Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde ter stont smorgens hebben eenen raet gehouden dye opperste priesters, Ga naar margenoot+ met die ouders ende scriben, ende den heelen raet so hebben si Iesum ghebonden gheleyt, ende Pylato geleuert.

2

Ende Pylatus heeft hem geuraecht: Sijt ghy die coninck der Ioden? Ende antwoordende heeft hi geseyt. Ghi segget. Ga naar margenoot+

3

Ende die hoochste priesters besculdichden hem van veel dinghen.

4

Ende Pylatus heeft hem weder om geuraecht, seggende. En antwoort ghy nyet? siet in hoe veel dat si v beschuldigen.

5

Iesus en heeft daer na niet gheantwoort, also dat Pylatus verwonderde.

6

In die hoochtijt, pleech hi haer eenen geuangen quijt te laten, so wien dat si eyschten.

7

Ende daer wasser een, die genoemt worde Barrabas, de welcke metten oploop makers gheuangen had geweest, die inden oploop een dootslaech gedaen had.

8

Ende als die scare op gecomen was, heeft si begonnen te bidden, dat hi doen soude gelijckerwijs hi haer altoos ghedaen had.

9

Ende Pylatus heeft haer gheantwoort, seggende Wilt ghi dat ic v quijt laet den coninck der Ioden?

10

Want hi wist dat die opperste priesters hem wt haetticheyt gheleuert hadden.

11

Ende die hoochste priesters hebben die scare toe gestooct, dat hy haer Barrabam lieuer quijt laten soude.

12

Ga naar margenoot+Ende Pylatus weder om antwoordende, heeft haer geseyt.

[pagina E1r]
[p. E1r]

Wat wilt ghi dan dat ick doen sal den coninc der Ioden.

13

Ende si hebben wederom geroepen. Cruyst hem.

14

Ende Pilatus seyde haer. Wat heeft hi quaets gedaen? Ende si hebben noch meer geroepen, cruyst hem.

15

Ende Pilatus willende den schare ghenoech doen, heeft hem Barrabam quijt ghelaten, ende heeft Iesum ghegheesselt haer gheleuert, om ghecruyst te worden.

16

Die dienaers hebben hem binnen in die sael geleyt, ende riepen die geheel vergaderinghe te samen,

17

ende deden hem een purper aen, ende setten op hem een croone van doornen ghebreyt,

18

ende si hebben hem beghinnen te groeten. Weest ghegroet coninc der Ioden.

19

Ende si sloeghen zijn hooft met een riet, ende spogen in hem, ende haer knien buyghende aenbaden hem.

20

Ende als si hem bespot hadden so hebben si hem den purper wt ghetoghen ende zijn eyghen cleederen aen ghetoghen. Ga naar margenoot+ Ende si leyden hem wt om dat si hem cruycen souden.

21

Ende si hebben eenen Symon van Cyrenen, Alexander ende Rufus vader, die welcke wt den acker quam, gedwonghen dat hi zijn cruys dragen soude.

22

Ende si leyden hem in die plaets Golgotha, het welc bediet is, die plaets Caluarie

23

Ende si hebben hem te drincken ghegeuen wijn met myrre ghemenget, maer hi en namse niet.

24

Ende hem cruycende, hebben zijn cleederen ghedeelt, tlot op haer worpende, wie wat nemen soude.

25

Ende was drie vren. Ende si hebben hem gecruyst.

26

Ende dat opscrift van zijn saec, was daer op ghescreuen. Coninck der Ioden. Ga naar margenoot+

27

Ende si cruysten met hem twee moordenaers, een aen zijn rechter hant dye ander aen zijn slincker hant.

28

Ende dye schrift is veruult, die daer seyt. Ende hy is metten boosen gherekent.

29

Ende die daer voorbi ghinghen, bespotten hem, schuddende haer hoofden, ende segghende. Vah, die welcke den tempel af breect ende in drie daghen op timmert,

30

behout v seluen, climmende vanden cruyce.

31

Des gelijcs die opperste priesters spottende onder haer seyden metten Scriben. Dander heeft hi ghesont ghemaect, hem seluen en mach hi niet ghesont maken.

32

Christus die coninc van Israel, Laet hem nv vant cruys climmen, op dat wijt sien moghen, ende gheloouen. Ende dye met hem ghecruyst waren, spraken spitich teghen hem.

33

Ende alst ses vren was, Ga naar margenoot+ so zijnder donckerheden op ghestaen ouer dat gheheele aertrijck, totter neghender vren.

34

Ende ter [kolom] negender vren, heeft Iesus met luyder stemmen gheroepen, segghende. Eloy, Eloy, lama sabathani, dat is beduyt. Mijn God, mijn God, waer om hebt ghi mi ghelaten?

35

Ende sommighe van die daer by stonden, ghehoort hebbende seyden si. Siet hi roept Heliam.

36

Ende daer isser een toe gheloopen ende als hi een spongie met azijn geuult op een riet gheset hadde, heeft hy hem drincken ghegheuen, segghende. Hout, laet ons sien oft Helias comen sal, om hem af te doen.

37

Ga naar margenoot+Ende Iesus een groote stem gheuende heeft den gheest ghegheuen.

38

Ende tcleet des tempels is geschoort aen twee deelen, Ga naar margenoot+ vant opperste tottet nederste.

39

Ende als Centurio die recht teghen ouer hem stont ghesien hadde, dat hi also roepende, den geest ghegeuen hadde, so heeft hy gheseyt, voorwaer, dese mensce, was die sone Gods.

40

Daer waren ooc vrouwen van verre aen siende, onder welcke was Maria Magdalena, ende Maria Iacobs den minder, ende die moeder van Ioseph, ende Salome,

41

dye welcke doen hi in Galileen was, hem na gheuolcht, ende ghedient hadden, ende veel meer ander, die te samen met hem te Ierusalem gheclommen waren.

42

Ende als den auont nv ghecomen was (want het was Parasceue, de welcke voor den Saboth coemt)

43

so is ghecomen Ioseph van Aromathia een edel houelinck die selue oock dat rijck Gods verwachtende was, ende stoutelic is hi tot Pilatum ingegaen, ende heeft van hem begheert tlichaem Iesu.

44

Ende Pilatus verwonderde hem, oft hi gestoruen ware, ende als hi Centurio tot hem ontboden hadde, heeft hi hem geuraecht, oft hi ghestoruen ware,

45

Ende als hi dat geweten heeft van Centurio, so heeft hy tlichaem Ioseph gegeuen.

46

Ende Ioseph heeft een linden cleet gecocht, ende heeft hem af ghenomen zijnde, in dat linden cleet gewonden. Ende heeft hem int graf (dwelck wt een steen gehouden was) geleyt. Ende hy heeft den steen aen die dore des grafs gherolt. *

47

Maria Magdalena, ende Maria Iosephs die besaghen waer si hem leyden.

margenoot+
A
margenoot+
Mat. 27.a Luce. 22.g. Ioan. xviij e

margenoot+
Luce. 23.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
mat. xxvij. Esaie. liij. Luce. xxij.

margenoot+
mat. xxvij

margenoot+
D

margenoot+
mat. xxvij


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken