Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+* HEt is gheschiet, dat die schare hem zeer benaude, om te hooren twoort Gods, ende hi stont bi twater van Genezareth

2

ende sach twee schepen, Ga naar margenoot+ staende aenden cant vanden water. Die visschers waren daer wt gheclommen, ende spoelden haer netten.

3

Ende climmende in een schip, twelc Symon toebehoorde, heeft hem ghebeden, dat hijt een weynich vanden lande stieren woude ende sittende, heeft hi die scharen des volcs geleert wten schepe.

4

Ende na dat hi af liet te spreken, heeft hi ghesproken tot Symon, Stiert int diep, ende ontslaet v netten, om te vangen.

5

Ende Symon antwoordende, sprac tot hem, Ga naar margenoot+ Meester, wi alle die nacht arbeydende, en hebben niet gheuangen, Nochtans in v woort sal ic het net ontslaen.

6

Ende als si dat gedaen hadden, so hebben si geuangen een groote menichte van visschen, ende haer net schoorde.

7

Ende si hebben gewenct haeren medeghesellen, die daer waren int ander schip, dat si comen souden, ende helpen haer. Ende si zijn gecomen ende hebben veruult beyde die schepen, Alsoe dat si bi na soncken.

8

Dat welc siende Symon Petrus, is Iesum te voet geuallen, seggende, O Heere, gaet van mi, want ic ben een sondich mensche.

9

Want een verscrickinge had hem beuangen ende alle die met hem waren int vanghen der visschen, die si geuangen hadden,

10

desghelijcs ooc mede Iacobum, ende Ioannem Zebedeus kinderen, die daer waren gesellen [kolom] van Symon. Ga naar margenoot+ Ende Iesus sprac tot Symonem En vreest niet, van nv voort aen, sult ghi menschen vanghende zijn,

11

ende die schepen aent lant geuoert wesende, Ga naar margenoot+ ende si achter gelaten hebbende aller dinghen, zijn hem nageuolcht. *

12

Ende het geschiede doen hi was in eender stadt. Siet, daer was een man vol malaetsheyt, die welcke als hi Iesum gesien hadde, is geuallen plat neder, ende heeft hem gebeden seggende, Heer, in dien ghi wilt, muechdy mi suyueren,

13

Ende Iesus wtstekende zijn hant, heeft hem geraect, seggende, Ick wil, wert suyuer, Ga naar margenoot+ Ende die malaetsheit is ter stont gescheyden van hem,

14

Ende hi geboot hem, dat hijt niemant en soude segghen. Maer gaet, ende thoont v den priester ende offert voor v suyueringe, gelijckerwijs Moyses geboden heeft, haer in een getuyghenis.

15

Ga naar margenoot+Ende die woorden werden meer van hem verbreyt, ende veel scharen quamen tsamen dat si hem souden hooren, ende gesont worden van haeren siecten,

16

Ende hi weec in een heymelijcke plaets inder woestinen, ende badt.

17

+ Ende het is gebuert op eenen dach, dat hi sadt leerende, ende die Pharizeen, ende die leeraers des wets waren sittende, die welcke gecomen waren wt allen steden van Galileen,, ende Iudeen, ende Ierusalem. Ende die cracht des Heeren, was om haer ghesont te maken.

18

Ende siet, mannen dragende eenen mensche in een bedde, Ga naar margenoot+ die welcke was gichtich ende sochten hem in te brenghen, ende te legghen voor hem,

19

ende niet vindende, aen wat side si hem mochten in brengen, ouermits die schaer, zijn gheclommen op tdack, ende hebben hem nedergelaten door die Tichelen, met den bedde int midden voor Iesum.

20

Welcker gelooue alst Iesus gesien heeft, heeft gheseyt, Mensche, v sonden worden v vergeuen.

21

Ende die Scriben ende die Pharizeen begonden te dencken, seggende, Wie is dese die daer spreect blasphemie? Wie mach vergheuen die sonden, dan Godt alleen?

22

Ende doen Iesus bekent heeft haer ghedachten, antwoordende, heeft ghesproken tot haer, Wat denct ghi quaet in uwer herten?

23

Welck is lichter te segghen, de sonden worden v vergheuen, oft te seggen, staet op ende wandelt? Ga naar margenoot+

24

Maer op dat ghi moget weten, dat die sone des menschen heeft macht

[pagina E5v]
[p. E5v]

inder eerden die sonden te vergeuen, sprac hi totten gichtighen, Ic segge v, staet op, neemt v bedde, ende gaet in v huys.

25

Ga naar margenoot+Hi opstaende ter stont in tegenwoordicheit van haer, nam tbedde daer hi in gelegen hadde, ende is gegaen in zijn huys, God grootmakende.

26

Ende groot wonder heeftse allegader beuangen, ende loueden God, ende zijn veruult met vreese, seggende, Wi hebben gesien heden wonderlijcke dinghen. *

27

Ende na desen is hi wtgeghaen, ende heeft gesien eenen publicaen, ghenoemt Leui, sittende op den tol, ende seyde hem, Volcht mi na,

28

Ende die opstaende, ende achterlatende alle dinck, Ga naar margenoot+ is hem geuolcht.

29

Ende Leui heeft hem gedaen een groote waerscap in sinen huyse, ende daer was een groote schaer van publicanen, ende anderen die met hen tsamen aten.

30

Ende haer Pharizeen, ende Scriben murmureerden, tegens zijn discipulen, seggende, Waerom eet ende drincket ghi met publicanen ende sondaren?

31

Iesus antwoordende, seyde tot haer, Die gesont zijn en behoeuen den medecijn meester niet, maer die sieck zijn.

32

Ick en ben niet ghecomen, om te roepen die rechtueerdige, maer die sondaren tot penitencie.

33

Ende si spraken tot hem, Waerom so vasten dicwils die discipulen Ioannis, ende doen groote gebeden, des gelijcs ooc der Pharizeen, ende v discipulen eten, ende drincken?

34

Den welcken hi antwoorde, Moechdi die kinderen des bruydegoms doen vasten, so lange die bruydegom met haer is?

35

Maer die daghen sullen comen, dat so wanneer die bruydegom van haer gehaelt sal werden, Ga naar margenoot+ dan in dien daghen sullen si vasten.

36

Ende seyde een gelijckenisse tot haer.

Want niemant en lapt een out cleet met nieuwe laken, anders dat nieuwe schoort dat oude, Ende den lap vant nieuwe laken en dient niet totten ouden.

37

Ende niemant en ghiet nieuwe wijn in oude vaten, want sekerlic de nieuwe wijn soude doen bersten die oude vaten, ende hi sal worden wtgestort ende die vaten sullen vergaen.

38

Maer niewe wijn salmen ghieten in nieuwe vaten, ende beyde gader wordense behouden.

39

Ende niemant den ouden wijn drinckende, wilt ter stont nieuwen, want hi seyt die oude is beter.

margenoot+
A

margenoot+
mar. iiij.a mat. xiij.a

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
mat. iiij.c. marci. i.b.

margenoot+
mat. viij.c marci. i.d.

margenoot+
D

margenoot+
matt. ix.a. marci. i.a.

margenoot+
Ioan. v.b.

margenoot+
E

margenoot+
marc. ij.c.

margenoot+
F


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken