Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .x. Capittel.

1

Ga naar margenoot++ ENde geroepen hebbende, zijn .xij. discipulen, heeft hi haer ghegeuen macht ouer die onreyn gheesten, Ga naar margenoot+ dat zijse souden wtworpen ende souden gesont maken alle quellingen ende alle crancheden. *

2

Der .xij. Apostelen namen, zijn dese. Die eerste Symon dye genaemt wort Petrus, ende Andreas zijn broeder.

3

Philippus ende Bartholomeus, Iacobus zebedei soon, ende Ioannes zijn broeder: Thomas ende Mattheus den publicaen: Iacobus alphei, ende Thadeus,

4

Symon Cananeus, ende Iudas scarioth, die welcke hem gheleuert heuet.

5

+ Dese .xij. heeft Iesus gesonden, Ga naar margenoot+ beuelende haer ende seggende. In dye wech der heydenen en wilt niet gaen, ende in die steden vanden Samaritanen en wilt niet ingaen,

6

mer gaet lieuer tot die verloren scaepkens des huys van Israel.

7

Gaende preect, seggende. Dat het rijc der hemelen sal naken.

8

Maect ghesont dye crancken, verwect die doden: die malaetsche reynicht, worpt wt die duuelen, om niet hebt ghijt ontfanghen, geeftet om niet. *

9

En wilt niet besitten gout oft siluer, noch ghelt in v budelen,

10

noch mael inden wech, noch twee rocken, noch schoen, noch een roede, Want een arbeyder is zijn spijse waerdich.

11

Ga naar margenoot+In wat stadt oft casteel ghi zijt ingegaen vraghet wie daer in waerdich is, Ga naar margenoot+ ende blijft daer, tot dat ghi wt gaet.

12

Gaende int huys, groet dat seggende. Vrede desen huyse.

13

Ende ist dat huys waerdich so sal v vrede op hem comen. Ende ist des niet waerdich, so sal v vrede weder tot v keeren.

14

Ende al die ghene die v nyet ontfanct, noch en hoort v woorden, wtgaende wt dat

[pagina B5v]
[p. B5v]

huys ofte stede afschut die vuylnis van uwen voeten.

15

Voorwaer seg ick v, verdrageliker salt wesen dat lant der Sodomiten ende der Gomorren in den dach des oordeels, dan dese stadt.

16

Ga naar margenoot+Siet ic sende v gelijc scapen int midden der woluen, daer om so weest wijs gelijc serpenten, Ga naar margenoot+ ende simpel gelijc duuen

17

Wacht v van die menschen, want si sullen v leueren in die vergaderingen, ende in haer synagogen sullen si v geesselen,

18

ende voor rechteren ende voor Coningen sult ghy geleyt worden om mi, haer ende die heydenen tot een ghetuychnis.

19

Ende als si v sullen leueren, en wilt nyet dencken, hoe oft wat ghi spreken sult, Want in dye vre sal v gegeuen worden dat ghi spreken sult.

20

Want ghy en zijt niet dye daer spreken, maer den geest ws vaders is, die welcke in v spreekt.

21

Die een broeder sal den anderen leueren in die doot, ende die vader den soen, ende die kinderen sullen opstaen tegen haer ouders, ende si sullense doden,

22

ende ghi sult gehaet worden van alle menschen om mijnen naem. Die volherdich blijft totten eynde, sal salich wesen.

23

Ende als si v veruolgen sullen in dese stadt vliet in dander. Voorwaer seg ick v, ghy en sult niet voleynden de steden van Israel, tot dat comt die sone des menschen

24

Die discipel en is niet bouen den meester, noch dye knecht bouen zijnen heere.

25

Het is dye discipel ghenoch dat hy is als zijn meester, ende dat die knecht si ghelijc sinen heere. Ist dat si den vader des huysgesins hebben geheeten Beelsebub, hoe veel te meer zijn huysgesin?

26

Daer om en vreest haer niet.

+ Want daer en is nyet bedect dat niet ondect en sal worden, ende niet heymelicx, dat niet en sal werden geweten. Ga naar margenoot+

27

Dat ic v segghe in die duysternis, segt dat int licht Ende dat ghi int oore hoort, dat preect op dye daken.

28

Ende en wilt niet vreesen den ghenen die dat lichaem dooden, die siel en moghen si toch niet dooden. Ga naar margenoot+ Maer vreest meer dye welcke mach siel ende lichaem verdoemen in die helle

29

Ende werden daer niet twe musscen om eenen penninck vercocht? Ende een van dien en sal niet vallen op der aerden, sonder uwen vader

30

Die haren van v hooft zijn ghetelt.

31

En wilt niet vreesen, ghi zijt beter dan veel musscen.

32

Daer om alle die mi beliden sal voor dye menschen, die sal ic beliden voor mijn vader, dye daer is inden hemel. Ga naar margenoot+ *

33

Ende wie my versaect voor den menschen, die sal ic ooc versaken voor mijn vader, die daer inden hemel is.

34

En wilt niet meynen, dat ic ben ghecomen [kolom] vrede in die aerde te senden. Ick en ben nyet comen senden vrede, mer een swaert.

35

Want ic ben comen scheyden den mensche tegen zijn vader, ende de dochter tegen haer moeder, ende de huysvrouwe des soons tegen des soons moeder,

36

ende die vianden des menschen sullen wesen die, die zijn huysgesin zijn

37

Die vader ofte moeder lieuer heeft dan mi die en is mi niet waerdich. Ga naar margenoot+ Die lief heuet sone ofte dochter bouen mi, die en is mi niet waerdich,

38

ende die niet en nemet zijn cruys ende volcht my, die en is my niet waerdich.

39

Die zijn siel vindt die salse verliesen, ende die verliesen sal zijn siel om minen wil, die salse vinden.

40

Wie v ontfanct, ontfanct my, Ga naar margenoot+ ende die mi ontfanct, ontfanct den ghenen die mi gesonden heeft.

41

Dye een propheet ontfanct in dien naem van eenen propheet, die sal een loon des propheets ontfanghen. Ende die een rechtuerdich ontfanct in dien naem des rechtuerdighens, die sal dat loon des rechtuerdigens ontfangen.

42

Ende so wie te drincken sal geuen een vanden alderminsten van desen een croes cout waters alleen inden naem des discipels Voorwaer segghe ick v, hy en lal zijn loon nyet verliesen.

margenoot+
A
margenoot+
Mar. iij.b ende vi.a Luce. vi.c

margenoot+
Mar. vi.b.

margenoot+
B
margenoot+
Mar. vi.e Luc. x.b.

margenoot+
C
margenoot+
Luce. x.b. ende .xiij.b

margenoot+
Luce. xij.a.

margenoot+
D

margenoot+
Mar. 8.d Luce. ix.c ende .xij.b

margenoot+
Luc. xiiij.b

margenoot+
Mar. ix.e. Ioan. xiij.c. Luce. x.c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken