Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+WAnt siet, in dien daghen, ende in dier tijt als ic dye gheuanckenisse van Iuda ende van Ierusalem bekeeren sal,

2

so sal ic alle volcken verghaderen, ende ic salse in dat dal van Iosaphat leyden, ende ick sal daer met

[pagina V6r]
[p. V6r]

hen Ga naar margenoot* onderuragen) van minen volcke, ende van mijnder erffenisse Israel, die si onder de Ga naar margenoot* natien) verstroyet hebben. Ende hebben mijn lant gedeylt,

3

Ga naar margenoot+ende op mijn volc dat lot geworpen Ende dat kint hebben si Ga naar margenoot* int bordeel gheset) Ende dat ionge maechdeken hebben si vercocht om wijn, om dat si drincken souden.

4

Maer wat is mi ende v Ga naar margenoot* Tyrus) ende Sidon, ende alle palen der Palestinen, Ga naar margenoot* en suldi mi geen wrake betalen? Ende ist dat ghi tegen mi wreect, so sal ic v haestelic ende geringe tot betalinge weder geuen op v hooft, v verdienden loon,

5

Want mijn siluer ende mijn gout hebdi wech genomen, ende mijn iuweelen, ende alderscoonste cieragien, hebdi in uwe tempelen der afgoden gebracht.

6

Ende ghi hebt die kinderen van Iuda ende van Ierusalem, den sonen der Griecken vercocht, om dat ghise verre van haeren palen veruremden soudt.

7

Siet ic salse vander plaetsen verwecken, Ga naar margenoot+ daer ghise in vercocht hebt, Ende ic sal v vergeldinghe, wederom op uwe hooft keeren.

8

Ende ic sal uwe sonen ende uwe dochteren vercoopen inden handen der sonen van Iuda, Ende si sullense den Sabeen vercoopen, een volc dat verre gheseten is, Want die HERE heuet geseyt.

9

Roept dit inden heidenen, Maect den strijt heylich, verwect die stercke. Alle strijtbaer mannen moeten opclimmen ende aencomen,

10

Versmeet uwe ploechyseren tot swaerden, ende uwe spaden tot spiessen.

Die crancke segge Ic ben sterc,

11

Alle volcken coemt voort, ende vergadert v al omme daer sal die HERE uwe stercke doen steruen.

12

Die heydenen sullen te samen opstaen ende climmen in dat dal van Iosaphat, want daer sal ic sitten, om te oordeelen alle heydenen al omme.

13

Slaet uwe sekelen aen, want die oost is rijp geworden. Coemt ende daelt neder, want die wijnpersse is vol. Die wijnperssen loopen ouer, want haer boosheden zijn vermenichfuldicht

14

Ga naar margenoot* Volc volc, inden dale der ontweehouwinghe) Want den dach des HEREN, int dal Ga naar margenoot* ontweehouwinge) is na bi.

15

Sonne ende mane zijn verdonckert, Ga naar margenoot+ ende die sterren hebben haeren schijn wederom tot hen getogen.

16

Ende die HERE sal van Sion briesschen, Ga naar margenoot+ ende van Ierusalem sal hi zijn stemme geuen. Ende hemel ende aerde sullen beroert worden, ende die HEERE is dye hope zijns volcx, ende die stercheit der kinderen van Israel,

17

Ende ghi sult weten dat ic die HERE v god ben woonende op Sion, op minen heiligen berch Ende Ierusalem sal heylich zijn, ende dye vremde en sullen voortmeer daer niet door gaen.

18

Ende het sal in dien dage zijn, dat die bergen Ga naar margenoot* soeticheit) sullen druypen, ende die hue-[kolom]uelen sullen melck vloeyen. Ende die wateren sullen door alle riuieren van Iuda gaen Ende een fonteyne, sal vanden huyse des HEREN wtgaen. Ende sal Ga naar margenoot* die riuiere der doornen nat maken)

19

Egipten sal verlaten zijn. Ende Idumeen tot een verlaten woestine. Om dat si den kinderen van Iuda quaet ghedaen hebben, ende in haeren lande onnoosel bloet ghestort hebben.

20

Ende Iuda sal inder eewicheyt bewoont worden, ende Ierusalem van gheslachten tot gheslachten

21

Ende ic sal haer bloet suyueren, die welcke ic niet ghereynicht en hadde. Ende die HERE sal woonen in Sion.

§ Hier eyndet die Propheet Ioël.

margenoot+
A

margenoot*
th. dat recht handelen
margenoot*
th. heydenen

margenoot+
B
margenoot*
th. voor spise versedt

margenoot*
th. zor
margenoot*
th. wildi van uwentwegen betalinge doen Ist dat ghi van minentwegen weder geuinge doet

margenoot+
C

margenoot*
th. int gesette dal sal vele volcs zijn
margenoot*
th. ghesette dal

margenoot+
Esa. xiij.f Iere. xxv.f Amos. i.a

margenoot+
D

margenoot*
th. most
margenoot*
the. dat dal Sitim wateren


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken