Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xlvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt is des HEREN woort dat tot Ieremiam den propheet geschiede tegen dye heydens

2

tot Egipten, tegens Pharaons Nethao des conincs van Egipten heyr, die neffens die riuiere Euphraten was in Charchamis, den welcken die coninc van Babilonien versloech in Ioachims Iosias sone des Conincs van Iuda .iiij. iaer.

3

Bereydt den bokelaer ende den scilt, ende coemt voort ten stride.

4

Bestelt die paerden, ende ghi reysegers sitter op, stelt v in die helmen, ende bruyneert die Ga naar margenoot* glauien) cleet v met pansieren.

5

Wat ist dan dat icse sach verzaget? ende haeren rugge keerende haer stercke gheslagen? Ende si vloden haestelijc, ende si en saghen niet om, Anxt van allen siden, seyt die HERE.

6

Die snelle en sal niet vlieden, ende die stercke en meyne niet dat hi behouden bliuen sal.

Ga naar margenoot+ Ten noorden neuen die riuiere van Ephraten werden si verwonnen, ende vielen daer.

7

Wie is dese, die als een riuiere opclimt, ende dies baren opheffen als een vloet?

8

Egipten sal opclimmen als een riuier, ende als vloeden sullen haer baren beroert worden, ende hy sal seggen. Ic sal opclimmen, ende dat lant ouerdecken, ende ic sal die stede verderuen, ende die ghene die daer in woonen.

9

Sidt op paerden, ende verblijt op die wagenen, ende die stercke van moorenlant, ende Libien comen voort, houdende den schilt ende die van Lidien gripende, ende scietende die gescutten,

10

Want dits des HEREN dach, gods der heyrscharen, den dach der wraken, dat hi wraec nemen sal aen sinen vianden. Tswaert sal verslinden, ende tsal droncken worden van haeren bloede. Want Ga naar margenoot* des HEREN der heyrscaren dootoffer, is) in dat lant van noorden, neuen die riuiere van Euphraten.

11

Climt op in Galaad, ende brengt rosinen ghi maget, ghy dochter van Egipten. Te vergheefs suldi vermenichfuldigen v die medecijn, Want ghi en moecht niet ghenesen.

12

Die heidens hebben v scande ghehoort, ende v huylen heeft dat lant veruult. Want deen stercke heeft gestooten tegen den stercken, ende si vielen beyde te gader. [kolom]

13

Dits dwoort dat die HERE sprac tot Ieremiam den propheet, van dien dat Nabuchodonosor die coninc van Babilonien toecomen soude, ende verslaen dat lant van Egipten.

14

Bootscappet Egipten, ende laetet hooren in Magdalo, ende tgeluyt in Ga naar margenoot* Memphis), ende in Taphnis, ende segt. Staet op, ende bereyt v, want dat swaert sal verslinden al dat ontrent v is.

15

Waerom Ga naar margenoot* is v stercke verrot? Hy en stont niet, want die HERE werp hem om)

16

hi menichfuldichde die gene die vielen, ende die man viel tot sinen naesten waert, ende si sullen seggen.

Staet op ende laet ons weder keeren tot onsen volcke, ende totten lande van onser geboorten vanden aensichte des swaerts Ga naar margenoot* der duyuen)

17

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot* Roept Pharaons des conincs van Egipten naem, die tijt heeft een gherucht toe gebracht.

18

Ic leue) seyt die coninc, die HERE der heyrscaren is sinen naem, want hi sal comen als Tabor onder die bergen, ende als Carmelus in dye zee.

19

Woonersse ghy dochter van Egipten, maect v vaten om ouer te varen, want Ga naar margenoot* Memphis) sal in verwoest zijn, ende sal verlaten worden, ende onbewoont.

20

Egipten is een schoon calf, Ga naar margenoot* ende wel ghedaen, die voort drijuer sal haer comen van noorden.

21

Haer huerknapen ooc die verkeerden int midden van haer, als vette calueren zijn si gekeert) ende si vloden te gader, ende si en mochten niet staen, want den dach haers dootslachs sal op hen comen, die tijt haerder versoeckinghe.

22

Sijn stemme sal luyden als dat geluyt van coper, want si sullen reysen met een heyr, ende si sullen hem comen met bijlen, als ofte si hout houwen souden,

23

Ga naar margenoot+Si hieuwen zijn bosscen af (seyt de HERE) diemen niet tellen en mach, Si zijn vermenichfuldicht bouen dye sprinchanen, ende haerder en is gheen getal.

24

Die dochter van Egipten is bescaemt, ende geleuert in des volcs van noorden hant,

25

Die HERE der heyrscaren God van Israel seyt. Siet ic sal Ga naar margenoot* versoecken op dat geruchte van Alexandrien, ende op Egipten, ende op haer goden ende op haer coningen, ende op Pharaon ende op) al die gene die in hem betrouwen,

26

ende ic salse geuen inder genen hant, die Ga naar margenoot* haer sielen soecken), ende in Nabuchodonosor, des conincs van Babilonien hant, ende in zijnder knechten hant, Ende hier nae salmender inwoonen, alsoot inden eersten dach dede, seyt die HERE.

27

Ga naar margenoot+Ende ghi mijn knecht Iacob en vreest niet, ende ghi Israel en ontsiet v nyet, Want siet, ick sal v helpen van verre, ende v zaet vanden lande zijnder gheuankenis, Ende Iacob sal weder keeren, ende rusten, ende voorspoedich zijn ende niemant en sal hem veruaren.

28

Ende ghi Iacob,

[pagina O6v]
[p. O6v]

mijn knecht, en wilt niet ontsien, seyt die HERE, want ic ben met v, want ic sal alle heydens te niete maken, totten welcken dat ic v wt geworpen heb. Maer v en sal ic niet te nyet maken, maer ic sal v castien Ga naar margenoot* int ordeel, ende ic en sal v niet sparen, als eenen onnoselen)

§ Gods woort tegen die Palestinen, ende van haerder verderffenisse, Ende van des Heeren wreede sweert.

margenoot+
A

margenoot*
th. rijswaerden

margenoot+
B

margenoot*
th. die heyrscapende Here der heyrscharen heeft een slachoffer

margenoot*
th. Niiph

margenoot*
the. zijn uwe stercke ghewelt, si en bleuen niet staende want die Heere werpse om

margenoot*
th. des woesters

margenoot+
C
margenoot*
th. Pharao die coninc van Egipten liet ene strijt wt roepen ende ginck ouer die mate so waer als ic leue.

margenoot*
th. Noph

margenoot*
th. gelijc een fijn beelt dat van noorden coemt, zijn dach loonders, dye daer in woonden zijn gelijc die gemeste calueren, noch hebben si hen gekeert

margenoot+
D

margenoot*
h. die kinderen van No Pharaonem tlant van egipten met sinen goden ende coningen Pharaonem ende besoecken.

margenoot*
the. hen na tleuen staen.

margenoot+
E

margenoot*
h. na trecht daer mede dat ic v niet leuendich en late

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken