Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

§ Des Propheets Abbacus ghebet voor die onwetentheden.

2

Ga naar margenoot+HEERE ick heb ghehoort v gheruchte ende ick heb gheureest. HERE maect v werck int midden der iaeren leuendich, Ende maect dat kondt int midden der iaren, Wanneer ghi toornich zijt, so ghedenct der barmherticheyt.

3

God sal comen Ga naar margenoot* vant zuyden), ende die heylighe vanden berch Pharan Ga naar margenoot*).

Sijn heerlicheyt heeft die hemelen bedect, ende die aerde is vol zijns loefs.

4

Sijn scijnsel sal zijn als dat licht, hoornen in zijn handen, Daer is zijn stercheyt verborghen.

5

Ga naar margenoot+Die doot sal gaen voor zijn aensicht. Ga naar margenoot* Die duyuel) sal wtgaen voor zijn voeten

6

Hi heeft gestaen, ende die aerde heeft hi ghemeten, Hi heeft aengesien, ende Ga naar margenoot* ontboden) die volcken, Ga naar margenoot* Ende die berghen der werelt zijn tsamen ghebroken, Die hueuelen der werelt zijn ghecromt, vanden weghen zijnder eewicheyt)

7

Om die sonde heb ick ghesien die tenten Ga naar margenoot* van Moorenlant), die vellen des lants Madian sullen verstoort worden.

8

Sijt ghi HERE verthoorent ouer die wateren? oft is v gramschap, op die ryuieren, oft is v gramschap in die zee? Ghi die rijdt op uwe paerden, ende v waghenen zijn behoudinghe.

9

Verweckende sult ghi verwecken uwen boghe, naer die eeden die ghi ghesworen hebt den gheslachten Ga naar margenoot*) Ga naar margenoot+ Ghi splijtet, dat aertrijck dattet vloet ghaf,

10

Die berghen hebben v ghesien, ende zijn droeuich gheweest, Die stroom der wateren is ouerghegaen, Die afgront heeft ghegeuen zijn stemme, die hoochte heeft op gheheuen zijn handen.

11

Die Sonne ende Mane hebben ghestaen in haer wooninghe, si Ga naar margenoot* sullen ghaen) int licht uwer ghescutten, inden schijn uwer blinckender speren.

12

Ghi Ga naar margenoot* sult treden) die aerde met een ghegrim, ende ghi Ga naar margenoot* sult veruaren) die volcken in uwer toornicheyt.

13

Ga naar margenoot+Ghi zijt wtgheghaen tot salicheyt ws volcs, Ga naar margenoot* tot salicheyt met uwen ghesalfden) Ghi hebt gheslaghen dat hooft van des ongodlijcken huyse, ghi hebt bloot ghemaect zijn fundamenten tot den halse Ga naar margenoot*)

14

Ghi Ga naar margenoot* hebt [kolom] vermaledijt zijn) sceptren, vanden hoofde van sinen strijders, die comen zijn als eenen wint, om mi te verstroyen, Haer verblijdinghe is, als des ghenen die verslint den armen int heymelick.

15

Ghi hebt ghemaect uwen paerden eenen wech in die zee, int slijck veelre wateren.

16

Ick hebt ghehoort, ende minen buyck is verstoort, ende mijn lippen hebben ghebeeft vander stemmen, Etter Ga naar margenoot* moet in mijn ghebeente ingaen, ende onder mi opspringhen, Dat ick mach rusten inden dach des drucs, ende op climmen tot ons op ghescorte volck).

17

Want die vijchboom en sal niet bloeyen, ende gheen vrucht en sal zijn aenden wijngaerden, Die arbeyt aenden olijfboom sal lieghen, ende die ackeren sullen gheen spijse brenghen. Dat cleyn vee sal worden afghesneden vander scaeps koeye, ende gheen groot beeste der koeyen, Ga naar margenoot+ en sal zijn aender cribben.

18

Maer ick sal verblijden inden HEERE, ende ick sal vrolijck zijn inden God minen salichmaker,

19

Ga naar margenoot* God die HERE) is mijn stercheyt, ende hi sal setten mijn voeten als der hinden, Ende die verwinder, sal mi leyden Ga naar margenoot* op mijn hoochten, singhende in psalmen).

§ Hier eynt die Propheet Abacuc.

margenoot+
A

margenoot*
the. van Theman
margenoot*
th. Sela.

margenoot+
B
margenoot*
th. Ende een strael.

margenoot*
h. verstroeyt
margenoot*
th. dat deewighe berghen gebroken werden ende dat die hueuelen inder werelt bucken moesten, daer mede bewiset hi dat die ghanghen der werelt sine zijn.

margenoot*
h. Chusan

margenoot*
the. Sela.
margenoot+
C

margenoot*
the. zijn. ghegaen

margenoot*
th. hebt getreden.
margenoot*
the. hebt veruaert

margenoot+
D
margenoot*
the. te helpen uwen ghesalfden.
margenoot*
the. Sela.

margenoot*
th. vermaledijt sine

margenoot*
the. quam in mijn ghebeente, ende ic beefde in mi seluen dat ic den dach des drucss verwachten soude ende tot eenen volcke op trecken dat tegen ons krijgen sal

margenoot+
E

margenoot*
th. die heerschapende heere.
margenoot*
the. op die hoochten, dat ick op mijn snarenspel triumphere.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken