Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAeromme heeft die HERE onse God zijn woort gheordineert, dat welcke hi ghesproken heeft tot ons, ende tot onsen rechteren, die oordeel gedaen hebben in Ierusalem ende tot onsen coninghen, ende tot onsen princen ende tot alle den volcke van Israel, ende van Iuda,

2

dat die HERE op ons groote quaden soude brenghen, dat alsulcke onder den hemel niet gheschiet en zijn, als in Ierusalem gheschieden, na die dinghen die ghescreuen zijn inder wet Moysi,

3

als dat een mensche zijnder sonen ende dochteren vleesch eten soude.

4

Ende die HERE heeftse onder dye hant alder coninghen ghegeuen, die rontsomme ons zijn tot lachter ende tot verachtinghe, onder alle volcken, onder die welcke dat ons die HERE verstroyt heeft.

5

Ga naar margenoot+Ende wi zijn tonder gegaen ende niet te bouen, want wi den HERE onsen Gode gesondicht hebben, niet willende zijn stemme hooren.

6

Den HERE onsen Gode si rechtuaerdicheit, maer ons ende onsen vaderen beschaemtheit des aensichts, alsoot op desen dach blijct.

7

Want die HEERE heeft alle dese quade dinghen op ons ghesproken die nv op ons gecomen zijn,

8

ende wi en hebben dat aensicht des HEEREN ons Gods niet ghebeden, op dat wi weder keeren souden, een yegelijc van sinen alderboosten wegen.

9

Ende die HERE heeft in die quaden ghewaect, ende op ons gebrocht, want die HERE is rechtuaerdich, in alle zijn wercken, die hi ons gheboden heeft,

10

ende wi en hebben zijn stemme niet ghehoort, dat wi in die gheboden des HEREN wandelen souden, die hi gegeuen heeft voor onse aensicht.

11

Ga naar margenoot+Ende nv HERE God van Israel, die v volc wtgeleyt hebt wten lande van Egipten, Ga naar margenoot+ met een stercke hant, met teekenen ende wonderen, ende met wonderlike dinghen ende met uwer groter macht, ende met uwen hoogen arme, ende ghi hebt v eenen naem gemaect, gelijc alst in desen daghe is.

12

Wi hebben gesondicht, qualick gheleeft, ende booselick gedaen HERE onse God, tegen al uwe rechtuaerdicheden.

13

Vwen toorn moet van ons afgekeert worden, want wy luttele, zijn achter ghelaten onder dye heydenen, daer ghy ons verstroeyt hebt.

14

Verhoort HEERE onse aenroepen, ende onse gebeden, ende leyt ons wt om uwen wille, ende geeft ons dat wi genade vinden, voor die oogen der ghenen dye ons wech gheleyt hebben,

15

Op dat alle aertrijck weten mach dat ghi dye HERE onse God zijt, dat uwen naem is op Israhel aengheroepen, ende op zijn gheslachte,

16

HEERE aensiet van uwen heylighen huyse, tot ons, ende buycht

[pagina P6r]
[p. P6r]

uwe oore ende verhoort ons, Ga naar margenoot+

17

Doet op uwe ooghen ende siet, Want die dooden dye inder hellen zijn, wiens gheesten van haren lichamen ghenomen zijn, en sullen den HEERE gheen eere ende rechtuaerdicheyt gheuen.

18

Ga naar margenoot+Maer die siele die droeuich is vander grootheyt des quades, ende crom ende cranck voortgaet, ende dye ooghen ghebrekende, Ende die hongherige siele geeft den HEERE eere ende rechtuaerdicheyt,

19

want wi en storten onse ghebeden niet na onser vaderen rechtuaerdicheit, ende begeeren barmherticheyt van uwen aensichte, HEERE onse God,

20

Maer want ghi uwen toorn ende gramscap op ons ghesonden hebt also ghi ghesproken hebt door die hant der propheten, uwer knechten, seggende,

21

Aldus seyt die HEERE, Buycht uwe scouderen ende uwen neck, ende dient den coninc van Babilonien, ende ghi sult int lant sitten, Ga naar margenoot+ dat ic uwen vaderen ghegeuen heb,

22

Ende ist dat ghi dit nyet en doet, noch en hoort die stemme des HEEREN ws gods, om den coninc van Babilonien te dienen, so sal ic v doen gebreken vanden steden van Iuda, ende buyten Ierusalem,

23

Ende ic sal van v afhalen die stemme des vrolicheyts, ende die stemme des blijscaps ende die stemme des bruydegoms, ende die stemme des bruyts, ende alle dat lant sal zijn sonder voetstap van die ghene de daer in woonen,

24

Ende si hebben v stemme niet gehoort, dat si den coninc van Babilonien dienden, ende ghi hebt vast gemaect dijn woorden die ghi gesproken hebt inden handen uwer knechten der propheten, dat die gebeenten onser coningen ende onser vaderen ouer gedragen souden worden van haren plaetsen,

25

Ga naar margenoot+Ende siet si zijn geworpen in die hitten der Sonnen, ende in coude des nachts, ende si zijn gestoruen in dye alder quaetste smerten met honger ende metten swaerde, ende met verseyndinge,

26

Ende ghi hebt geset den tempel, inden welcken uwen naem aengeroepen is, gelijc desen dach, om die boosheyt des huys van Israel, ende des huys van Iuda,

27

Ende ghi HERE onse god hebt gedaen in ons na alle uwe goetheyt ende na alle uwe grote barmherticheyt

28

so ghi gesproken hebt door dye hant dijns knechts Moysi, in dien dagen inden welcken ghi hem geboden hebt te scriuen uwe wet voor die kinderen van Israel,

29

seggende, Ist sake dat ghi niet en hoort mijn stemme, dese grote menichte sal verandert worden in een aldercleynste volck, Want ic salse verstroyen

30

want ic weet dat dit volc mi niet horen en sal Want dit volc is hertneckich, ende tsal bekeert worden tot zijnder herten, inden lande zijnder geuanghenisse,

31

Ga naar margenoot+Ende si sullen weten, dat ic ben die HEERE haer God. [kolom]

Ende ic sal hen een herte geuen, ende si sullent verstaen, ende ooren ende sullent horen,

32

Ende si sullen mi louen int lant haerder gheuanghenissen, ende si sullen ghedachtich zijn mijns naems,

33

Ende si sullen hen afkeeren van haren harden rugge, ende van haren boosheden, Want si sullen gedencken den wech haerder vaderen, die in mi gesondicht hebben,

34

Ende ic salse weder omme roepen int lant, dwelcke ic gesworen hebbe haren vaderen Abraham, Ysaac ende Iacob, ende si sullen daer heeren ouer zijn, Ende ic salse vermenichfuldighen, ende si en sullen nyet vermindert worden,

35

Ende ick sal hen setten een ander eewich testament, dat ic hen sal zijn tot een God, ende si sullen my zijn tot een volck, Ende ic en sal mijn volc dye kinderen van Israel niet meer beroeren vanden lande, dat ic hen gegeuen hebbe.

§ Hoe die siele ende den geest in druck wesende roept Ende van die geboden des leuens, ende van die wijsheyt Dat God die grote ruesen ende die luytenanten niet en heeft vercoren Ende dat God alle den wech der onderwijsingen geuonden heeft, Vanden gheborenen Christo.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C
margenoot+
Danie. ix.d

margenoot+
Deu. xxvi d Esa. lxiij.d

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken