Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die coninc Sedechias Iosias sone, regeerde voor Iechonias Ga naar margenoot* Ioachims) sone, den welcken Nabuchodonosor die coninc van Babilonien settede coninc te zijn in dat lant van Iuda,

2

Ende hi met sinen knechten, ende tvolck des lants, en waren den woorden des HEREN niet gehoorsaem, die hi sprac in Ieremie hant des propheten.

3

Ende die coninck Sedechias sandt Iochal Selemias sone, ende Sophoniam Maasias sone den priester, tot Ieremiam den propheet, seggende. Biddet voor ons den HERE onsen God.

4

Want Ieremias wandelde vrylijc, int midden vanden volcke, want si en hadden hem in gheender bewaringhen des kerckers gheleyt.

Dat heyr van Pharao quam wt Egipten, Ende die Caldeeusche, die Ierusalem belegen hadden, hoorende aldusdanigen bootscappen, trocken si wech van Ierusalem.

5

Ga naar margenoot+Ende des HEREN woort gesciede tot Ieremiam den propheet seggende.

6

Dit seyt die HERE God van Israel. Ghi sult den coninc van Iuda aldus seggen, die v tot mi gesonden heuet om te vragen, Siet dat heyr van Pharao dat wtgecomen is om v te helpen, sal weder keeren in zijn lant, in Egipten,

7

Ende die Caldeeusche sullen weder comen, stridende teghen dese stadt, ende winnense, ende metten viere verbranden.

8

Dit seyt dye HERE, En wilt uwe sielen niet bedriegen, segghende, Ghaende sullen die Caldeeusche wech trecken, ende van ons ghaen, Want si en sullen nyet wech ghaen,

9

Maer al versloechdi alle dat heyr der Caldeeusscher, die teghen v striden, Ende bliuen der eenighe van hen luyden ghewont, ouer

[pagina O2v]
[p. O2v]

gelaten, die sullen elc tot zijn tente opstaen, ende ontsteken dese stadt metten vier.

10

Doen nv der Caldeeuscer heyr wech getrocken was van Ierusalem, om des heyrs van Pharaos wille,

11

So ginc Ieremias wt Ierusalem, op dat hi in BenIamins lant gaen soude, ende die Ga naar margenoot* besittinghe aldaer deylen soude, voor dat aensichte der borgheren).

12

Ga naar margenoot+Doen hi nv aen BenIamins poorte quam, so was die wachter der poorten bi behoorten gestelt, die Iherias hiet, Selemias sone, die Hananias sone was, ende hi vinck Ieremiam den propheet ende seyde, Ghi vliet totten Caldeeuschen.

13

Ende Ieremias antwoorde, Dat is lueghen, ic en vliede totten Caldeeuscen niet Ende hi en hoorde hem niet, Maer Hiereas vinck Ieremiam, ende leyde hem totten princen.

14

Om dese dinghen werden die princen gram, teghen Ieremiam, Doen hi gheslagen was sonden si hem inden kercker, die in Ionathas des scriuers huis was. Want hi was gestelt een ouerste ouer den kercker.

15

Ende aldus ghinck Ieremias int huys der cuylen, ende inden kercker, Ende Ieremias sadt daer veel daghen.

16

Ende die Coninck Sedechias sandt ende haelde hem wt, ende hy vraechde hem al heymelijcke in zijn huys, ende seyde. Meyndy nyet datter eenighe redene is vanden HERE?

Ga naar margenoot+ Ende Ieremias seyde. Iaet, Ende hi seyde. Ghi sult geleuert worden in des conincs hant van Babilonien.

17

Ende Ieremias seyde ooc totten coninck Sedechiam. Wat hebbe ick v misdaen ende uwen knapen, ende uwen volcke, dat ghi mi ghesonden hebt, int huys vanden kerckere?

18

Waer zijn nv uwe propheten, die v propheteerden ende seyden?

Die coninck van Babilonien en sal op v niet comen, ende op dit lant?

19

Nv hierom bid ic v, hoort mi, Heere coninck, Laet mijn ghebet verhoort worden in uwen aenschouwen ende en seynt mi niet weder in Ionathas des scriuers huys, dat ic daer niet en sterue.

20

Hier om beual die coninc Sedechias, datmen Ieremiam leueren soude in dat portael vanden kercker, ende datmen hem alle daghe Ga naar margenoot* spijs des broots gaue, behaluen die toespijse) tot dat alle die brooden der stadt, verteert zijn souden. Ende Ieremias bleef in dat portael vanden kercker.

§ Hoe die princen begheerden dat Ieremias gedoot soude worden, ende wert inden drooghen slijcachtigen cuyl geworpen, Maer Abedmelech track hem daer wt, Ende hoe Ieremias inden voorhof des kerckers bleef, tot dat Ierusalem gewonnen wert.

margenoot+
A
margenoot*
h. Ioakims

margenoot+
B

margenoot*
th liggende goeden aldar voor allen volcke wt deylen.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot*
th. een koec broots, wt die backers strate gaue.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken