want dat huys is verlaten, die menichte der stadt, is verlaten Ga naar margenoot* duysternissen ende castijnghe zijn geworden ouer die speluncken inder eewicheyt,) blijschap der wilder Ezels zijn die weyden der kudden.

15

Tot dat den gheest ouer ons wt worde gestort vander hoochten, Ende die woestine sal wesen in Ga naar margenoot* Chermel,) ende Chermel sal tot warandtbossch gherekent worden.

16

Ende in de woestine, sal dat oordeel woonen Ende die rechtuaerdicheit sal in Chermel sitten [kolom]

17

Ga naar margenoot+☞ Ende dat werc der rechtuaerdicheyt sal vrede zijn, ende den dienst der rechtuaerdichey sal zijn, swighen, ende vriheit sal zijn inder eewicheyt.

18

Ende mijn volck sal in die schoonheyt des vreedts sitten, ende in die wooningen der betrouwenisse, ende in de rijcke ruste.

19

Ga naar margenoot* Maer den haghel inden nederganck des wouts, ende in die vernederinge sal die stadt vernedert zijn.)

20

Salich zijt ghi, die zaeyende zijt, aen alle wateren, daer latende den voet des Os ende Ezels.

§ Hi spreect teghen Sennacherib ende coemt weder totter laetster geuanckenissen, Vanden ghenen die den HERE sien sullen.

margenoot+
A

margenoot*
h. eenen yegeliken zijn ghelijc een toeultcht, voor den windt, ende eenen hoec voor den plasregen

margenoot*
theb. lurghender

margenoot+
B
margenoot*
the. vrecke
margenoot*
h. eerwaerdich

margenoot*
th. des vrecken

margenoot*
th. sorgheloose

margenoot*
th. sorgheloose

margenoot*
th. sorgheloose

margenoot*
th. distelen

margenoot*
th. die thorrens ende tbolwerck sullen eewige speluncken worden

margenoot*
h. bouvelt

margenoot+
D

margenoot*
th. Ist dat haghelt, so salt toch neffens dwout afgaen, ende de stadt sal wel ondere inden gront ligghen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken