Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot++ DAer na wast feestdach der Ioden, ende Iesus is op geclommen te Hierusalem

2

Ende te Hierusalem is dye probatica piscina, dwelck int Hebreeusch genaemt wort Bethsaida, vijf portalen hebbende.

3

In dese lach een groote menichte van siecken, blinden, cruepelen, ende verdorreden, wachtende dye beroeringhe des waters.

4

Want dye enghel gods clam neder op sekere tijden in dye piscine, ende roerde dat water. Ende die eerst neder geclommen was, nae die beroeringe des waters, dye werde ghesont, van wat siecte hy gehouden wert.

5

Ende een mensch was daer welc, xxxviij. iaer hadde in zijn siecte.

6

Als Iesus desen sach liggen, ende bekent hadde dat hy langhe sieck geweest was, seyt hy hem. Wilt ghy gesont worden?

7

Die crancke heeft [kolom] hem geantwoort. Heer, ick en hebbe gheen mensch dye my neder brengt in dye piscijn, als dat water beroert wort, maer daer tusschen dat ick come, isser een ander voor my neder geclommen.

8

Ga naar margenoot+Iesus seyde hem. Staet op, neemt v bedde, ende wandelt. Ga naar margenoot+

9

Ende ter stont is die mensche gesont geworden, ende heeft zijn bedde genomen, ende wandelde. Ende twas Sabboth in dien dach,

10

daer omme seyden die ioden hem, die daer gesont gemaect was. Het is Sabboth: ten is v niet geoorloft tbedde te draghen.

11

Hy heeft haer gheantwoort. Dye ghene die my ghesont heeft ghemaect, heeft my gheseyt. Neemt v bedde, ende wandelt.

12

Daer omme hebben si hem geuraecht. Wie is die mensch die v geseit heeft, neemt v bedde, ende wandelt?

13

Ende dese die ghesont gewoorden was, en wist nyet wie dattet was, want Ihesus was aen deen side ghegaen, ouermidts datter veel volcks was in die plaets.

14

Ga naar margenoot+Daer na heeft Ihesus hem inden tempel geuonden, ende heeft hem geseyt. Siet, ghy zijt gesont worden, en sondicht hier nae nyet meer, op dat v niet argers en gheschie.

15

Dye mensche is wech gegaen, ende heeftet ghebootschapt die ioden, dattet Iesus was, die hem genesen hadde. *

16

Daer om veruolchden die ioden Iesum, ende sochten hem te dooden want hi dit ghedaen hadde opten Sabboth.

17

Ihesus heeft haer gheantwoort.

+ Mijn vader werct tot deser tijt toe, ende ic werc.

18

Daer om dan sochten hem die ioden meer te dooden, want hy niet alleen den Sabboth brack, mer geseyt hadde, dat zijn vader god is, hem seluen god gelijc makende.

19

Ga naar margenoot+Aldus heeft Iesus geantwoort, ende haer gheseyt. Voorwaer voorwaer seg ick v. Die soon mach van hem seluen niet doen, dan dat hy den vader siet doen, want wat dye doet, dat selfde doet oec die soon des gelijcs.

20

Want die vader heeft die soon lief, ende al dat hi doet dat vertoont hi hem: ende noch meerder wercken dan dese sal hy hem verthoonen, op dat ghi v moecht verwonderen.

21

Gelijck die vader dooden verwect ende leuendich maect, also maect oec die soon leuendich, die hi wil.

22

Want die vader en oordeelt nyemant, mer alle oordeel heeft hi gegeuen den soon

23

op dat si al den soon eeren: gelijc als si den vader eeren. Die den soon nyet en eert, dye en eert den vader nyet dye hem ghesonden heeft.

24

Voorwaer, voowaer seg ic v, die mijn woort hoort, ende geloeft hem die mi gesonden heeft, heeft dat

[pagina G5v]
[p. G5v]

eewighe leuen, ende en coemt int oordeel niet: maer hi sal gaen van die doot int leuen.

25

Ga naar margenoot+Voorwaer voorwaer seg ick v: dat die vre sal comen, ende is nv, dat die dooden horen sullen die stemme des soons gods, ende diese horen, sullen leuen.

26

Want gelijc die vader heeft tleuen in hem seluen, also heeft hy oeck gegeuen den soon te hebben leuen in hem seluen,

27

ende heeft hem gegeuen macht te oordelen, want hy dye soon des menschen is.

28

En wilt dat niet verwonderen, want die vre sal comen, in welcke al die in die grauen zijn, hooren sullen die stemme des soons gods,

29

ende si sullen voort comen die goet ghedaen hebben in die verrisenisse des leuens, maer die quaet hebben ghedaen, in dye verrijsenisse des oordeels. *

30

Ick en mach van mi seluen niet doen, ghelijck als ick hoor, so oordeel ick, ende mijn oordeel is rechtuaerdich, want ick en soec niet minen wil, maer dye wil des gheens die mi gesonden heeft.

31

Ist, dat ick getugenisse gheue van mi seluen, mijn getuychnisse is nyet waer

32

Een ander isser, dye ghetuychnisse van my gheeft, ende ic weet dat zijn getuychnis waer is, twelck hy getuycht van mi.

33

Ga naar margenoot+Ghi hebt gesonden tot Ioannem, ende dese heeft der waerachticheyt getuychnisse ghegeuen.

34

Ick en ontfange gheen getuychnisse van die mensche, maer dit segghe ick, op dat ghi salich moecht zijn.

35

Dese was een lanterne barnende, ende lichtende. Ghi en woudet nyet tot een tijt toe v verblijden in zijn licht,

36

maer ick heb getuychnisse dat meerder is, dan dat getuychnis van Ioannes. Want dye wercken die my die vader gegeuen heeft, om te volbrengen die wercken die ick doe, geuen getuychnisse van mi, dat die vader mi gesonden heeft

37

Ende die vader, die mi ghesonden heeft, heeft getuych van mi gegeuen. Ende ghy hebt zijn stemme noyt gehoort, noch ooc zijn gedaente gesien,

38

ende zijn woort en hebt ghi in v nyet bliuende. Want die hi gesonden heeft, dien en gelooft ghi niet.

39

Ondersuect die scriften, want ghi meent, dat ghi in desen hebt dat eewige leuen, ende die zijn, die daer getuygen van mi.

40

Nochtans en wilt ghi niet comen tot mi, op dat ghy dat leuen muecht hebben.

41

Ga naar margenoot+Ic en ontfange gheen glorie vanden menschen,

42

mer ick heb v gekent dat ghi die liefde gods niet en hebt in v.

43

Ic ben gecomen inden naem mijns vaders, ende ghi en hebt mi niet ontfangen. Ist dat een ander comen sal in zijn eygen naem, die sult ghi ontfangen.

44

Hoe muecht ghi geloouen, die welcke [kolom] glorie van malcander ontfanct, ende dye glorie die van god alleen is, die en suect ghi niet?

45

En wilt niet meynen, dat ic v beschuldigen sal biden vader. Moses ist, die v besculdicht in welcken ghi hoept,

46

want waert dat ghi Mosi geloofde, ghi soudt oeck by auontuer my geloouen, want van mi heeft hi gescreuen.

47

Ist dat ghi zijn scriften nyet en gelooft, hoe sult ghi mijn woorden geloouen?

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
Luce. v.b Mar. ij.b.

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
E

margenoot+
F

margenoot+
G


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken