Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEEREN woort ghesciede tot mi segghende,

2

Des menschen sone, ghi woont in die middewaert van een wederspannich Ga naar margenoot* huys) die oogen hebben, om te sien ende si en sien niet, Ga naar margenoot+ ende ooren om te hooren, ende si en hooren niet, want tis een wederspannich Ga naar margenoot* huys,)

3

Hierom ghi des menschen sone, maect v Ga naar margenoot* vaten der oueruoeringe) ende ghi sult bi dage voor Ga naar margenoot* hen) ouereysen, Maer ghi sult ouerreysen van uwer plaetsen, tot een ander plaetse in haeren aensien, oft zijt messcien aensien, dattet is een wederspannich Ga naar margenoot* huys)

4

Ende ghi sult uwe Ga naar margenoot* vaten) daer buyten dragen als vaten der oueruaert, des daechs, in haeren aensien.

Maer ghi sult des auonts voor hen wtgaen, also wt gaet een die wt reyst,

5

voor haeren oogen, Ga naar margenoot+ Doorgraeft v den wandt, ende in haeren aensie, suldy door den wandt wtgaen,

6

Ga naar margenoot* Ghi sult worden gedragen op scouderen, in die donckerheyt salmen v wtdragen) Ghi sult v aensicht ouerdecken ende ghi sult dat lant niet sien, want ic heb v ghegheuen den huyse van Israel tot een teeken van wondere,

7

Hierom heb ic gedaen also mi die HEER beuolen hadde, Ic bracht des des daechs mijn Ga naar margenoot* vaten voort als vaten des ouerreysers) ende des auonts doorgraefde ick mi metter hant den wandt, ende doent doncker was ginck ic wt, Ga naar margenoot+ ende Ga naar margenoot* in scouderen werde ick wt gedragen in haer aensien,)

8

Ende des morgens gesciede des HEEREN woort tot mi, seggende,

9

Des menschen sone, en seyden si tot v niet, thuys van Israel dat wederspannich Ga naar margenoot* huys) wat doedi?

10

Segt tot hen Dit seyt Ga naar margenoot* die HERE God) Desen last is opten leytsman, die in Ierusalem is, ende op al thuys van [kolom] Israel Ga naar margenoot* int midden van hen is),

11

Segt, ic ben v voor een teeken van wonder, Also ic gedaen heb, also sal Ga naar margenoot* dien) gescieden, Si sullen gaen in oueruoeringhe ende in gheuanghenisse Ga naar margenoot*

12

Ende den leytsman die int midden van hen is, salmen op die scouderen dragen, inder donckerheyt) sal hi wt gaen, Si sullen den wandt doorbooren, dat si hem wtleyden mogen Ga naar margenoot* Men sal) zijn aensicht ouerdecken, op dat hi tlant metten oogen niet sien en sal,

13

Ende ic sal mijn nette op hem wtspreyden, ende hi sal in mijn nette geuangen worden, Ende ick sal hem brengen in Babilonien, inder Caldeeuscher lant ende hi sal Babilonien niet sien, ende daer sal hi steruen,

14

ende al die omtrent hem zijn, ende zijn hulpe, ende zijn aenhangers sal ic verstroeyen in alle winden, ende ic sal dat swaert wter sceyden trecken na hen,

15

Ende si sullen weten dat ic die HERE ben, als icse verstroeyt sal hebben onder die heydens ende gezaeyt inden landen

16

Ga naar margenoot+Ende ick sal van hen lieden een luttel mannen laten vanden swaerde, ende vanden honger ende vander pestilencie, om dat si al haer sonden vertellen souden inden heydens, daer si toe gaen sullen, ende si sullen weten dat ick die HERE ben,

17

Ende des HEEREN woort ghesciede tot mi, seggende,

18

Des menschen sone, eedt v broot in verstoornissen, maer oock so drinct v water met haesten, ende in droefheden,

19

ende ghi sult seggen totten volcke vanden lande, Dit seyt die Ga naar margenoot* HERE God) totten genen die in Ierusalem woonen, ende int lant van Israel, Ga naar margenoot+ Si sullen haer broot in sorgen eten, ende haer water in droefheden drincken, Want dat lant sal verlaten ende verwoest worden van haerder menichten, om alder ghenen boosheyt, die daer inne woonen,

20

Ende die steden daermen nv in woont, sullen verwoest worden, ende dat lant, woest wesen, ende ghi sult weten, dat ick die HEERE ben.

21

Ende des HEREN woort ghesciede tot mi segghende,

22

des menschen sone, Wat ghemeyn seggen is dit, v luyden int lant van Israel seggende, In langen tijden sullen die daghen verlenghet worden, ende alle visioenen sullen te nyete gaen.

23

Ga naar margenoot+Hierom segt tot hen, Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God) Ick sal doen ophouden dese segsprake, noch men salse niet meer in Israel segghen, Ende spreect tot hen, dat die daghen ghenaect zijn, ende dat woort van allen visioenen,

24

Want voort meer en sal elck visioen niet ydel zijn, noch die prophetie niet twijfelachtich int midden vanden kinderen van Israel

25

Want ick die HEERE sal spreken, so wat

[pagina Q5r]
[p. Q5r]

woort dat ick spreken sal, dat sal gescieden, Ten sal niet meer verlengt worden, Maer in uwen dagen ghi wederspannich Ga naar margenoot* huys) sal ic spreken dat woort, ende ic sal dat doen, seyt die Ga naar margenoot* HERE God

26

Ende des HEREN woort ghesciede tot mi, seggende,

27

Des menschen sone Siet, dat huys van Israel, die seyt, Dat visioen, dat dese man siet Ga naar margenoot* op veel dagen, ende in langen tijden propheteert dese man,)

28

Daer om segt tot hen, Dit seyt God die HEERE Alle mijn reden en sal voort meer niet verlengt worden, Dat woort dat ic spreken sal, sal voldaen worden seyt die Ga naar margenoot* HERE God)

§ Dat woort gods teghen die valsche propheten, die dat volck gods versmaden.

margenoot+
A

margenoot*
the. ghesin
margenoot+
Esaie. vi.c int werck der .xxviij f
margenoot*
the. ghesin

margenoot*
th. wandelgereescap
margenoot*
th. haer ooghen.
margenoot*
the. ghesin

margenoot*
th. wandelgereescap

margenoot+
B

margenoot*
h. Voor haren oogen nemet op uwe scouderen, ende draghet daer buyten alst duyster is gheworden

margenoot*
th. ghereescap voort als oft ick wilde reysen
margenoot+
C
margenoot*
h. ic namt op die scouderen, ende droecht wt ende liet hen aensien.

margenoot*
the. ghesin

margenoot*
th. heerscapende here
margenoot*
th. dat onder malcanderen woont

margenoot*
the. v.
margenoot*
h. ghi moet geuangen wech trecken. Ende die ouerste die onder hen is sal zijn scouderen laden, ende alst doncker is.

margenoot*
the. hi sal.

margenoot+
D

margenoot*
h. heerscapende here
margenoot+
E

margenoot+
F
margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
th. ghesin
margenoot*
h. heerscapende here

margenoot*
th. beduyt hi op veel dagen, ende op enen tijt die noch verre van hier is

margenoot*
h. heerscapende here

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken