Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer na een weynich tijts, Lysias des conincs procuruer ende maech, ende dye ouer die saken was ghestelt, swaerlijck nemende dese dinghen die geschiet waren,

2

vergadert hebbende, tachtentich duysent mannen, ende alle zijn rosuolc, quam teghen dye Ioden meynende die stat inne te nemen, ende den heydenen een wooninge daer af te maken,

3

ende den tempel tot neringe van ghelde, ghelijc ander tempelen der heydenen te hebben, ende dat priesterscap alle iaer te vercoopen,

4

nieuwers gods macht bekennende, maer ongetemt van moede betroude hi in die menichte der voetknechten, ende inden duysenden des rosuolcs, ende in tachtentich elephanten,

5

Maer ingegaen zijnde in dat Ioetsche landt, ende ghenakende Betsure, die een enge plaetse was, van Hierusalem gelegen vijf stadien, doen beuocht hi dese besette ende bolwercte stadt.

6

Ga naar margenoot+Ende doen Machabeus ende die met hem waren, vernamen, dat hi die starcke besette plaetse beuocht, soo baden si den HEERE, met weeninghe ende tranen, ende alle dye schare te ghader, dat hy eenen ghoeden Enghel

[pagina BB3r]
[p. BB3r]

seynden wilde totter salicheyt van Israel,

7

Ende Machabeus selue nam eerste dye wapenen, ende die andere vermaende hi, dat si te gader met hem dat pericule aen souden gaen, ende haren broeders te hulpe comen,

8

Ende als si alle te gader met ghereeden moede nae Hierusalem trocken, so openbaerde hem een reysenaer die voor hen reedt in een blinckende cleedt, met gulden wapenen, schuddende zijn glauie,

9

Doen ghebenediden si alle te samen den ontfermhertigen HERE, ende werden verstout inden moede, bereet niet alleen die menschen, maer ooc die alder felste beesten ende yseren mueren, door te loopen.

10

Ga naar margenoot+Aldus ghingen si ghereet ende willich, hebbende vanden hemel eenen hulper, ende den HERE ouer hen ontfermende,

11

Ende vielen met eenen storm gelijc leeuwen op die vianden, ende werpender daer wt ter neder, elf duysent voetknechten, ende duysent ses hondert rosuolcs,

12

maer si maectense al vluchtich, ende vele onder hen gewont, ontquamen bloot. Ende ooc Lisias selue vuylijck vliende, ontquam hy,

13

Ende want hi niet ongeuoelijc en was, by hem seluen ouerleggende, dat aen hem een verminderinge geschiet was, ende verstaende dat die Ioden op den almachtigen God hulpe stockende, onuerwinlijck waren, sandt tot hen,

14

ende beloefde dat hy soude consenteren allen dat rechtuaerdich wesen soude, ende den Coninc dringen haer vrient te worden.

15

Ga naar margenoot+Machabeus was te wille den ghebeden Lysie, in allen dat profijt soeckende, Ende also wat Machabeus Lysie vanden Ioden screef dat liet die Coninc toe,

16

Want den Ioden waren brieuen van Lysia gescreuen, na dese maniere inhoudende.

Lysias wenscht den volcke der Ioden, salicheyt,

17

Ioannes ende Abessalon, dye van v ghesonden waren, die ghescriften ouerleuerende, eyschten dat ick die dinghen die by hen te kennen ghegeuen werden, veruullen soude,

18

Hieromme so wat den coninc ouerghedraghen mocht worden, bediede ick, ende dat die sake toeliet, dat verleende ick,

19

Aldus ist dat ghi inden saken trouwe houdt, so sal ick voortmeer pijnen v luyden een sake der goeder dingen te zijn,

20

Maer vanden anderen hebbe ick door elck woort gheboden, desen ende die van mi ghesonden zijn, met v te spreken.

21

Vaert wel.

Inden hondersten ende acht ende veertichsten iare, den vier ende twintichsten dach der maent Dioscori.

22

Maer des conincs brief hielt dese dingen in, Die Coninc Antiochus wenscet [kolom] Lysie den broedere, Salicheit.

23

Nv onse vader onder den goden ouergeuoert is, wy willende dat die ghene die in onse rijck zijn, sonder oploop ende beroerten leuen, ende naersticheyt tot haeren saken doen,

24

alsoo hebben wi ghehoort, dat die Ioden minen vader niet en consenteerden, dat si ouer ghebracht souden worden totten Griecschen zeden, maer dat si haere wet wilden houden, ende daeromme eyschten si van ons hen dat toegelaten te worden, haere wetlicheden,

25

Ga naar margenoot+Dus wy willende dat dit volc ooc gerust si, so hebben wi instellende geoordeelt hen den tempel weder gegheuen te worden, op dat si doen moghen na haerder voor vaderen ghewoonte,

26

Hierom sult ghi wel doen, ist dat ghi tot hen seyndt, ende hen die rechter handt gheeft, op dat si onsen wille bekent hebbende, goets moets zijn moghen, ende haer selfs profijt soecken.

27

Maer totten Ioden was des conincs brief aldusdanich, Die Coninc Antiochus wenschet den raet der Ioden salicheyt,

28

Ist dat ghi wel vaert, so zijt ghi, alsoo wi willen, ende wi varen ooc wel,

29

Menelaus quam tot ons seggende, dat ghi af wildet ghaen totten uwen, dye bi ons zijn,

30

Ga naar margenoot+Hieromme so gheuen wi die rechter handen der sekerheit den ghenen die mede ghaen totten derthiensten dach der maent Sandici toe,

31

dat si Ioetsche spijse besighen, ende haer wetten, ghelijck oock te voren, ende niemant van haer en lijde in eenigher manieren moeylicheyt van desen dinghen, dye door onwetentheit geschiet zijn,

32

Ende wi hebben Menelaum oock ghesonden dye v aenspreke,

33

Vaert wel.

Inden hondersten ende acht ende veertichsten iare, den vijfthiensten dach der maent Sandici,

34

so sonden die Romeynen eenen brief aldus houdende, Quintus Mennius, ende Tytus Ga naar margenoot* Manilius) der Romeynen legaten, ontbieden den Ioetschen volcke salicheyt,

35

Van tghene dat Lysias des conincs neue v verleendt heeft, dat hebben wy oock verleendt,

36

Maer van tgene dat hi oordeelde den coninc ouer te gheuen, daer af sonder v naerstelijc te samen sprekende, seyndt ter stont yemanden, op dat wy ordineren, alsoot v becoemt, Want wi reysen tot Antiochien,

37

hieromme so haest v weder te scriuen, op dat wi ooc weten van wat wille ghi zijt,

38

Hebt v wel, Inden hondersten ende acht ende veertichsten iare, den vijfthiensten dach der maent Sandici.

§ Hoe tvolc van Ioppe met bedroch twee hondert Ioden doode, dwelc Iudas wreecte, ende hoe dat dye mannen van Arabien verwonnen werden.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot*
tg. Manlius


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken