Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dac .xxxij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN dat .xij. iaer, in die .xij. maent, in Ga naar margenoot* eenen) dach vander maent, so geschiede dat woort des HEEREN tot mi, segghende,

2

Des menschen sone, neemt een gheween op Pharaonem den coninck van Egipten, ende ghi sult tot hem segghen, Ghi zijt ghelijck gheworden der heydenen leeuwen, Ende den Ga naar margenoot* drake die in die zee is) En ghi waeydet metten hoorne in uwe ryuieren, ende ghi verstoordet die wateren met uwen voeten, ende ghi vertraet haer ryuieren.

3

Hier om seyt dit die Ga naar margenoot* HERE God). Ick sal op v wtspreyden mijn nette door eenen grooten hoop volcs, ende ick sal v wt trecken in mijn nette,

4

ende ic sal v wech worpen op die aerde. Ic sal v Ga naar margenoot* wech worpen) op dat aensicht vanden ackere, ende ic sal op v doen woonen al die vogelen des hemels, ende ic sal van v verzaden die beesten van al den lande

5

Ga naar margenoot+Ende ic sal v vleesch geuen op die bergen, ende ic sal die hueuelen veruullen met uwen ettere.

6

Ende ic sal dat lant Ga naar margenoot* veruerscen op die bergen met den stanc van uwen bloede) ende die dalen sullen veruult worden van v.

7

Ende als ghi wt gedaen sult zijn, sal ic den hemel ouer decken, ende ick sal zijn sterren doen verdonckeren Ic sal die zonne met eender wolcken bedecken

[pagina R7r]
[p. R7r]

ende die Mane en sal haer licht niet geuen.

8

Ic sal alle die lichten des hemels doen op v trueren, ende ic sal donckerheden geuen op v lant, seyt die Ga naar margenoot* HERE God), Ga naar margenoot* als uwe gequetste sullen vallen int midden der aerden, spreect die HEERE)

9

Ende ic sal veel volcs herte Ga naar margenoot* verwecken tot gramschappen) als ic uwe verderffenisse gebracht sal hebben, in die heydenen, op die landen, die ghi niet en kent,

10

Ga naar margenoot+Ende ic sal veel volcs op v doen verwonderen, Ende haer coningen sullen met grooter vreesen op v ontsien, om alle die groote boosheden die ghi gedaen hebt, Als mijn swaert sal beginnen te vliegen op haer aensichten, ende yegelijc sal haestelijc verwonderen, elc om zijn ziele, inden dage ws vallens,

11

Want dit seit die Ga naar margenoot* HEERE God), Des conincs van Babilonien swaert sal v comen,

12

met starcker luyden swaerden sal ic uwe menichte neder doen vallen, Alle dese heydenen zijn onwinlijc, ende si sullen verwoesten die hoouaerdie van Egipten, ende haer menichte sal worden gescheyden.

13

Ende ic sal alle haer beesten vernielen, die op veel wateren waren, ende des menschen voet en sal voortmeer die wateren niet verstooren, noch die clauwen vanden paerden en sullen die wateren niet verstooren.

14

Dan sal ic haer wateren dalderclaerste maken, ende ic sal haer riuieren toebrengen als olie, seyt die Ga naar margenoot* HEERE God)

15

Als ic dat lant van Egipten woest sal hebben gegeuen Want dat lant sal verlaten worden van haerder volheyt, als ic sal hebben geslegen alle dinwoonders des lants, ende si sullen weten, dat ic die HEERE ben.

16

Ga naar margenoot* Hi is beweent) ende der heydenen dochteren sullen hem beweenen op Egipten ende op haer menichte sullen si hem beweenen, seyt die Ga naar margenoot* HEERE God.)

17

Ga naar margenoot+Ende tgeschiede in dat twaelfste iaer inden vijftienden dach vander maent, dat des HEREN woort gheschiede tot mi, segghende,

18

Des menschen sone singt eenen droeuen sanc op die menichte van Egipten, ende trectse neder haer, ende der vromer heydenen dochteren ten wtersten lande, metten ghenen die nedergaen in den put

19

Ga naar margenoot* Hoe dat ghi schoonder zijt?) Gaet nederwaert, ende slaept metten onbesnedenen.

20

In die middewaert vanden verslagenen sullen si metten swaerde vallen, Tswaert is gegeuen Ga naar margenoot* ende si hebben haer aengetrocken ende alle zijn volck.)

21

Die aldermachtichste vanden starcken mannen, sullense aenspreken vant midden der hellen, die met zijn hulpers nedergegaen zijn, ende metten onbesnedenen hebben geslapen, ende verslagen zijn metten swaerde.

22

Ga naar margenoot+Daer is Assur ende alle zijn menichte, ende rontsom hem zijn haer grauen, die alle zijn verslagen, ende die geuallen [kolom] zijn metten swaerde,

23

welcker grauen gegeuen zijn int laetste vanden putte, Ende zijn menichte is gedaen rontsom inden omganc zijns graefs, alle die verslagen zijn, ende geuallen metten swaerde, Die hier voorijts, haer vreese, hadden bracht in der leuender landt.

24

☞ Daer is Elam, ende alle zijn menichte rontsomme zijn graf.

Ga naar margenoot+ Alle dese zijn verslagen ende vallende metten swaerde, die onbesneden neder gegaen zijn Ga naar margenoot* totten wtersten lande) Die haer vreese leyden inder leuender lant, Ende droegen haeren lachter metten ghenen die nedergegaen waren inden putte.

25

Si hebben haer bedde geleyt in die middewaert vanden verslagenen in alle zijn volc, alomme hem is zijn graf, Alle dese zijn onbesneden ende verslagen metten swaerde, ☞ Want si gauen haer vreese inder leuender lant, ende droegen haeren lachter metten genen die nedergaen inden putte, Si zijn geset in de middewaert vanden verslagenen,

26

Daer is Ga naar margenoot* Mosoch) ende Tubal ende alle zijn menichte, alom hem zijn sine grauen, Alle dese zijn onbesneden ende verslagen ende vallende metten swaerde, Want si haer vreese brachten inder leuender lant,

27

Ende si en sullen niet slapen metten starcken, ende die vallen ende metten onbesnedenen, die nedergedaelt zijn ter hellen, met haeren wapenen, Ende si hebben haer swaerden onder haer hoofden geleyt, ende haer boosheden waren in haer beenen, Want si zijn der starker vreese geworden inder leuender lant.

28

Ga naar margenoot+Ende hierom suldy in die middewaert vanden onbesnedenen worden vertreden, ende ghi sult slapen metten ghenen die verslagen zijn metten swaerde.

29

Daer is Idumeen, ende haer coningen alle haer leytsmannen, die gegeuen zijn met haeren heyre metten verslagenen des swaerts, ende die metten onbesnedenen sliepen, ende met dien die inden put nedergegaen zijn.

30

Daer zijn alle die princen vant noorden, ende alle die Ga naar margenoot* iagers) die geleit zijn metten verslagenen Ga naar margenoot* hen ontsiende, ende beschaemt in haer starcheit, Die onbesnedene sliepen) metten verslagenen des swaerts, ende si droegen haer scande met dien die inden put nedergingen.

31

Pharao sachse, ende hi wert vertroostet van alle zijnder menichten, Die verslagen was metten swaerde Pharao ende alle zijn heyr seit die Ga naar margenoot* HERE God)

32

Want Ga naar margenoot* hi gaf zijn) vreese inder leuender lant, ende hi sliep in de middewaert vanden onbesnedenen, die metten swaerde verslagen zijn Pharao ende alle zijn menichte, seyt die Ga naar margenoot* HEERE God.)

§ Vanden wachtere die metter trompette blies, dat si bekeeren souden, ende dat een yegelijc gheoordeelt sal worden, int ghene daer hi in geuonden sal worden, Ende dat God des sondaers doot niet en begeert Ende van de ghene die dwoort tot een liedt ende ghiericheyt keerden.

margenoot+
A
margenoot*
h. den eersten

margenoot*
h. meerdrake

margenoot*
h. heerscappende here

margenoot*
th. laten ligghen,

margenoot+
B

margenoot*
h. daer ghi ingeswommen hebt, sal ic met uwen bloede veruerscen tot op die berghen,

margenoot*
h. heerscappende heere
margenoot*
ten is niet int hebree.

margenoot*
the. becommeren.

margenoot+
C

margenoot*
h. heerscappende HERE

margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot*
the. O hoe beclagelijc salt worden
margenoot*
h. heerscappende heere

margenoot+
D

margenoot*
th. hoe sidy nv so schoon

margenoot*
h. datmense nv daertoe voort trecken sal, dat lant ende die luyden.

margenoot+
E

margenoot+
F
margenoot*
the. onder die aerden

margenoot*
h. Mesech

margenoot+
G

margenoot*
th. Zidoniten Genesis .x
margenoot*
th. om datmen somtijts voor haer ghewelt vreesen moeste maer nv zijn si besehaemt ende liggen bi donbesnedene

margenoot*
h. heerscappende here

margenoot*
the. ic ghaf mijn
margenoot*
h. heerscappende here

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken