Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAer na, nae veerthien iaren, ben ick wederom tot Ierusalem gelommen te samen met Barnaba, Tytum mede nemende.

2

Ick ben opgeclommen na die openbaringhe, ende ick hebbe dat Euangelie met haer ouergheleyt, dat welcke ick onder die heydenen predicke, maer bisondere met den ghenen, dye wat schenen te we-

[pagina L2r]
[p. L2r]

sen, op dat ic bi auontuer niet te vergeefs en liep, oft gheloopen en soude hebben.

3

Maer noch Tytus, dye met mi was, een heyden wesende, ende is nyet ghedwonghen besneden te worden,

4

maer om die valsche broeders, welcke by gheual in gheghaen waren, om te ondersoecken onse vryhheyt, welcke wi hebben in Christo Iesu, op dat si ons tot eygenschap souden brengen,

5

den welcken wi niet tot een vre gheweken en hebben, in onderdanicheyt, op dat die waerheyt des Euangelijs bliuen soude bi v.

6

Ga naar margenoot+Maer van die ghene, die wat schenen te wesen, hoedanich dat si wel eer geweest hebben, dat en roert mi niet. God en ontfanct den persoon des menschen niet. Ga naar margenoot+ Want die daer schenen gheacht te wesen, en hebben mi nyet gegeuen.

7

Maer contrarie, als si ghesien hadden, dattet Euangelie des onbesnidenis my toe betrout was, Ga naar margenoot+ ghelijckerwijs Petro toebetrout was Teuangelie des besnidenis

8

(Want die in Petro gewrocht heeft totten Apostelschap des besnidenis, heeft oock in mi gewrocht bi die heidenen)

9

ende als si bekent hebben, die gracie die mi gegeuen was. Iacobus ende Cephas ende Ioannes welcke die pylaren schenen te wesen, hebben mi ende Barnabe gegeuen, die rechte handen, tot een teeken des mede geselschaps, op dat wi onder die heydenen si in die besnidenis prediken souden,

10

alleen (vermanende) dat wy der armer ghedachtich zijn souden, waer in dat ick oock naerstich geweest hebbe, om dat selfde te doen.

11

Ende als Petrus tot Antiochiam gecomen was, hebbe ick hem weder gestaen int aensicht, want hi berispelick was.

12

Ga naar margenoot+Want eer atter sommige van Iacobo gecomen waren, adt hi metten heyden, maer als si gecomen waren, so ontooch hi hem, ende verscheyde hem seluen voor haer, vreesende den ghenen, die wten besnidenis waren,

13

ende die ander Ioden beueynsden oock met hem, Also dat Barnabas oock tot haer beueynstheit gebrocht worde.

14

Maer als ick sach dat si niet recht wt en gingen, na die waerheyt des Euangelijs, heb ick Cephe gheseyt, voor haer allen, ist dat ghi een Iode wesende, na die heyden leeft, ende niet na die Ioden, waerom dwinct ghi dan die heydens te leuen na die Ioetsche wet?

15

Ga naar margenoot+Wi die Ioden zijn wter natueren, ende niet wten heydenen zijn sondaren,

16

want wi weten, dat die mensche niet rechtueerdich en wort wten wercken des wets, dan door tgelooue Iesu Christi. [kolom] Ende wi gheloouen in Iesum Christum, op dat wi gherechtueerdicht souden worden wten gelooue Christi, ende niet wt die wercken des wets.

Daeromme, dat wt die wercken des wets alle vleesch niet gherechtueerdicht en sal worden.

17

Ende ist, als wi soecken door Christum gerechtueerdicht te worden, sondaren beuonden worden, is daerom Christus een dienaer des sonde? Dat en moet niet zijn,

18

Want ist saecke, dat ick wederomme timmere, tghene dat ick af ghebroken heb, so maeck ick mi seluen een ouertreder,

19

want ick de wet ghestoruen ben, door die wet, op dat ick Gode leuen soude, so ben ick tsamen met Christo ghecruist geweest.

20

Ende nochtans leue ick, nyet nv ick, maer Christus leeft in mi, ende tleuen dat ic nv leef, inden vleesch, leue ick door tgelooue des soons Gods, welcke mi lief ghehadt heeft, ende hem seluen ouer gheleuert heeft voor mi.

21

Ic en verworp die gracie Gods niet, want is die rechtueerdicheyt door die wet, so is dan Christus te vergheefs ghestoruen.

margenoot+
A

margenoot+
B
margenoot+
Roma. ij.b

margenoot+
Ephe. vi.b Collo. iij.d Actuum. x.f. iacobi. ij.b.

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken